ECLI:NL:RBMNE:2022:490

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
16-167173-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar in functie en belaging van een ex-partner met stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer

Op 14 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belediging van een ambtenaar in functie en belaging van zijn ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 juni 2021 in Nieuwegein een ambtenaar beledigde door beledigende woorden te uiten, terwijl deze ambtenaar zijn functie uitoefende. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn ex-partner door stelselmatig inbreuk te maken op haar persoonlijke levenssfeer van 1 januari 2021 tot en met 24 juni 2021. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde vernieling van een politieauto, omdat niet bewezen kon worden dat hij schade had veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 107 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en een contact- en locatieverbod met de ex-partner en hun kinderen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-167173-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1977] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] in [woonplaats ]
gedetineerd in PI Lelystad.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 24 juni 2021 in Nieuwegein een dienstauto van de politie heeft vernield;
Feit 2
op 24 juni 2021 in Nieuwegein een ambtenaar in functie heeft beledigd;
Feit 3
in de periode van 1 januari 2021 tot en met 24 juni 2021 [slachtoffer] heeft belaagd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle drie de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van de eerste twee feiten heeft de officier van justitie aangevoerd dat uitgegaan moet worden van de verklaringen van de politie, zoals deze zich in het dossier bevinden. Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie opgemerkt dat het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het contact via Facebook niet bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 1 ten laste gelegde vernieling. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar zijn handen op het dak van de politieauto heeft geplaatst, maar dat er teveel twijfel is dat door dat handelen van verdachte schade is ontstaan. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wat het derde feit betreft heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak bepleit. In januari en februari 2021 waren er weliswaar incidenten tussen verdachte en mevrouw [slachtoffer] , maar toen heeft mevrouw [slachtoffer] geen aangifte gedaan. Daarna was het een hele tijd stil en pas in juni 2021 zijn er weer meldingen bij de politie binnengekomen. Ten aanzien van de maand juni kan wat de raadsvrouw betreft wel een bewezenverklaring van belaging volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feit 1 (vernieling)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 ten laste gelegde vernieling heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Verdachte heeft weliswaar bij de politie verklaard dat hij met zijn vuisten op het dak van de politieauto heeft geslagen, maar op basis van het dossier heeft de rechtbank niet de overtuiging dat hierdoor schade is ontstaan.
Bewijsmiddelen feit 2 (belediging)
Verbalisant [verbalisant 1] heeft het volgende in een proces-verbaal opgeschreven:
Op donderdag 24 juni 2021[…]
kreeg ik samen met collega's[…]
de melding dat[…]
een man de melder lastig zou vallen. […] Ik was belast met surveillance en gekleed in een opvallend politieuniform. Ik reed tevens in een opvallende politieauto.[…]
Ik hoorde dat hij riep: "Je bent een kankerhond. Je bent een vieze kankerlijer" Ik voelde me door deze bewoordingen beledigd en in mijn goede naam aangetast. Temeer ik in uniform gekleed was en mijn collega de belediging moet hebben gehoord. Ik hoorde dat de man vervolgens riep: "Ik ga aangifte tegen je doen. Je wil me dood maken. Kankerhond."[…]
Ik hoorde dat de verdachte tijdens het insluiten tegen mij riep: "Kankerlijer, Kankerhond." Ik voelde mij wederom beledigd. Ik doe aangifte van belediging van een ambtenaar in functie. [2]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft het volgende hierover opgeschreven:
Onderweg naar politiebureau Nieuwegein hoorde ik [verdachte][de rechtbank begrijpt: verdachte]
meerdere keren tegen collega [verbalisant 1] roepen: Vieze kankerlijer, Kankermongool" of woorden van gelijke strekking. Toen we op politiebureau Nieuwegein waren ging dit in de politiecel verder en herhaalde deze woorden meermaals richting collega [verbalisant 1] . [3]
Bewijsoverweging feit 2
Op basis van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder feit 2 ten laste gelegde beledigende woorden in de richting van inspecteur [verbalisant 1] , die op dat moment zijn functie uitoefende, heeft geuit.
Bewijsmiddelen feit 3 (belaging)
Mevrouw [slachtoffer] heeft op 27 juni 2021 aangifte gedaan van belaging. In deze aangifte staat onder meer het volgende vermeld:
Vanaf januari 2021 tot heden zijn er door mij diverse meldingen bij de politie gedaan omdat [verdachte][de rechtbank begrijpt: verdachte]
bij mijn woning in de avonduren aanbelt en lastig valt. Met lastig vallen bedoel ik dan dat hij onaangekondigd langs komt. Dat hij in de nachtelijke uren aan belt. Dat hij mij op mijn telefoon belt. Dat hij gaat schreeuwen voor de deur als ik niet open doe op de deuren bonkt als ik niet open doe. Dat hij op het bankje in de [4] voortuin gaat zitten of in de achtertuin gaat slapen. Hij gaat gewoon niet weg ook niet als ik het hem vraag. Eind januari 2021 was [verdachte] zelfs via de achterdeur naar binnen gedrongen.[…]
Ik wil dat aan [verdachte] duidelijk wordt gemaakt dat hij zo niet door kan gaan. [verdachte] moet geholpen worden met zijn verslaving. Ook moeten er met [verdachte] (dwingende) afspraken worden gemaakt over een bezoekregeling met de kinderen. Er is al contact geweest met jeugdzorg. Maar afspraken worden door [verdachte] niet nagekomen.[…]
De laatste tijd begint het alleen maar erger te worden dat [verdachte] mij lastig valt. [verdachte] staat regelmatig bij mijn woning. In de tuin, voor de woning, altijd kloppend op het raam en vragend om geld, eten of wat dan ook. Hij is zelfs al een keer zonder toestemming door een openstaande deur de woning binnen gekomen. Pas nadat ik de politie had gebeld ging [verdachte] weg.
Ik laat de kinderen al regelmatig bij iemand anders slapen zodat zij rustig kunnen slapen zonder lastig gevallen te worden. [verdachte] staat de laatste tijd meerdere keren per dag bij mij voor de woning omdat hij geen werk heeft en geen dagbesteding zodat hij alle tijd heeft om mij lastig te vallen.
Ik voel nog geen angst voor hem. Dat niet. Maar wel oplettendheid. Ik wil gewoon met rust gelaten worden en het idee dat [verdachte] misschien weer voor de deur staat maakt mij alert en niet ontspannen. Ik vind wel dat [verdachte] steeds meer onberekenbaarder wordt en ik weet momenteel niet goed wat ik van hem kan verwachten. Ik zou daarom ook graag een gebiedsverbod of contactverbod willen voor [verdachte] . [5]
Op 23 juni 2021 was [verdachte] weer door mijn achterdeur naar binnen gegaan in mijn woning.[…]
Op 24 juni 2021 stond [verdachte] weer voor de deur te schreeuwen. Ook toen wilde hij niet weg gaan. Ik heb toen de politie gebeld. Hij is toen wel meegenomen door de politie.[…]
V: Weet [verdachte] dat hij jou met rust moet laten?
A: Ja hij weet dat. Dat heb ik meerdere keren tegen hem gezegd ook in het bijzijn van Samen Veilig. Daarom heeft Samen Veilig ook een soort van contract opgesteld zodat [verdachte] precies weet waar hij aan toe is en wanneer hij de kinderen kan zien. Zodat hij niet meer ongevraagd langs hoeft te komen en ook geen reden heeft om buiten die afspraken om langs te komen bij mij. Dit zou voor meer rust zorgen voor mij en de kinderen. Maar [verdachte] houdt zich er gewoon niet aan.
V: Kun je mij aangeven hoe vaak [verdachte] jou belt[…]
?
A: Heel vaak. Elke dag wel. Als ik niet op neem of als hij telefonisch zijn zin niet krijgt dan rijdt hij gewoon van [woonplaats ] naar mij toe.
V: Op welke manieren zoekt [verdachte] nog meer contact met jou en hoe vaak is dat dan?
A: Via de WhatsApp, telefonisch door mij vaak te bellen maar ook daar heb ik hem op geblokkeerd. Want al geef ik door de telefoon duidelijk mijn grens aan, dat ik niet wil dat hij belt dan komt hij gewoon langs. Hij luistert gewoon niet naar mij. Wat ik ook zeg, hoe duidelijk ook. Hij komt toch wel. [6]
Aangeefster heeft uitdrukkelijk verzocht om tot vervolging over te gaan. [7]
Verdachte heeft op de terechtzitting het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Alles wat mevrouw [slachtoffer] heeft verklaard is waar. Ik gebruikte veel drugs in die periode en ik dacht alleen aan mijzelf. Ik weet dat ik dingen heb gedaan in die periode die ik niet had moeten doen. Zij heeft mij ook een aantal keren gezegd dat ik niet meer zomaar langs mocht komen, maar als ik ging gebruiken ging het weer mis. Ik kan mij niet alles meer goed herinneren. Ik kon in die periode niet zo helder denken. [8]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een proces-verbaal beschreven wat hij in de politiesystemen heeft gelezen, te weten:
31 januari 2021
De politie kreeg de melding dat verdachte de woning was binnen gedrongen van [slachtoffer]
, zonder toestemming. Ter plaatse hoorde de politie geschreeuw vanuit de woning. Vervolgens aan de deur gegaan. Binnen in de woning waren [slachtoffer] en verdachte.[…]
9 februari 2021
Politie krijgt een melding dat verdachte voor de deur staat bij [slachtoffer] . Ter plaatse ziet de politie dat verdachte weg loopt bij de woning.[…]
Na contact met [slachtoffer] bleek dat Jeugdzorg er ook al er mee gemoeid was en dat er duidelijke afspraken gemaakt zijn over de omgang. Er is onder andere afgesproken dat verdachte zijn kinderen mag zien maar dat hij niet onaangekondigd langs mag komen bij [slachtoffer] . Ook mag verdachte niet na 18:00 uur langs komen bij [slachtoffer] . Dit om rust en duidelijkheid te creëren voor alle partijen. [9] […]
22 februari 2021
Politie kreeg de melding dat verdachte op de deur aan het bonken was bij [slachtoffer]
.[…]
Verder op zag de politie de verdachte in een blauwe Seat.[…]
23 februari 2021
Melding dat verdachte weer voor de deur van [slachtoffer] stond. Ter plaatse sprak de politie verdachte aan. Verdachte gaf aan dat hij niet gaat stoppen met hier te komen. [10] […]
23 juni 2021
De politie kreeg de melding dat verdachte via de achterdeur de woning binnen was
gegaan bij [slachtoffer] .
Bewijsoverwegingen feit 3
Van belaging is sprake als er stelselmatig opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer. Bij de beoordeling of daarvan sprake is, zijn volgens vaste jurisprudentie de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer van belang. Een geringe duur en frequentie van de gedragingen hoeft het bestaan van de vereiste stelselmatigheid van de inbreuk dus niet uit te sluiten.
Uit de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden volgt dat verdachte vanaf januari 2021 meermalen contact met aangeefster zocht en dat hij daarbij ook de woning van aangeefster bezocht. Ook als aangeefster aangaf dat hij niet welkom was dan bleef hij zich rond de woning ophouden. In januari en februari 2021 vertoonde verdachte dit gedrag, waarbij hij in deze periode zelfs zonder toestemming de woning van aangeefster is binnengedrongen. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen kan niet worden herleid dat verdachte contact zocht met aangeefster [slachtoffer] in de aansluitende periode tot juni 2021. Daarna echter nam verdachte in juni weer bijna dagelijks contact met aangeefster op door weer voor haar deur te staan en zonder toestemming wederom haar woning te betreden..
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich gedurende de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan belaging. Hoewel de frequentie van het contact op momenten lager was, was de intensiteit van zijn handelen op andere momenten dusdanig dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van de vereiste stelselmatigheid. Tekenend hiervoor is de verklaring van aangeefster waarin zij zegt dat zij zich steeds genoodzaakt voelde om verdachte terug te bellen, omdat hij anders toch wel weer aan haar deur zou komen te staan.
De rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte van 1 januari 2021 tot en met 24 juni 2021 [slachtoffer] heeft belaagd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2
hij op 24 juni 2021 te Nieuwegein opzettelijk een ambtenaar ,te weten [verbalisant 1] , inspecteur bij de politie Midden Nederland, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, meermalen mondeling heeft beledigd, door hem (telkens) de woorden toe te voegen: "kankerhond"
en/of "kankerlijer" en/of "je bent een vieze kankerlijer";
Feit 3
hij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 24 juni 2021 te Nieuwegein, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- meermalen aan te bellen bij de woning van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) (telkens) op de deur/ramen te bonken en
- meermalen in de achtertuin van die [slachtoffer] te slapen en
- meermalen op het bankje in de voortuin van die [slachtoffer] te zitten en
- meermalen het huis van die [slachtoffer] binnen te dringen zonder toestemming van de rechthebbende en
- meermalen die [slachtoffer] te bellen en via Whatsapp te benaderen

met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te dulden.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 2
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
Feit 3
belaging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7.1
OPLEGGING VAN STRAF
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een contact- en locatieverbod met aangeefster en hun kinderen. In het geval dat verdachte contact wil met zijn kinderen, dan dient dit contact te verlopen via SAVE. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het navolgende aangevoerd. In de (korte) schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft verdachte zich goed gehouden aan het contact- en locatieverbod ook al was dit voor hem moeilijk. Verdachte en aangeefster regelen het contact onderling ook op dit moment op een goede manier. De door de officier van justitie gevorderde voorwaarden zijn daarmee te ingrijpend. Daarom verzoekt de verdediging alleen een straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging en belediging van een ambtenaar in functie. Deze feiten zijn ernstig. Het belagen van zijn voormalige partner [slachtoffer] heeft een grote impact gehad op haar leven en dat van de twee kinderen van haar en verdachte. Aangeefster heeft de kinderen op meerdere momenten onder moeten brengen bij andere mensen, zodat zij niet in aanraking kwamen met hun vader die onder invloed van drugs op een vervelende wijze bij hen aan de deur kwam. Ook de omstandigheid dat verdachte doorging met deze gedragingen nadat aangeefster, veilig thuis en de politie verdachte hadden gezegd dat dit gedrag moest stoppen maakt het handelen van verdachte bijzonder ernstig. Verdachte is zelfs twee keer in de woning van aangeefster binnengedrongen. Verdachte trok zich bovendien niets aan van de politie die hem daar steeds wegstuurde. Verdachte heeft tijdens de belaging alleen aan zichzelf gedacht en niet aan de impact die het zou hebben op aangeefster en hun kinderen. Belaging is een delict dat rechtstreeks raakt aan de privacy en het welbevinden van de belaagde en kan daardoor forse psychische belasting opleveren. Aangeefster heeft bij de politie hierover verklaard dat het idee dat verdachte misschien weer voor de deur staat haar alert maakte en dat zij zich niet kon ontspannen. Daarbij vond zij dat verdachte steeds onberekenbaarder werd. De rechtbank rekent dit feit en de gevolgen daarvan verdachte zwaar aan.
Verder heeft verdachte een politieambtenaar beledigd. Dat is een zeer ergerlijk feit. Niet alleen was dit voor de betrokken politieambtenaar grievend, maar ook heeft verdachte daarmee inbreuk gemaakt op het gezag van de politie. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen 10 jaar niet voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies van Inforsa van
10 januari 2022. De reclassering schrijft in dit rapport dat er bij verdachte problematiek is op de gebieden middelengebruik, psychosociaal functioneren, dagbesteding en huisvesting. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog en het risico op onttrekking aan de voorwaarden wordt eveneens ingeschat als hoog. De reclassering ziet op dit moment geen mogelijkheden om verdachte te begeleiden binnen een ambulant kader. Mogelijk dat een langdurige verslavingsbehandeling in een forensische klinische setting uitkomst biedt.
Door en namens verdachte is op de terechtzitting naar voren gebracht dat verdachte kampt met zware verslavingsproblematiek waar hij hulp bij nodig heeft. Verdachte is tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis in deze zaak wederom in aanraking gekomen met politie en justitie op welke grond hij op dit moment vast zit. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat verdachte in het kader van die strafzaak wordt onderzocht en dat naar mogelijkheden tot behandeling wordt gekeken. De rechtbank zal daarom in het kader van deze strafzaak geen behandelverplichting opleggen, hoewel de rechtbank het belang van een dergelijke behandeling wel inziet. Verdachte heeft verder ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij nu inziet dat hij slechts uit egoïsme handelde en geen rekening heeft gehouden met de belangen van aangeefster. Hij is gemotiveerd iets van zijn leven te maken en ziet in dat hij daarbij hulp nodig heeft.
Strafmaatoverwegingen
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals hiervoor omschreven acht de rechtbank het passend verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk deel. De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte zwaarder laat wegen. Aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf zal de rechtbank bijzondere voorwaarden verbinden.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank geen contactverbod met de kinderen van aangeefster en verdachte opleggen. De rechtbank zal wel een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod opleggen. Uit de aangifte van aangeefster blijkt dat zij dit nadrukkelijk wenst . De rechtbank is er daarnaast niet van overtuigd dat verdachte – als hij wederom vervalt in middelengebruik – niet weer contact zal zoeken met aangeefster. De rechtbank zal voorts een meldplicht aan het voorwaardelijke strafdeel verbinden alsmede de verplichting voor verdachte om zijn woonadres aan de reclassering door te geven.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 107 dagen voorwaardelijk, met aftrek en met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden is. De rechtbank zal de hiervoor vermelde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel verbinden, welke voorwaarden ertoe strekken dat verdachte in de toekomst vergelijkbare delicten niet weer zal plegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf (belaging), waarbij hij zich in toenemende mate op respectloze wijze heeft opgedrongen aan zijn ex-partner en zelfs haar woning is binnengedrongen. In het verleden is verdachte meermalen onherroepelijk veroordeeld wegens geweldsdelicten. Mede gelet op voornoemd reclasseringsadvies is de rechtbank daarom van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, indien zijn verslavingsproblematiek niet grondig wordt aangepakt, wederom een misdrijf zal begaan dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14c, 14e, 57, 266, 267, 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feiten 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feiten 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
150 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
107 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden voor het einde van de proeftijd niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
twee (2) jarenvast onder de algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt voorts als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich binnen drie dagen nadat hij in vrijheid is gesteld meldt bij Reclassering Inforsa, op het adres Wittevrouwenkade 6 (3512 CR) in Utrecht of telefonisch (088 161 7480). Verdachte zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering, op de wijze waarop en zo frequent als de reclassering dat zal bepalen. Veroordeelde moet zich houden aan de afspraken met de reclassering en de aanwijzingen die door de reclassering aan hem worden gegeven;
2. de reclassering op de hoogte houdt van zijn verblijfplaats en zijn verblijfadres onverwijld aan de reclassering doorgeeft telkens als zijn verblijfadres wijzigt;
3. op geen enkele wijze contact heeft met [slachtoffer] , voor zolang het openbaar ministerie dit contactverbod nodig acht. Indien naar het oordeel van de reclassering vanwege enig belang van beider kinderen een dergelijk contact – telefonisch of in persoon – nodig is, kan dit contact slechts verlopen op de wijze en gedurende het tijdsverloop, zoals te bepalen door de reclassering;
4. zich niet zal bevinden binnen een straal van 500 meter van het adres [adres] [woonplaats ] (verblijfadres [slachtoffer] ), zolang het openbaar ministerie een dergelijk locatieverbod nodig acht, waartoe het toezicht op de handhaving van dit locatieverbod door het openbaar ministerie kan worden gedelegeerd aan de politie.
Geeft opdracht aan Reclassering Inforsa tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt voorts als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden.
Stelt voorts als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Beveelt dat de hierboven gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot gevangenhouding.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mr. N.M. Spelt en mr. P.C. Quak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Chanier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 februari 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 24 juni 2021 te Nieuwegein opzettelijk en wederrechtelijk een (dienst)auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan politie Midden Nederland, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij op of omstreeks 24 juni 2021 te Nieuwegein opzettelijk een ambtenaar,te weten [verbalisant 1] , inspecteur bij de politie Midden Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid,(meermalen) mondeling heeft beledigd, door hem/haar (telkens) de woorden toe te voegen: "kankerhond" en/of "kankerlijer" en/of "je bent een vieze kankerlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3
hij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 24 juni 2021 te Nieuwegein, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- meermalen aan te bellen bij de woning van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) (telkens) op de deur/ramen te bonken en/of
- meermalen in de achtertuin van die [slachtoffer] te slapen en/of - meermalen op het bankje in de voortuin van die [slachtoffer] te zitten en/of
- meermalen het huis van die [slachtoffer] binnen te dringen (zonder toestemming van de rechthebbende(n) en/of
- meermalen die [slachtoffer] te bellen en/of via facebook en/of what's app te benaderen met het oogmerk die [slachtoffer] en/of diens kinderen, te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
(art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 juli 2021, genummerd PL0900-2021201357, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 74. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pagina 26.
3.Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] , pagina 23.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 8.
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 9.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 10.
7.Proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, pagina 17.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 31 januari 2022.
9.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , p. 31.
10.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] , p. 32.