4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 (vernieling)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 ten laste gelegde vernieling heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Verdachte heeft weliswaar bij de politie verklaard dat hij met zijn vuisten op het dak van de politieauto heeft geslagen, maar op basis van het dossier heeft de rechtbank niet de overtuiging dat hierdoor schade is ontstaan.
Bewijsmiddelen feit 2 (belediging)
Verbalisant [verbalisant 1] heeft het volgende in een proces-verbaal opgeschreven:
Op donderdag 24 juni 2021[…]
kreeg ik samen met collega's[…]
de melding dat[…]
een man de melder lastig zou vallen. […] Ik was belast met surveillance en gekleed in een opvallend politieuniform. Ik reed tevens in een opvallende politieauto.[…]
Ik hoorde dat hij riep: "Je bent een kankerhond. Je bent een vieze kankerlijer" Ik voelde me door deze bewoordingen beledigd en in mijn goede naam aangetast. Temeer ik in uniform gekleed was en mijn collega de belediging moet hebben gehoord. Ik hoorde dat de man vervolgens riep: "Ik ga aangifte tegen je doen. Je wil me dood maken. Kankerhond."[…]
Ik hoorde dat de verdachte tijdens het insluiten tegen mij riep: "Kankerlijer, Kankerhond." Ik voelde mij wederom beledigd. Ik doe aangifte van belediging van een ambtenaar in functie.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft het volgende hierover opgeschreven:
Onderweg naar politiebureau Nieuwegein hoorde ik [verdachte][de rechtbank begrijpt: verdachte]
meerdere keren tegen collega [verbalisant 1] roepen: Vieze kankerlijer, Kankermongool" of woorden van gelijke strekking. Toen we op politiebureau Nieuwegein waren ging dit in de politiecel verder en herhaalde deze woorden meermaals richting collega [verbalisant 1] .
Bewijsoverweging feit 2
Op basis van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder feit 2 ten laste gelegde beledigende woorden in de richting van inspecteur [verbalisant 1] , die op dat moment zijn functie uitoefende, heeft geuit.
Bewijsmiddelen feit 3 (belaging)
Mevrouw [slachtoffer] heeft op 27 juni 2021 aangifte gedaan van belaging. In deze aangifte staat onder meer het volgende vermeld:
Vanaf januari 2021 tot heden zijn er door mij diverse meldingen bij de politie gedaan omdat [verdachte][de rechtbank begrijpt: verdachte]
bij mijn woning in de avonduren aanbelt en lastig valt. Met lastig vallen bedoel ik dan dat hij onaangekondigd langs komt. Dat hij in de nachtelijke uren aan belt. Dat hij mij op mijn telefoon belt. Dat hij gaat schreeuwen voor de deur als ik niet open doe op de deuren bonkt als ik niet open doe. Dat hij op het bankje in devoortuin gaat zitten of in de achtertuin gaat slapen. Hij gaat gewoon niet weg ook niet als ik het hem vraag. Eind januari 2021 was [verdachte] zelfs via de achterdeur naar binnen gedrongen.[…]
Ik wil dat aan [verdachte] duidelijk wordt gemaakt dat hij zo niet door kan gaan. [verdachte] moet geholpen worden met zijn verslaving. Ook moeten er met [verdachte] (dwingende) afspraken worden gemaakt over een bezoekregeling met de kinderen. Er is al contact geweest met jeugdzorg. Maar afspraken worden door [verdachte] niet nagekomen.[…]
De laatste tijd begint het alleen maar erger te worden dat [verdachte] mij lastig valt. [verdachte] staat regelmatig bij mijn woning. In de tuin, voor de woning, altijd kloppend op het raam en vragend om geld, eten of wat dan ook. Hij is zelfs al een keer zonder toestemming door een openstaande deur de woning binnen gekomen. Pas nadat ik de politie had gebeld ging [verdachte] weg.
Ik laat de kinderen al regelmatig bij iemand anders slapen zodat zij rustig kunnen slapen zonder lastig gevallen te worden. [verdachte] staat de laatste tijd meerdere keren per dag bij mij voor de woning omdat hij geen werk heeft en geen dagbesteding zodat hij alle tijd heeft om mij lastig te vallen.
Ik voel nog geen angst voor hem. Dat niet. Maar wel oplettendheid. Ik wil gewoon met rust gelaten worden en het idee dat [verdachte] misschien weer voor de deur staat maakt mij alert en niet ontspannen. Ik vind wel dat [verdachte] steeds meer onberekenbaarder wordt en ik weet momenteel niet goed wat ik van hem kan verwachten. Ik zou daarom ook graag een gebiedsverbod of contactverbod willen voor [verdachte] .
Op 23 juni 2021 was [verdachte] weer door mijn achterdeur naar binnen gegaan in mijn woning.[…]
Op 24 juni 2021 stond [verdachte] weer voor de deur te schreeuwen. Ook toen wilde hij niet weg gaan. Ik heb toen de politie gebeld. Hij is toen wel meegenomen door de politie.[…]
V: Weet [verdachte] dat hij jou met rust moet laten?
A: Ja hij weet dat. Dat heb ik meerdere keren tegen hem gezegd ook in het bijzijn van Samen Veilig. Daarom heeft Samen Veilig ook een soort van contract opgesteld zodat [verdachte] precies weet waar hij aan toe is en wanneer hij de kinderen kan zien. Zodat hij niet meer ongevraagd langs hoeft te komen en ook geen reden heeft om buiten die afspraken om langs te komen bij mij. Dit zou voor meer rust zorgen voor mij en de kinderen. Maar [verdachte] houdt zich er gewoon niet aan.
V: Kun je mij aangeven hoe vaak [verdachte] jou belt[…]
?
A: Heel vaak. Elke dag wel. Als ik niet op neem of als hij telefonisch zijn zin niet krijgt dan rijdt hij gewoon van [woonplaats ] naar mij toe.
V: Op welke manieren zoekt [verdachte] nog meer contact met jou en hoe vaak is dat dan?
A: Via de WhatsApp, telefonisch door mij vaak te bellen maar ook daar heb ik hem op geblokkeerd. Want al geef ik door de telefoon duidelijk mijn grens aan, dat ik niet wil dat hij belt dan komt hij gewoon langs. Hij luistert gewoon niet naar mij. Wat ik ook zeg, hoe duidelijk ook. Hij komt toch wel.
Aangeefster heeft uitdrukkelijk verzocht om tot vervolging over te gaan.
Verdachte heeft op de terechtzitting het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Alles wat mevrouw [slachtoffer] heeft verklaard is waar. Ik gebruikte veel drugs in die periode en ik dacht alleen aan mijzelf. Ik weet dat ik dingen heb gedaan in die periode die ik niet had moeten doen. Zij heeft mij ook een aantal keren gezegd dat ik niet meer zomaar langs mocht komen, maar als ik ging gebruiken ging het weer mis. Ik kan mij niet alles meer goed herinneren. Ik kon in die periode niet zo helder denken.
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een proces-verbaal beschreven wat hij in de politiesystemen heeft gelezen, te weten:
31 januari 2021
De politie kreeg de melding dat verdachte de woning was binnen gedrongen van [slachtoffer]
, zonder toestemming. Ter plaatse hoorde de politie geschreeuw vanuit de woning. Vervolgens aan de deur gegaan. Binnen in de woning waren [slachtoffer] en verdachte.[…]
9 februari 2021
Politie krijgt een melding dat verdachte voor de deur staat bij [slachtoffer] . Ter plaatse ziet de politie dat verdachte weg loopt bij de woning.[…]
Na contact met [slachtoffer] bleek dat Jeugdzorg er ook al er mee gemoeid was en dat er duidelijke afspraken gemaakt zijn over de omgang. Er is onder andere afgesproken dat verdachte zijn kinderen mag zien maar dat hij niet onaangekondigd langs mag komen bij [slachtoffer] . Ook mag verdachte niet na 18:00 uur langs komen bij [slachtoffer] . Dit om rust en duidelijkheid te creëren voor alle partijen.[…]
22 februari 2021
Politie kreeg de melding dat verdachte op de deur aan het bonken was bij [slachtoffer]
.[…]
Verder op zag de politie de verdachte in een blauwe Seat.[…]
23 februari 2021
Melding dat verdachte weer voor de deur van [slachtoffer] stond. Ter plaatse sprak de politie verdachte aan. Verdachte gaf aan dat hij niet gaat stoppen met hier te komen.[…]
23 juni 2021
De politie kreeg de melding dat verdachte via de achterdeur de woning binnen was
gegaan bij [slachtoffer] .
Bewijsoverwegingen feit 3
Van belaging is sprake als er stelselmatig opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer. Bij de beoordeling of daarvan sprake is, zijn volgens vaste jurisprudentie de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer van belang. Een geringe duur en frequentie van de gedragingen hoeft het bestaan van de vereiste stelselmatigheid van de inbreuk dus niet uit te sluiten.
Uit de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden volgt dat verdachte vanaf januari 2021 meermalen contact met aangeefster zocht en dat hij daarbij ook de woning van aangeefster bezocht. Ook als aangeefster aangaf dat hij niet welkom was dan bleef hij zich rond de woning ophouden. In januari en februari 2021 vertoonde verdachte dit gedrag, waarbij hij in deze periode zelfs zonder toestemming de woning van aangeefster is binnengedrongen. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen kan niet worden herleid dat verdachte contact zocht met aangeefster [slachtoffer] in de aansluitende periode tot juni 2021. Daarna echter nam verdachte in juni weer bijna dagelijks contact met aangeefster op door weer voor haar deur te staan en zonder toestemming wederom haar woning te betreden..
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich gedurende de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan belaging. Hoewel de frequentie van het contact op momenten lager was, was de intensiteit van zijn handelen op andere momenten dusdanig dat naar het oordeel van de rechtbank sprake is van de vereiste stelselmatigheid. Tekenend hiervoor is de verklaring van aangeefster waarin zij zegt dat zij zich steeds genoodzaakt voelde om verdachte terug te bellen, omdat hij anders toch wel weer aan haar deur zou komen te staan.
De rechtbank komt derhalve tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte van 1 januari 2021 tot en met 24 juni 2021 [slachtoffer] heeft belaagd.