ECLI:NL:RBMNE:2022:4989

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
22/2834
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep

Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen Stichting Meerkring Openbaar Primair Onderwijs en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster, vertegenwoordigd door C.L. Loef, had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. Na een besluit van verweerder op 10 augustus 2022, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van verweerder in de proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven zich te conformeren aan een veroordeling conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder inmiddels de volledige dwangsom van € 1.442,- aan verzoekster heeft betaald.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien verzoekster haar beroep heeft ingetrokken na het nemen van een inhoudelijk besluit door verweerder, heeft de rechtbank aanleiding gezien om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 379,50 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij de rechtbank het beroep als lichtgewicht heeft gekwalificeerd.

De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 november 2022 door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2834

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 november 2022 in de zaak tussen

Stichting Meerkring Openbaar Primair Onderwijs, te Amersfoort, verzoekster,

(gemachtigde: C.L. Loef),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Bij besluit van
10 augustus 2022 heeft verweerder alsnog een besluit genomen. Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat zij zich conformeren aan een veroordeling conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Verweerder heeft de volledige dwangsom van € 1.442,- inmiddels betaald aan verzoekster.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten in bestuursrechtelijke gedingen is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en nader uitgewerkt in het Bpb.
2.
In artikel 6:2 van de Awb staat dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, de schriftelijke weigering een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijk worden gesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat derhalve beroep bij de rechtbank open.
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop stelt de rechtbank vast dat inmiddels wel een inhoudelijk besluit is genomen en dat verweerder wat dat betreft tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken.
4. Verzoekster heeft bij haar intrekking verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten.
5. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft medegedeeld zich te conformeren aan een veroordeling conform het Bpb. Gelet op artikel 8:75a van de Awb ziet de rechtbank dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat het ingestelde beroep van licht gewicht is, nu dit geding slechts betrekking heeft op de proceskosten.
6. Uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 379,50, te betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.