Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiseres sub 1] ,
2.[eiser sub 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
3.3. Het geschil
4.De beoordeling
0,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres sub 1] c.s. en [gedaagde] over de verplichting tot het plaatsen van een schuur bij een koopovereenkomst. De eiseres, [eiseres sub 1] c.s., had in 2019 een appartement gekocht van [gedaagde], waarbij in de koopovereenkomst was opgenomen dat [gedaagde] zorg zou dragen voor de bouw van een schuur zodra de bouwomstandigheden dat toelieten. Na herhaalde verzoeken om de schuur te realiseren, heeft [gedaagde] dit nagelaten, wat heeft geleid tot een vordering van [eiseres sub 1] c.s. tot vervangende schadevergoeding van € 5.773,40, plus wettelijke rente en proceskosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] op grond van artikel 16 van de koopovereenkomst gehouden was om de schuur te plaatsen. De rechter heeft de Haviltex-maatstaf toegepast om te bepalen wat partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten met betrekking tot de schuur. De kantonrechter oordeelde dat de schuur een eenvoudig gebouw moest zijn dat voldoende ruimte bood voor opslag van een klein huishouden. De rechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] in verzuim is geraakt door de schuur niet te plaatsen en dat [eiseres sub 1] c.s. recht heeft op vervangende schadevergoeding.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter [gedaagde] veroordeeld om € 5.273,40 aan [eiseres sub 1] c.s. te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft hij [gedaagde] ook veroordeeld in de proceskosten. De vordering van [eiseres sub 1] c.s. tot vergoeding van deurwaarderskosten werd afgewezen omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.