ECLI:NL:RBMNE:2022:4994
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.A.T. Werner
- P.C. Quak
- M.E. Dekker
- Rechtspraak.nl
Ontnemingsvordering en niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2022 uitspraak gedaan over een ontnemingsvordering van het openbaar ministerie. De vordering was gericht op het opleggen van een betalingsverplichting aan de verdachte, die volgens het OM een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 45.399,59 had behaald. Tijdens de zitting op 9 november 2022 heeft de officier van justitie, mr. E. Wiersma, de vordering toegelicht en verzocht om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op het genoemde bedrag, met een verzoek om matiging tot € 40.000 vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.H.H. Meulemeesters, heeft echter verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering, gezien de niet-ontvankelijkheid van het OM in de strafzaak zelf.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie bij vonnis van 23 november 2022 niet-ontvankelijk is verklaard in de strafzaak, wat betekent dat er geen veroordeling heeft plaatsgevonden. Dit gebrek aan een veroordeling staat in de weg aan de ontvankelijkheid van de ontnemingsvordering, die gebaseerd is op het strafbare feit. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. A.A.T. Werner als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.