Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het vervolg van de procedure
2.De beoordeling
3.924,--(4,5 punten x tarief € 872,--)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen verschillende besloten vennootschappen, aangeduid als [eiser c.s.], en de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP). De zaak betreft een vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde pensioenpremies over de onregelmatigheidstoeslag (ORT) voor de jaren 2012 tot en met 2018. De partijen hebben overeenstemming bereikt over de hoogte van het terug te betalen bedrag, dat door de kantonrechter is vastgesteld op € 104.321,--. De kantonrechter heeft vastgesteld dat StiPP de onverschuldigd betaalde premie moet terugbetalen, maar heeft ook benadrukt dat deze uitspraak geen erkenning van aansprakelijkheid door StiPP inhoudt. De vordering van [eiser c.s.] tot een verklaring voor recht dat StiPP aansprakelijk is voor schade werd afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Daarnaast zijn er buitengerechtelijke kosten toegewezen aan [eiser c.s.], evenals de proceskosten. De kantonrechter heeft de veroordeling tot terugbetaling niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat StiPP niet verplicht is om het bedrag direct te betalen totdat er geen hoger beroep meer mogelijk is. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.