Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn. De eiser had op 31 maart 2022 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de verweerder, die op 17 februari 2022 was gedaan. De rechtbank heeft in deze zaak besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit niet nodig werd geacht. De rechtbank constateerde dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen, waardoor een inhoudelijke behandeling niet mogelijk was. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een eiser te motiveren waarom hij het niet eens is met het besluit, wat in dit geval niet is gebeurd.
De rechtbank heeft de eiser op 19 juli 2022 een aangetekende brief gestuurd, waarin werd verzocht om binnen vier weken te reageren en de beroepsgronden aan te geven. De eiser heeft echter niet tijdig gereageerd op deze brief. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank heeft besloten dat het beroep niet inhoudelijk zal worden behandeld en er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en is openbaar uitgesproken op 1 september 2022. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak, binnen een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.