ECLI:NL:RBMNE:2022:493

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
16/009467-21 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gericht tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van betrokkenheid bij een hennepkwekerij. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming afgewezen, omdat niet aannemelijk was geworden dat de verdachte voordeel had genoten van de opbrengst van de hennepkwekerij. De officier van justitie had aanvankelijk een bedrag van € 804.416,64 gevorderd, maar heeft haar standpunt ter terechtzitting gewijzigd en de vordering afgewezen. De verdediging heeft eveneens verzocht om afwijzing van de vordering, met de stelling dat er geen bewijs was dat de verdachte geld had verdiend aan de hennepkwekerij. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor het genieten van voordeel door de verdachte, wat leidde tot de afwijzing van de vordering tot ontneming.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/009467-21 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 1 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W. Vahl, advocaat te Barneveld, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op 4 januari 2022 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dat geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie wordt geschat op € 804.416,64.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie haar standpunt gewijzigd en gevorderd de vordering af te wijzen, nu niet aannemelijk is geworden dat verdachte voordeel heeft genoten uit de hennepkwekerij.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen, nu niet aannemelijk is geworden dat verdachte geld heeft verdiend aan de hennepkwekerij.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

De rechtbank wijst af de vordering tot ontneming, nu verdachte is vrijgesproken van betrokkenheid bij de hennepkwekerij en ook verder niet aannemelijk is geworden dat verdachte voordeel heeft genoten van de opbrengst van de hennepkwekerij.

4.BESLISSING

De rechtbank:
- wijst af de vordering tot ontneming.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. S.M. Schothorst en
J.O. Zuurmond, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H. Lagerweij, griffier, en
is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 februari 2022.