ECLI:NL:RBMNE:2022:4960

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
16.224240.19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit zaak

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte beschuldigd van hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De zaak is op tegenspraak behandeld en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. Wiersma, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.H.H. Meulemeesters. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen van 399 hennepplanten en het wegnemen van elektriciteit in de periode van 1 april 2016 tot en met 1 oktober 2016. De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege een ernstige overschrijding van de redelijke termijn, wat zou leiden tot een oneerlijk proces volgens artikel 6 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn en dat het openbaar ministerie zijn toezeggingen niet is nagekomen. Dit heeft geleid tot een ernstige beperking van de verdediging van de verdachte, waardoor de rechtbank oordeelde dat er geen sprake meer kon zijn van een eerlijk proces. De rechtbank heeft daarom het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-224240-19
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: de verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 16 mei 2022, 22 augustus 2022 en 9 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1, primair
in de periode van 1 april 2016 tot en met 1 oktober 2016 te [plaats] samen met anderen opzettelijk 399 hennepplanten heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, dan wel aanwezig heeft gehad;
subsidiairis dit ten laste gelegd als medeplichtigheid daaraan door een pand voor de hennepteelt ter beschikking te stellen;
Feit 2, primair
in de periode van 1 april 2016 tot en met 1 oktober 2016 te [plaats] samen met anderen elektriciteit heeft weggenomen door middel van braak/verbreking;
subsidiairis dit ten laste gelegd als medeplichtigheid daaraan door een pand voor deze diefstal ter beschikking te stellen.

3.VOORVRAGEN

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte moet worden verklaard wegens een zeer ernstige overschrijding van de redelijke termijn waardoor niet sprake is van een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Er is sprake van een forse schending van de redelijke termijn. Het verhoor van verdachte heeft plaatsgevonden in 2016. De verdediging heeft in 2020, voordat de zaak op zitting werd aangebracht, bij de officier van justitie kenbaar gemaakt dat er aan de zijde van de verdediging een onderzoekswens bestond, te weten het nagaan of de politie in het bezit was van een reeds in 2016 door verdachte aangeleverd huurcontract betreffende de schuur waar de hennepkwekerij had gestaan.
Tijdens de eerste inhoudelijke behandeling ter zitting van 16 mei 2022 bleek dat het openbaar ministerie, ondanks een eerdere toezegging daartoe, niet aan de onderzoekswens had voldaan. De verdediging heeft ter terechtzitting deze onderzoekswens herhaald en de behandeling van de zaak is vervolgens door de rechtbank aangehouden, zodat het onderzoek alsnog kon worden uitgevoerd.
Het openbaar ministerie heeft vervolgens bij wijze van onderzoeksresultaat twee processen-verbaal van respectievelijk 27 mei 2022 en 30 juni 2022 aan het procesdossier toegevoegd. Kort weergegeven staat hierin beschreven dat de betrokken verbalisanten, vanwege het forse tijdsverloop, zich niet meer kunnen herinneren of zij in 2016 een dergelijke huurovereenkomst in ontvangst hebben genomen.
Door zo lang te wachten met het uitvoering geven aan de onderzoekswens heeft het openbaar ministerie onzorgvuldig gehandeld en is het voor verdachte inmiddels onmogelijk om de ten laste gelegde feiten te weerspreken. De raadsman benadrukt dat aldus sprake is van bijzondere omstandigheden die met zich brengen dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie ziet geen reden voor de bepleite niet-ontvankelijkheid. Krachtens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad leidt het enkele overschrijden van de redelijke termijn niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Daarvan is alleen sprake bij zeer bijzondere omstandigheden. In dit geval is dat niet aan de orde en dient compensatie plaats te vinden in de vorm van strafvermindering.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank licht dit als volgt toe.
De rechtbank constateert allereerst dat in deze strafzaak sprake is van een zeer grote overschrijding van de redelijke termijn. Op zichzelf behoeft dat niet te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, maar de strafrechter dient ook te toetsen of het strafproces voor de verdachte in zijn geheel als eerlijk kan worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt dat verdachte in zijn eerste inhoudelijke verhoor in oktober 2016 bij de politie heeft aangegeven in het bezit te zijn van een contract betreffende de onderverhuur van het pand waarin de resten van een hennepkwekerij zijn aangetroffen, alsmede van een fotokopie van het paspoort van de onderhuurder. Verdachte heeft later kenbaar gemaakt dat hij deze documenten heeft verstrekt aan de politie. In 2020 heeft de raadsman aan het openbaar ministerie verzocht om te laten uitzoeken waar dit huurcontract is, zodat de verklaring van verdachte kon worden onderzocht. De officier van justitie heeft destijds de toezegging gedaan uitvoering te geven aan deze onderzoekswens, maar ter terechtzitting van 16 mei 2022 is gebleken dat die toezegging niet was nagekomen. Het onderzoek ter terechtzitting is vervolgens door de rechtbank geschorst, opdat het onderzoek alsnog kon worden uitgevoerd. Dit heeft twee processen-verbaal van respectievelijk 27 mei 2022 en 30 juni 2022 opgeleverd, waaruit blijkt dat de betrokken politiefunctionarissen, mede vanwege het tijdsverloop, zich niet kunnen herinneren of zij dergelijke documenten in ontvangst hebben genomen.
De rechtbank constateert op grond van het voorgaande dat het langdurige tijdsverloop, in combinatie met het niet nakomen van toezeggingen door het openbaar ministerie, ertoe heeft geleid dat verdachte in ernstige mate in zijn verdediging is geschaad. Immers, hem is de mogelijkheid onthouden (mogelijk) ontlastende informatie te laten onderzoeken.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden niet langer kan worden gesproken van een eerlijk proces voor de verdachte, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Dat dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.

4.BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. M.E. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Dijkstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen, gelegen in de periode van 1 april 2016 tot en met 1 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Wijdemeren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 399 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of één of meer tijdstippen, in de periode van 1 april 2016 tot en met 1 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Wijdemeren, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, telkens opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ), een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 399 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op één of meer tijdstippen, gelegen in de periode van 1 april 2016 tot en met 1 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Wijdemeren, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand (althans één of meer ruimte(s) in/bij behorende bij voornoemd pand) voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2
hij op één of meer tijdstippen, gelegen in de periode van 1 april 2016 tot en met 1 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Wijdemeren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend tebleven personen op één of meer tijdstippen, gelegen in de periode van 1 april 2016 tot en met 1 oktober 2016 te [plaats] , in de gemeente Wijdemeren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een pand, gelegen aan de [adres] ) heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die persoon/personen en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, waarbij die persoon/personen en/of zijn mededaders zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstippen, gelegen in de periode van 1 april 2016 tot en met 1 oktober 2016 te [plaats] , gemeente Wijdemeren, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door voornoemd pand (althans één of meer
ruimte(s) in/behorende bij voornoemd pand) voor deze diefstal ter beschikking te stellen.