In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 27 oktober 2022, heeft verzoeker, woonachtig te [woonplaats], een verzoek ingediend om vergoeding van zijn proceskosten. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van verweerder, de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, die op 23 mei 2022 een uitspraak op bezwaar had gedaan. Verzoeker ging in beroep tegen deze uitspraak, maar op 18 augustus 2022 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op zijn eerdere beslissing en de aanslag heeft vernietigd. Hierdoor heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Echter, de rechtbank stelt vast dat alleen kosten die zijn gemaakt door een professionele juridische hulpverlener voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien verzoeker geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, zijn er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank wijst daarom het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Wel moet verweerder het griffierecht aan verzoeker betalen, zoals bepaald in artikel 8:41 Awb. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending van de uitspraak.