ECLI:NL:RBMNE:2022:495

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
9488486
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsachterstand gas en elektra; betwisting echtheid handtekening en volmachtverlening

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2022, staat de eis van Energyhouse B.V. centraal, die een betalingsachterstand van een gedaagde vordert voor geleverde gas- en elektriciteitsdiensten. De gedaagde betwist echter de echtheid van de handtekening op het contract en stelt dat hij geen overeenkomst met Energyhouse heeft gesloten. De rechtbank onderzoekt of er een leveringsovereenkomst tot stand is gekomen en of de gedaagde een volmacht heeft verleend aan een bemiddelaar. De kantonrechter oordeelt dat Energyhouse niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de gedaagde de handtekening heeft gezet en dat er dus geen overeenkomst is ontstaan. Hierdoor wordt de vordering van Energyhouse afgewezen. In reconventie vordert de gedaagde schadevergoeding voor de tijd en moeite die hij in de zaak heeft gestoken, maar ook deze vordering wordt afgewezen. De rechtbank veroordeelt Energyhouse tot betaling van de proceskosten aan de gedaagde, terwijl de gedaagde in reconventie wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Energyhouse, die op nihil worden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 9488486 MC EXPL 21-6453 A/45353
Vonnis van 16 februari 2022
inzake
de besloten vennootschap
ENERGYHOUSE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verder ook te noemen Energyhouse,
eisende partij,
gemachtigde: R. Slagman,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 5 oktober 2021;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In de periode van 1 januari 2021 tot 3 februari 2021 heeft Energyhouse gas en elektriciteit geleverd aan het adres [adres] te [plaatsnaam] .
2.2.
Bij voorschotfactuur van 4 januari 2021 heeft Energyhouse ter zake de levering van gas en elektriciteit aan voornoemd adres over de maand januari 2021 een bedrag van
€ 994,00 bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.3.
Bij voorschotfactuur van 1 februari 2021 heeft Energyhouse ter zake de levering van gas en elektriciteit aan voornoemd adres over de maand februari 2021 een bedrag van
€ 861,00 bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.4.
Voornoemde facturen zijn, op een bedrag van € 807,98 na, ondanks sommaties onbetaald gelaten.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
Energyhouse vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan Energyhouse te voldoen € 1.258,64 (bestaande voor € 1.855,00 aan hoofdsom,
€ 157,97 aan buitengerechtelijke incassokosten, € 53,65 aan verschenen rente en verminderd met € 807,98 als reeds door [gedaagde] betaald), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.855,00 vanaf de datum van de dagvaarding tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt Energyhouse – samengevat – het volgende. [gedaagde] heeft aan bemiddelaar [onderneming 1] B.V. (hierna: [onderneming 1] ) een volmacht verleend om in zijn naam met Energyhouse een overeenkomst aan te gaan ter zake de levering van gas en elektriciteit op het adres [adres] te [plaatsnaam] . [gedaagde] is jegens Energyhouse toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge deze overeenkomst, door de facturen van 4 januari 2021 en 1 februari 2021 met het totaal verschuldigde bedrag ad € 1.855,00, ondanks sommaties, niet volledig te betalen. Energyhouse maakt aanspraak op rente en buitengerechtelijke kosten nu [gedaagde] niet tot tijdige betaling is overgegaan, respectievelijk Energyhouse de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.3.
[gedaagde] betwist het bestaan van de vordering en stelt daartoe dat hij geen overeenkomst met Energyhouse heeft gesloten. De handtekening op het door Energyhouse overgelegde contract is niet de handtekening van [gedaagde] , maar een vervalsing.
In reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert in reconventie betaling door Energyhouse van een bedrag van
€ 5.000,00 aan schadevergoeding vanwege de tijd en moeite die hij in deze zaak heeft gestoken.
3.5.
Energyhouse voert verweer tegen de reconventionele vordering en stelt daartoe
– samengevat – dat de vordering in conventie terecht is ingesteld zodat er geen grondslag bestaat voor toewijzing een schadevergoeding. Ook betwist Energyhouse dat [gedaagde] schade heeft geleden.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
Tussen partijen is in geschil of tussen hen een overeenkomst ter zake de levering van gas en elektriciteit (hierna: leveringsovereenkomst) tot stand is gekomen. [gedaagde] heeft dit betwist en heeft daartoe aangevoerd dat de handtekening onder de als productie 1 door Energyhouse overgelegde ‘Opdrachtbevestiging inclusief machtiging energie’ van 8 oktober 2019 niet door hem is gezet; hij heeft er daarbij op gewezen dat deze handtekening een andere is dan de handtekening op zijn paspoort, welke hij op de rolzitting bij antwoord aan de kantonrechter heeft laten zien.
4.2.
Op Energyhouse rusten de stelplicht en bij betwisting de bewijslast van het bestaan van een leveringsovereenkomst tussen haar en [gedaagde] . Energyhouse beroept zich op voornoemde ‘Opdrachtbevestiging inclusief machtiging energie’. In dit document zijn de contractantgegevens van [gedaagde] , de energietarieven en de leveringsgegevens vermeld. Ook is daarin opgenomen dat er een volmacht wordt verleend aan [onderneming 1] om een leveringsovereenkomst af te sluiten. Onderaan het document is het volgende opgenomen:
4.3.
Deze akkoordverklaring is volgens Energyhouse – zo begrijpt de kantonrechter het standpunt van Energyhouse – door [gedaagde] ondertekend, waarmee aan [onderneming 1] een volmacht is verleend om in naam van [gedaagde] een leveringsovereenkomst met Energyhouse aan te gaan. De ‘Opdrachtbevestiging inclusief machtiging energie’ met voornoemde akkoordverklaring is een onderhandse akte zoals bedoeld in artikel 156 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Op grond van artikel 157 lid 2 Rv levert een dergelijke akte ten aanzien van de verklaring van een partij ( [gedaagde] ) omtrent hetgeen de akte bestemd is ten behoeve van de wederpartij ( [onderneming 1] en/of Energyhouse) te bewijzen (de volmachtverlening), tussen partijen in beginsel dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring. [gedaagde] ontkent echter stellig dat de handtekening door hem is geplaatst. Artikel 159 lid 2 Rv bepaalt in dat geval dat de onderhandse akte geen bewijs oplevert, zolang niet is bewezen van wie de ondertekening afkomstig is. Energyhouse heeft geen voldoende concreet bewijsaanbod gedaan ter zake het bestaan van de volmacht en/of de leveringsovereenkomst, meer in het bijzonder met betrekking tot de stelling dat de handtekening van [gedaagde] afkomstig is.
4.4.
Het voorgaande betekent dat niet is vast komen te staan dat [gedaagde] een volmacht aan [onderneming 1] heeft verstrekt, en daarmee staat ook het bestaan van een leveringsovereenkomst tussen [gedaagde] en Energyhouse niet vast. De omstandigheid dat de gegevens van [gedaagde] in de ‘Opdrachtbevestiging inclusief machtiging energie’ zijn opgenomen, acht de kantonrechter onvoldoende om tot de conclusie te komen dat er wel een volmacht is verleend. De mogelijkheid bestaat immers dat een niet tot volmachtverlening bevoegde derde deze gegevens heeft verstrekt. Dat [gedaagde] niet of niet-tijdig heeft gereageerd op door [onderneming 1] en/of Energyhouse verzonden berichten, kan niet bijdragen aan het bestaan van een volmacht en/of leveringsovereenkomst. Dat [gedaagde] volgens Energyhouse een gedeelte van de vordering heeft betaald, betekent niet dat hij het bestaan van (het restant van) de vordering heeft erkend. Overigens vraagt de kantonrechter zich af of de gestelde ‘betaling’ van € 807,98 niet door Energyhouse wordt verward met een creditering aan [gedaagde] , aangezien de levering op 3 februari 2021 is beëindigd terwijl er wel reeds bij wijze van voorschot over de gehele maand februari was gefactureerd. Energyhouse heeft geen betalingsbewijzen overgelegd.
4.5.
De kantonrechter merkt nog op dat onder het kopje ‘Akkoordverklaring aanbod’ ook de naam ‘ [A] ’ staat vermeld. Voor zover de gang van zaken is geweest dat deze [A] de omstreden handtekening heeft geplaatst bij wijze van bevestiging van een door [gedaagde] mondeling aan [onderneming 1] (via [A] ) verleende volmacht, bijvoorbeeld na telefonische werving, dan gaat de kantonrechter hieraan voorbij nu Energyhouse niet heeft gesteld – laat staan onderbouwd – dat op deze wijze een volmacht is verleend.
4.6.
De slotsom is dat de vordering tot betaling van de hoofdsom wordt afgewezen. Dit betekent dat ook de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten niet voor toewijzing in aanmerking komen.
4.7.
Energyhouse zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 100,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten nu hij tweemaal fysiek de rolzitting heeft bijgewoond.
In reconventie
4.8.
De door [gedaagde] in reconventie gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen. De vordering van Energyhouse wordt weliswaar afgewezen, maar daardoor ontstaat niet zonder meer een verplichting tot vergoeding van door de wederpartij ontstane schade. Bovendien heeft [gedaagde] het gevorderde bedrag van € 5.000,00 aan schade niet onderbouwd. De in conventie toegewezen reis-, verblijf- en verletkosten dienen bovendien al als vergoeding voor de ‘tijd en moeite’ die hij in de zaak heeft gestoken.
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Energyhouse worden begroot op nihil, omdat het verweer in reconventie geen noemenswaardig meerwerk heeft opgeleverd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Energyhouse tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 100,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten;
In reconventie
5.3.
wijst de vordering af;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Energyhouse, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2022.