ECLI:NL:RBMNE:2022:4933

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
9917240
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting van orthodontist om cliënt te waarschuwen voor wachttijd bij zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Infomedics B.V. en twee gedaagden, die ouders zijn van een minderjarige zoon. De zaak betreft de betaling van facturen voor orthodontische behandeling. Infomedics vorderde betaling van twee facturen, waarvan de eerste niet correct was en de tweede niet was betaald. De zorgverzekeraar van de gedaagden had de kosten voor de behandeling niet vergoed, omdat er een wachttijd van een jaar gold, die nog niet was verstreken. De gedaagden stelden dat zij niet op de hoogte waren van deze wachttijd en dat de orthodontist hen had moeten waarschuwen voordat de behandeling werd voortgezet.

De kantonrechter oordeelde dat de orthodontist, die de behandeling uitvoerde, op de hoogte was van de wachttijd en de gedaagden had moeten informeren. De rechter concludeerde dat de gedaagden, als zij waren gewaarschuwd, de behandeling hadden kunnen uitstellen. Hierdoor was de orthodontist verplicht om de schade die de gedaagden hadden geleden te vergoeden. De rechter oordeelde dat de gedaagden € 144,88 moesten betalen voor de behandeling op 8 november 2021, met wettelijke rente vanaf 16 december 2021. De vordering van Infomedics voor buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, en Infomedics werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden, die op nihil werden vastgesteld.

De uitspraak benadrukt de verplichting van zorgverleners om cliënten te informeren over belangrijke zaken die invloed hebben op de kosten van zorg, zoals wachttijden voor vergoedingen door zorgverzekeraars. Dit vonnis is een belangrijke uitspraak in het kader van de redelijkheid en billijkheid in de zorgsector.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 9917240 \ AC EXPL 22-1390
Vonnis van 30 november 2022
in de zaak van
INFOMEDICS B.V., MEDE HANDELEND ONDER DE NAMEN INFOMEDICS FACTORING, UWNOTA.NL, DFA SERVICES EN INFOMEDICS DFA,
te Almere,
eisende partij,
hierna te noemen: Infomedics,
gemachtigde: Yards Deurwaardersdiensten BV,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating producties, tevens vermindering van eis van Infomedics.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
Bij minderjarige zoon van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is in november 2021 een beugel geplaatst door [onderneming 1] . Op 8 november 2021 was het eerste consult en op 26 november 2021 een tweede consult waarin de beugel daadwerkelijk is geplaatst.
2.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben daarvoor twee facturen ontvangen. De eerste factuur van € 304,08 dateert van 16 november 2021. Daarop is per abuis ook een bedrag van € 159,20 gefactureerd voor een behandeling die op 9 november 2021 zou hebben plaatsgevonden. Die behandeling is echter door [onderneming 1] afgezegd en Infomedics heeft haar oorspronkelijke vordering met dit bedrag verminderd. Ten aanzien van die factuur vordert Infomedics dus betaling van € 144,88. De tweede factuur van € 1.061,83 dateert van 30 november 2021. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben de facturen niet betaald.
2.3.
De zorgverzekeraar van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft de kosten voor het plaatsen van de beugel niet vergoed. Deze kosten zijn wel gedekt op de polis, maar er geldt een wachttijd van een jaar en dat jaar was nog niet verstreken.
2.4.
Infomedics schrijft dat [onderneming 1] aan haar een last gegeven op grond waarvan zij betaling van de facturen kan vragen. Infomedics schrijft ook dat [onderneming 1] de vordering heeft verkocht aan [onderneming 2] B.V.. De kantonrechter gaat ervan uit dat Infomedics nu in opdracht van [onderneming 2] B.V. de vordering int, net als in de zaak ECLI:NL:RBNHO:2022:9676.
2.5.
Infomedics vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van € 1.396,96, (facturen € 1.206,71, rente € 9,24, buitengerechtelijke incassokosten € 181,01) vermeerderd met rente en kosten.
2.6.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] erkennen dat bij hun zoon een beugel is geplaatst en dat de facturen daarvoor niet zijn betaald. Zij vinden dat ze de tweede factuur niet hoeven te betalen omdat zij in het eerste consult aan [onderneming 1] uitdrukkelijk hebben gevraagd of de kosten door de verzekeraar werden vergoed. [onderneming 1] heeft dat toen nagekeken en bevestigd dat dit het geval was. [onderneming 1] wist in elk geval voor het tweede consult op 26 november 2021 dat de kosten niet werden vergoed en [onderneming 1] had hen daarvoor moeten waarschuwen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zouden dan de behandeling hebben uitgesteld.
3.2.
Infomedics wijst er terecht op dat in beginsel [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de zorgkosten moeten betalen en dat het een zaak is tussen [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en de zorgverzekeraar of deze zorgkosten vervolgens vergoed worden door de zorgverzekeraar. De vraag in dit geval is of [onderneming 1] - anders dan waar het bij raadpleging van het systeem op 8 november 2021 op leek - al voor 26 november wist dat de kosten niet door de verzekeraar zouden worden vergoed en vervolgens of [onderneming 1] gehouden was om [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te waarschuwen dat de kosten door de verzekeraar niet werden vergoed. Daarbij geldt dat wetenschap van Infomedics aan [onderneming 1] wordt toegerekend. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] mogen immers door de lastgeving en de cessie niet in een nadeliger positie komen te verkeren dan zonder die lastgeving.
3.3.
Opvallend is dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen dat zij al op 9 november 2021 een eerste factuur hebben ontvangen en niet pas op 16 november 2021. In de brief van de zorgverzekeraar aan [gedaagde sub 2] waarin staat dat de kosten niet worden vergoed omdat de wachttijd nog niet is verstreken, wordt ook gesproken over facturen van 8 en 26 november 2021. Op het door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] overgelegde overzicht ingediende zorgnota’s staat ook dat een nota van € 304,08 op 11 november 2021 is ingediend. Infomedics schrijft zelf in haar repliek onder 3:
Nadat de factuur is ingediend bij de zorgverzekeraar van [gedaagde sub 1] resteerde er na vergoeding van € 0,00 een bedrag van € 1.365,91, hetgeen op 16 november 2021 aan [gedaagde sub 1] is gefactureerd. Op de factuur van 16 november 2021 staat:
De rekening is reeds gedeclareerd bij N.V. Univé Zorg. Uw zorgverzekeraar vergoedt op basis van uw zorgpolis € 0,00. Heeft u vragen over de hoogte van de vergoeding. Neem dan contact op met uw zorgverzekeraar. Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat Infomedics en dus [onderneming 1] uiterlijk op 16 november 2021 en dus voor het tweede consult op 26 november 2021 wist dat de kosten niet zouden worden vergoed.
3.4.
Infomedics gaat in haar repliek niet in op de vraag of [onderneming 1] na 16 november 2021 [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] had moeten waarschuwen dat de kosten niet vergoed zouden worden. Infomedics schrijft wel dat [onderneming 1] op 8 november 2021 niet heeft kunnen zien dat er een wachttijd gold en dat er door [onderneming 1] op 8 november 2021 geen toezeggingen zijn gedaan, maar dat is niet in geschil. Infomedics stelt verder dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij de meeste verzekeraars een wachttijd geldt voor orthodontie. De kantonrechter is van oordeel dat Infomedics onvoldoende heeft onderbouwd dat het bestaan van een wachttijd algemeen bekend is, ook bij anderen dan partijen als Infomedics en [onderneming 1] die hier dagelijks mee te maken hebben. Dat [onderneming 1] zich wel van een mogelijke wachttijd bewust was, brengt naar het oordeel van de kantonrechter mee dat zij op het moment dat zij bericht kreeg van de zorgverzekeraar dat de eerste factuur niet vergoed werd, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] had moeten waarschuwen. Anders dan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] was [onderneming 1] er immers mee bekend dat het mogelijk was dat de kosten gedekt werden onder de polis, maar toch niet voor vergoeding in aanmerking zouden komen omdat er nog een wachttijd gold. Bovendien wist [onderneming 1] dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ervan uitgingen dat de kosten wel vergoed zouden worden, dat was immers op 8 november 2021 besproken. De verplichting van [onderneming 1] om [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] te waarschuwen vloeit voort uit de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid. Partijen bij een overeenkomst hebben niet alleen de verplichtingen die in die overeenkomst zijn vastgelegd, maar ook verplichtingen die voortvloeien uit de eisen van redelijkheid en billijkheid [1] . Dat op de factuur van 16 november 2021 is vermeld dat de kosten niet werden vergoed, is onvoldoende. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] stellen immers dat zij naar aanleiding van de ontvangst van die factuur vragen hebben gesteld en dat toen is afgesproken dat zij de factuur zelf in moesten dienen. Op dat moment had [onderneming 1] [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten waarschuwen dat er mogelijk een wachttijd was.
3.5.
Omdat [onderneming 1] die verplichting niet is nagekomen en het onmogelijk is om dat alsnog te doen, moet zij de schade die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daardoor lijden aan hen vergoeden [2] . [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben gesteld dat zij, als zij hadden geweten dat er een wachttijd was, zij het tweede consult zouden hebben uitgesteld tot in januari 2023, zodat het wel door de zorgverzekeraar vergoed zou worden. Dat is door Infomedics niet weersproken. De schade bestaat dus uit het bedrag van de tweede factuur. Dat deel van de vordering van Infomedics gaat dus teniet door verrekening met de schade die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geleden.
3.6.
Dat betekent dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] € 144,88 moeten betalen aan Infomedics voor de behandeling op 8 november 2021. Over dat bedrag moeten zij ook wettelijke rente betalen met ingang van 16 december 2021, de vervaldatum van de factuur.
3.7.
Infomedics vordert ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering wordt afgewezen omdat Infomedics in haar brieven voor een veel te hoge hoofdsom heeft aangemaand.
3.8.
Infomedics wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben geen gemachtigde ingeschakeld en zij hebben ook geen andere kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden daarom vastgesteld op nihil.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Infomedics tegen bewijs van kwijting te betalen € 144,80,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 december 2021 tot de voldoening;
4.2.
veroordeelt Infomedics tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2022.

Voetnoten

1.Artikel 6:248 BW
2.Artikel 6:74 BW