ECLI:NL:RBMNE:2022:4958

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
C/16/535072 / KG ZA 22-76
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over levering van aandelen in kort geding met betrekking tot vonnis rechtbank Amsterdam

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland werd behandeld, heeft IEX GROUP N.V. een kort geding aangespannen tegen een gedaagde partij over de uitvoering van een eerdere veroordeling door de rechtbank Amsterdam. De rechtbank Amsterdam had op 8 september 2021 IEX veroordeeld om 23.700 aandelen aan de gedaagde te leveren. IEX stelde dat zij niet-beursgenoteerde aandelen had geleverd, terwijl de gedaagde meende dat hij recht had op beursgenoteerde aandelen. De voorzieningenrechter, mr. S.H. Gaertman, oordeelde dat IEX niet aan de veroordeling had voldaan, omdat de levering van beursgenoteerde aandelen gebruikelijk was in de relatie tussen partijen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gedaagde terecht executoriaal beslag had gelegd en dat de executie mocht doorgaan. IEX werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die op € 2.317,00 werden begroot, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak werd mondeling gedaan op 14 maart 2022 en het proces-verbaal werd op 17 maart 2022 verzonden.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/535072 / KG ZA 22-76
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in het kort geding gehouden op 14 maart 2022,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
IEX GROUP N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. M.V.A. Heuten te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde mr. J.A. Kaspers te Zeewolde.
Partijen zullen hierna IEX en [gedaagde] genoemd worden.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. S.H. Gaertman, voorzieningenrechter, en mr. M. Braam, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
  • De heer [A] , voorzitter van de Raad van Commissarissen van IEX en directeur van Value8, een vennootschap die 36% van de aandelen in [gedaagde] houdt
  • De heer [B] , commissaris van IEX
  • Mevrouw [C] , bedrijfsjurist Value8
  • Mr. M.V.A. Heuten
  • De heer [gedaagde]
  • Mr. J.A.Kaspers.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 februari 2022 met producties 1 tot en met 20;
  • de op 28 februari 2022 van [gedaagde] ontvangen conclusie van antwoord met producties 21 tot en met 26
  • de op 1 maart 2022 van IEX ontvangen wijziging van eis en productie 21
  • de mondelinge behandeling van 14 maart 2022;
  • de pleitnota van IEX.
1.2.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de voorzieningenrechter beantwoord. De voorzieningenrechter heeft daarna de mondelinge behandeling geschorst en na deze schorsing mondeling vonnis gewezen.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
IEX is door de rechtbank Amsterdam in een vonnis van 8 september 2022 veroordeeld om 23.700 aandelen IEX aan [gedaagde] te leveren. IEX heeft in haar aandeelhoudersregister 23.700 niet-beursgenoteerde aandelen op naam van [gedaagde] aangetekend. [gedaagde] vindt dat IEX hiermee niet aan het vonnis van de rechtbank Amsterdam heeft voldaan. Volgens hem had IEX beursgenoteerde aandelen aan hem moeten leveren, zoals zij dat eerder ook had gedaan. [gedaagde] is het vonnis daarom gaan executeren. IEX vordert in dit kort geding, onder meer, dat de executie wordt gestaakt, het executoriale beslag wordt opgeheven en het al geïncasseerde bedrag wordt terugbetaald.

3.Hoe oordeelt de voorzieningenrechter?

3.1.
De voorzieningenrechter oordeelt eerst over de vraag of IEX een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Dat is zo. Het spoedeisend belang volgt uit de aard van deze zaak. [gedaagde] executeert het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 september 2021 en IEX wil die executie stoppen, omdat zij deze onterecht vindt. De dwangsommen lopen nog steeds op en [gedaagde] wil de executie voortzetten. IEX heeft er daarom een spoedeisend belang bij om door een voorzieningenrechter te laten toetsen of deze executie terecht is. Dat de beslaglegging al enige tijd loopt, maakt dit niet anders.
3.2.
Dan volgt nu de inhoudelijke beoordeling. De kern van dit geschil is of IEX op grond van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 september 2021 is veroordeeld om beursgenoteerde aandelen te leveren aan [gedaagde] . Dat is zo. IEX krijgt ongelijk. IEX heeft niet aan het vonnis voldaan en zij heeft daarom dwangsommen verbeurd. [gedaagde] mag doorgaan met het incasseren daarvan. Hieronder wordt dit uitgelegd.
3.3.
De voorzieningenrechter is uitgegaan van het volgende toetsingskader. In een executiegeschil, waarbij het erom gaat of dwangsommen zijn verbeurd, heeft de executierechter niet tot taak de eerder door de rechter besliste rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen, maar moet zij slechts onderzoeken of de door de rechter verlangde prestatie waaraan de dwangsom als sanctie is verbonden, is verricht. Dit doet de rechter door de ter uitvoering van het veroordelende vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij moet de rechter doel en strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel, en moet in aanmerking worden genomen dat een in het dictum uitgesproken veroordeling steeds moet worden gelezen in verband met de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen waarop zij steunt.
3.4.
Hiervan uitgaande komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat IEX niet aan de veroordeling heeft voldaan. IEX is veroordeeld om 27.300 aandelen IEX aan [gedaagde] te leveren uit hoofde van op vier momenten ingediende certificaten aan toonder. Uit de feiten van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 september 2022 blijkt dat op vier eerdere momenten ook door [gedaagde] certificaten aan toonder bij IEX zijn ingeleverd en dat IEX die telkens heeft omgezet in aandelen op naam en dat die zijn gestort op een effectenrekening van [gedaagde] . De voorzieningenrechter leidt daaruit af dat het om beursgenoteerde aandelen gaat. Bovendien heeft [gedaagde] schade gevorderd die er uit bestond dat de koers van de aandelen was gedaald. Dat de certificaten aan toonder zijn omgezet in beursgenoteerde aandelen, was trouwens op instigatie van IEX. [gedaagde] mocht kiezen voor deze optie en IEX heeft daar haar voorkeur voor uitgesproken.
3.5.
De voorzieningenrechter vindt het aannemelijk dat in de procedure bij de rechtbank Amsterdam niet duidelijk is besproken dat IEX bij een veroordeling vond dat zij niet-beursgenoteerde aandelen aan [gedaagde] mocht leveren. Uit wat [gedaagde] hierover heeft gezegd en de stukken die hij heeft overgelegd, blijkt dat IEX hier slechts twee regels aan heeft gewijd in haar pleitnota. Dat is niet genoeg. Blijkbaar kan IEX geen beursgenoteerde aandelen meer leveren, omdat zij sinds 2020 geen listing agent meer heeft. Dat was ten tijde van de procedure bij de rechtbank Amsterdam, of in ieder geval ten tijde van de mondelinge behandeling, dus al bekend. Nu IEX wilde afwijken van de gebruikelijke manier van het omzetten van de toondercertificaten, had zij dit duidelijk moeten maken. Zeker nu zij niet meer in staat was tot het leveren van beursgenoteerde aandelen. [gedaagde] had niet uitdrukkelijk hoeven te vorderen dat de aandelen op de gebruikelijke wijze werden omgezet in beursgenoteerde aandelen. Dat ligt impliciet besloten in zijn vordering. [gedaagde] kon dat ook niet, want hij wist niet van de verschillende soorten aandelen.
3.6.
De voorzieningenrechter legt de veroordeling in het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 september 2021 dan ook zo uit dat IEX het soort aandelen moest leveren dat tussen haar en [gedaagde] gebruikelijk was, en dat zijn dus de beursgenoteerde aandelen. Dat heeft IEX niet gedaan en daarom heeft zij dwangsommen verbeurd.
3.7.
Dat [gedaagde] pas ná het verstrijken van de termijn waarop de dwangsommen zijn gaan lopen, heeft laten weten dat hij niet akkoord gaat met niet-beursgenoteerde aandelen, maakt niet dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Het gaat maar om drie dagen en bovendien ligt het niet voor de hand, dat als IEX vóór het verstrijken van de termijn had gezegd dat hij niet akkoord was met niet-beursgenoteerde aandelen, IEX dan alsnog beursgenoteerde aandelen had geleverd en zo het verbeuren van dwangsommen had kunnen worden voorkomen. IEX stelt zich immers op het standpunt dat zij geen beursgenoteerde aandelen hoeft te leveren en dat zij dit ook niet kan.
3.8.
Als IEX vindt dat zij niet aan de veroordeling kán voldoen. Dan kan zij met dat argument een procedure opstarten bij de rechter die de dwangsommen heeft opgelegd (dat is de rechter in Amsterdam) en daar om schorsing van de dwangsommen vragen.
3.9.
[gedaagde] heeft terecht executoriaal beslag gelegd en de voorzieningenrechter heft dat beslag dus niet op. [gedaagde] mag doorgaan met de executie. De reeds geïncasseerde dwangsommen hoeven niet te worden terugbetaald.
3.10.
IEX krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. Die kosten worden begroot op:
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 2.317,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt IEX in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 2.317,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt IEX in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat IEX niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.4.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
De rechter sluit de zitting.
Dit mondeling vonnis van voorzieningenrechter mr. S.H. Gaertman, is door haar in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2022, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 17 maart 2022.