ECLI:NL:RBMNE:2022:497

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
UTR 22/254
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een verkeersbesluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 7 februari 2022, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een verkeersbesluit dat op 19 augustus 2019 was genomen. Dit bezwaar werd door het college niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. Eiseres stelde dat zij had gebeld met de gemeente en dat haar was toegezegd dat haar eerdere bezwaarschrift ook voor het nieuwe verkeersbesluit zou gelden, waardoor zij niet opnieuw een bezwaarschrift hoefde in te dienen.

De rechtbank oordeelt dat, hoewel er contact is geweest tussen eiseres en de gemeente, dit niet betekent dat er een toezegging is gedaan dat het oude bezwaarschrift in de nieuwe procedure zou worden betrokken. Eiseres heeft niet voldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat de toezegging is gedaan. De rechtbank concludeert dat de termijnoverschrijding eiseres redelijkerwijs kan worden verweten en dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Uiteindelijk wordt het beroep van eiseres ongegrond verklaard en hoeft het college geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/254

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.J.H. Delissen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein, verweerder
(gemachtigde: J.J. Vogel).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college, waarbij het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard. Het gaat om de vraag of eiseres een goede reden had om niet tijdig een bezwaarschrift in te dienen.
Op 19 augustus 2019 heeft het college een verkeersbesluit genomen. Tegen dit besluit is eiseres in bezwaar gegaan. Het college heeft het verkeersbesluit op 1 oktober 2019 ingetrokken en heeft het bezwaar daarna niet-ontvankelijk verklaard. Op 22 januari 2021 heeft het college een nieuw, maar inhoudelijk gelijkluidend, verkeersbesluit genomen. Eiseres is opnieuw in bezwaar gegaan, dat met het besluit van 24 augustus 2021 (het bestreden besluit) niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2022. Eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college waren aanwezig.

Overwegingen

1. Het bezwaar van eiseres is door het college niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend, terwijl haar dat volgens het college redelijkerwijs kan worden verweten.
2. Eiseres heeft uitgelegd dat zij heeft gebeld met de gemeente toen het tweede verkeersbesluit werd gepubliceerd, waarbij zij heeft verteld dat zij eerder al een bezwaarschrift had ingediend. Volgens eiseres is haar toen door een medewerker van de gemeente toegezegd dat haar bezwaarschrift tegen het ingetrokken verkeersbesluit ook als bezwaarschrift tegen het nieuwe verkeersbesluit zou worden aangemerkt, en dat zij dit niet opnieuw hoefde op te sturen. Later, na afloop van de bezwaartermijn, heeft haar gemachtigde zekerheidshalve alsnog opnieuw bezwaar ingesteld. Eiseres voert aan dat het college haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres heeft mogen uitgaan van de toezegging die haar is gedaan door een medewerker van de gemeente, anders had zij wel tijdig een bezwaarschrift ingediend. De termijnoverschrijding kan haar daarom redelijkerwijs niet worden tegengeworpen.
3. Het college heeft op de zitting toegelicht dat zij niet betwist dát er op het bewuste moment telefonisch contact is geweest tussen eiseres en de gemeente, maar handhaaft het standpunt dat niet aannemelijk is dat toen is toegezegd dat het oude bezwaarschrift door de gemeente zou worden betrokken in de nieuwe procedure. Er is daarom geen goede reden voor de overschrijding van de bezwaartermijn.
4. De rechtbank volgt het college hierin. Dat er contact heeft plaatsgevonden, betekent nog niet dat er ook aan eiseres is toegezegd dat het eerdere bezwaarschrift inhoudelijk in behandeling zou worden genomen in de bezwaarprocedure van het tweede verkeersbesluit van 22 januari 2021. Eiseres heeft dit zonder verdere informatie onvoldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar standpunt dat het niet anders kan dan dat een dergelijke toezegging aan de telefoon is gedaan. Het is namelijk niet ondenkbaar dat de medewerker van de gemeente iets anders heeft gezegd over het eerdere bezwaarschrift en dat dat verkeerd is begrepen. Zonder nadere informatie blijft dit in het midden en dat komt voor risico van eiseres. De termijnoverschrijding kan eiseres redelijkerwijs verweten worden.
5. Het beroep is ongegrond. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken op 7 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.