ECLI:NL:RBMNE:2022:4909

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
8937588 UC EXPL 20-10609 MS/1270
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde pensioenpremie over ORT

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen verschillende besloten vennootschappen, aangeduid als [eiser c.s.], en de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP). De zaak betreft een vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde pensioenpremies over de onregelmatigheidstoeslag (ORT) voor de jaren 2012 tot en met 2018. De partijen hebben overeenstemming bereikt over de hoogte van het terug te betalen bedrag, dat door de kantonrechter is vastgesteld op € 104.321,--. De kantonrechter heeft vastgesteld dat StiPP de onverschuldigd betaalde premie moet terugbetalen, maar heeft ook benadrukt dat deze uitspraak geen erkenning van aansprakelijkheid door StiPP inhoudt. De vordering van [eiser c.s.] tot een verklaring voor recht dat StiPP aansprakelijk is voor schade werd afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Daarnaast zijn er buitengerechtelijke kosten toegewezen aan [eiser c.s.], evenals de proceskosten. De kantonrechter heeft de veroordeling tot terugbetaling niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat StiPP niet verplicht is om het bedrag direct te betalen totdat er geen hoger beroep meer mogelijk is. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8937588 UC EXPL 20-10609 MS/1270
Vonnis van 23 november 2022
inzake
1. de besloten vennootschap
[eiser sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats]
2. de besloten vennootschap
[eiser sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats]
3. de besloten vennootschap
Mister Watson B.V.,
gevestigd te Kerkrade
4. de besloten vennootschap
Payroll Nederland B.V.,
gevestigd te Kerkrade,
verder ook te noemen [eiser c.s.] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. A.J. Hendriks,
tegen:
de stichting
Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten,
gevestigd te Zeist,
verder ook te noemen StiPP,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E. Lutjens.

1.Het vervolg van de procedure

1.1.
[eiser c.s.] heeft na het tussenvonnis van 15 juni 2022 een akte onderbouwing correctieregels en herziene berekening vordering met producties 32 t/m 35 ingediend. StiPP heeft op dezelfde roldatum ook een akte ingediend, waarin zij op de akte van [eiser c.s.] reageert. Hierna is opnieuw vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij en bouwt voort op hetgeen in de eerdere tussenvonnissen is overwogen.
voorgeschiedenis
2.2.
In het tussenvonnis van 1 december 2021 is geoordeeld dat StiPP de premie over de ORT die [eiser c.s.] over de jaren 2012 t/m 2018 onverschuldigd aan StiPP heeft afgedragen moet terugbetalen. [eiser c.s.] is in de gelegenheid gesteld de hoogte van dit bedrag nader te onderbouwen, hetgeen zij vervolgens heeft gedaan. StiPP heeft zich op het standpunt gesteld dat deze onderbouwing onvoldoende is en dat de door [eiser c.s.] overgelegde berekening voor haar niet controleerbaar is. Zij heeft voorgesteld om eerst aan [eiser c.s.] opdracht te geven op basis van een steekproefsgewijze, door StiPP te maken selectie van 40 correctieregels de daarbij horende onderbouwende documenten in het geding te brengen. Dan kan op basis daarvan worden beoordeeld of partijen het eens zijn dat daarmee volstaan kan worden of dat nadere dan wel uitgebreidere onderbouwing nodig is.
2.3.
In het tussenvonnis van 15 juni 2022 is geoordeeld dat dit voorstel van StiPP redelijk is. Bepaald is dat [eiser c.s.] een herziene berekening dient op te stellen waaruit de regels waarin bij ‘Periode Jaar’ ‘2019’ wordt genoemd zijn verwijderd en waaruit ook het werknemersdeel van de pensioenpremie is verwijderd. Zij dient haar vordering met de daarmee samenhangende bedragen te verminderen. Verder is bepaald dat [eiser c.s.] de 40 correctieregels die StiPP in productie 12 heeft weergegeven door middel van documenten dient te onderbouwen en deze onderbouwing aan StiPP dient voor te leggen zodat StiPP daarop kan reageren en [eiser c.s.] de onderbouwing na afstemming met StiPP zo nodig nog kan aanvullen.
de akte van [eiser c.s.]
2.4.
schrijft in haar akte onderbouwing correctieregels en herziene berekening vordering die zij heeft ingediend dat zij de regels waarin bij ‘Periode Jaar’ ‘2019’ wordt genoemd en het werknemersdeel van de pensioenpremie uit haar berekening heeft verwijderd en de onderbouwing van de 40 correctieregels en de herziene berekening van haar vordering met StiPP heeft afgestemd. Omdat bleek dat de gebruikte Easyflex-logaritmes in sommige gevallen hebben geleid tot een onjuiste berekening van de pensioenpremie, heeft [eiser c.s.] uiteindelijk de premies van Payroll Nederland B.V. uit de berekening gehaald en 6,1% als foutmarge van de overige schadelast afgetrokken. De totale schadelast komt volgens de nieuwe berekening op € 104.321,--. Volgens [eiser c.s.] heeft StiPP verklaard met deze schadeberekening akkoord te zijn.
de akte van StiPP
2.5.
StiPP bevestigt in haar akte dat zij kan instemmen met de herziene berekening en de onderbouwing van de schade, uitgaande van de eerdere vonnissen. Zij verklaart dat over het met inachtneming hiervan berekende schadebedrag en de daarop gebaseerde vordering van € 103.421,-- (de kantonrechter merkt dit aan als een kennelijke verschrijving en leest: € 104.321,--) tussen partijen overeenstemming bestaat. StiPP benadrukt evenwel dat dit niet is aan te merken als enigerlei vorm van erkenning van schadeplichtigheid en dat zij haar eerdere standpunt handhaaft dat [eiser c.s.] geen enkele vordering op haar heeft in relatie tot de ORT. Zij verklaart verder dat de gegeven instemming met het schadebedrag niet inhoudt dat zij instemt met de juistheid van de op basis van opgaven van [eiser c.s.] in de pensioenadministratie opgenomen pensioenaanspraken vergeleken met de loonstrook-gegevens van de werknemers van [eiser c.s.] . Zij houdt zich uitdrukkelijk het recht voor de mismatch hiervan aan de orde te stellen met de daaruit volgende (processuele) rechtsgevolgen.
de beoordeling
2.6.
De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen, uitgaande van hetgeen in de eerdere tussenvonnissen is bepaald, overeenstemming bestaat over de hoogte van de premie over de ORT die [eiser c.s.] over de jaren 2012 t/m 2018 onverschuldigd aan StiPP heeft afgedragen. Ook de kantonrechter zal bij haar beslissing daarom van dit bedrag uitgaan. Hieronder zal worden besproken wat dit voor de vorderingen van [eiser c.s.] betekent. Daarbij overweegt de kantonrechter dat de uitsplitsing van bedragen per eisende vennootschap, zoals in de dagvaarding nog vermeld, ten aanzien van het totaalbedrag in de akte van 19 oktober 2022 niet helder is gemaakt. Nu partijen over dit totaalbedrag niet van mening verschillen zal dit bedrag worden toegewezen. Het is dan aan [eiser c.s.] om de verdeling over de verschillende vennootschappen te maken.
2.7.
De primaire vordering onder I. wordt aldus toegewezen, dat voor recht wordt verklaard dat [eiser c.s.] over de jaren 2012 tot en met 2018 onverschuldigd pensioenpremie over de - door haar aan werknemers betaalde - ORT aan StiPP heeft betaald.
2.8.
De toegewezen verklaring voor recht dat sprake is geweest van onverschuldigde betaling biedt geen grondslag voor de primair onder II. gevorderde verklaring voor recht dat StiPP aansprakelijk is voor de door [eiser c.s.] geleden en te lijden schade. De toegewezen verklaring voor recht ziet immers niet op een onrechtmatige daad. Voor een dergelijke verklaring voor recht ziet de kantonrechter geen grondslag. Nu [eiser c.s.] haar belang bij de onder II. gevorderde verklaring van recht niet nader heeft onderbouwd, wordt deze vordering afgewezen.
2.9.
De primaire vordering onder III. wordt aldus toegewezen, dat StiPP wordt veroordeeld binnen twee weken na betekening van dit vonnis een bedrag van in totaal € 104.321,-- aan [eiser c.s.] te betalen. Omdat er een veel lager bedrag wordt toegewezen dan oorspronkelijk gevorderd en [eiser c.s.] haar vordering pas gedurende de procedure voldoende heeft onderbouwd, wordt de onder IV. gevorderde wettelijke rente toegewezen vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van voldoening.
2.10.
De subsidiair onder V. gevorderde verklaring voor recht betreffende verrekening is te algemeen om als zodanig te kunnen worden toegewezen. De kantonrechter verwijst naar de wettelijke bepalingen omtrent verrekening. Daarbij verdient overigens opmerking dat de veroordeling tot terugbetaling van premie niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard (zie hierna onder 2.16), hetgeen van invloed kan zijn op de mogelijkheid tot verrekening.
2.11.
Voor de onder VI. gevorderde buitengerechtelijke kosten geldt dat [eiser c.s.] in redelijkheid buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt om haar vordering op StiPP voldaan te krijgen. Op basis van de toegewezen vordering van € 104.321,-- wordt een bedrag van € 1.818,21 redelijk geacht. Dit bedrag wordt toegewezen.
2.12.
[eiser c.s.] vordert onder VII. ook wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld of gebleken is echter dat [eiser c.s.] deze kosten al daadwerkelijk aan haar gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal daarom niet worden toegewezen.
2.13.
[eiser c.s.] vordert onder VIII. StiPP te veroordelen om op straffe van een dwangsom alsnog de bijbehorende noodzakelijke pdo-correctie(s) toe te staan dan wel onvoorwaardelijk mogelijk te maken. Niet is gebleken dat dit na de overeenstemming tussen partijen over de hoogte van de onverschuldigd betaalde premie over de ORT nog aan de orde is en dat [eiser c.s.] bij deze vordering nog belang heeft. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
kosten
2.14.
StiPP zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser c.s.] worden begroot op:
- dagvaarding € 87,99
- griffierecht € 1.013,--
- salaris gemachtigde €
3.924,--(4,5 punten x tarief € 872,--)
Totaal € 5.024,99
2.15.
De door [eiser c.s.] gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is bepaald.
geen uitvoerbaarverklaring bij voorraad
2.16.
StiPP heeft de kantonrechter in haar antwoordakte onderbouwing schade van 2 maart 2022 (waarnaar nog eens wordt verwezen in de akte van 19 oktober 2022) verzocht om bij eindvonnis de veroordeling tot terugbetaling niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, mede vanwege de negatieve gevolgen die een zodanige veroordeling op de pensioenkapitalen van de werknemers kan hebben. Dit is volgens StiPP zeer ongewenst en ook zeer onpraktisch indien in een hoger beroep geoordeeld zou worden dat [eiser c.s.] geen recht had op terugbetaling van de premie voor ORT. [eiser c.s.] heeft hier geen verweer tegen gevoerd en ook overigens niet op gereageerd. De kantonrechter zal de veroordeling tot terugbetaling van het bedrag van € 104.321,-- daarom niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Het vonnis zal voor het overige wel uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat [eiser c.s.] over de jaren 2012 tot en met 2018 onverschuldigd pensioenpremie over de - door haar aan werknemers betaalde - ORT aan StiPP heeft betaald;
3.2.
veroordeelt StiPP binnen twee weken na betekening van dit vonnis een bedrag van in totaal € 104.321,-- aan [eiser c.s.] te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf de datum van dit vonnis tot de dag van voldoening;
3.3.
veroordeelt StiPP om aan [eiser c.s.] een bedrag van € 1.818,21 aan buitengerechtelijke kosten te betalen;
3.4.
veroordeelt StiPP tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser c.s.] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 5.024,99, waarin begrepen € 3.924,-- aan salaris gemachtigde;
3.5.
veroordeelt StiPP, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser c.s.] volledig (met uitzondering van de beslissing onder 3.2.) aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,-- aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de beslissing onder 3.2.;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 november 2022.