ECLI:NL:RBMNE:2022:4890

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
536207
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over betalingsverplichtingen en proceskosten in civiele zaak tussen gebruiker en gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 23 november 2022, is een tussenuitspraak gedaan over de betalingsverplichtingen van de gedaagde aan de eiser. De zaak betreft een geschil over de kosten van verzekering en belasting van een Audi R8. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde een bedrag van € 30.000,00 aan de eiser moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de gedaagde ook de proceskosten van de eiser moet vergoeden, die zijn vastgesteld op € 2.872,74. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de gedaagde in reconventie een bedrag van € 1.511,64 van de eiser moet ontvangen, eveneens vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de proceskosten in reconventie gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. De wettelijke rente over de bedragen is toegewezen vanaf de respectieve data zoals vermeld in het vonnis. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. F.C. Burgers.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/536207 / HL ZA 22-75
Vonnis van 23 november 2022 (bij vervroeging)
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M. Jonk te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. E.A.S. van Spanje te Bussum.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis van 31 augustus 2022 (hierna: het tussenvonnis) en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van [gedaagde] met producties 8 en 9;
  • de akte van [eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
2.1.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat [gedaagde] aan [eiser] een bedrag van € 30.000,00 moet betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente (punt 4.1 tot en met 4.6 van het tussenvonnis). Verder is geoordeeld dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen (punt 4.7 van het tussenvonnis).
De proceskosten
2.2.
[gedaagde] krijgt in conventie grotendeels ongelijk. Hij moet daarom de proceskosten van [eiser] vergoeden. De proceskosten van [eiser] worden tot op heden begroot op € 129,74 voor de kosten van dagvaarden, € 1.301,00 voor het griffierecht en € 1.442,00 voor het salaris advocaat (2 punten van liquidatietarief III). De proceskosten zijn in totaal € 2.872,74. De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
in reconventie
2.3.
In het tussenvonnis is geoordeeld dat [eiser] geen schadevergoeding, gebruiksvergoeding en waardevermindering voor de Audi R8 aan [gedaagde] hoeft te betalen (punt 4.8 tot en met 4.11 van het tussenvonnis). [gedaagde] heeft verder de gelegenheid gekregen te bewijzen welke kosten hij heeft gemaakt voor de verzekering en belasting van de Audi R8 in de periode vanaf 1 september 2020 tot en met 24 februari 2021.
2.4.
[gedaagde] heeft onder verwijzing naar facturen en bankafschriften gesteld dat hij
€ 1.339,92 heeft betaald voor de verzekering van de Audi R8 en - in de maanden van 2021 -
€ 171,72 voor de belasting. [eiser] heeft deze kosten niet betwist, zodat [eiser] deze kosten van in totaal € 1.511,64 aan [gedaagde] moet betalen.
2.5.
[gedaagde] heeft onder verwijzing naar een bankafschrift gesteld dat de belastingkosten over de maanden van 2020 € 378,67 zijn. Het verweer van [eiser] tegen deze kosten slaagt. Op het bankafschrift staat dat er een bedrag is overgemaakt naar de belastingdienst, maar bij de omschrijving en het kenmerk staat alleen ‘ [A] ’ met een nummer. Uit het bankafschrift blijkt niet dat het gaat om belasting voor de Audi R8. [gedaagde] heeft ook niet toegelicht waarom niet zijn eigen naam althans zijn eigen voorletter bij het kenmerk staat. [eiser] hoeft het bedrag van € 378,67 daarom niet aan [gedaagde] te betalen.
De wettelijke rente
2.6.
[gedaagde] heeft verder wettelijke rente gevorderd. De wettelijke rente is een schadevergoeding vanwege vertraging bij het betalen van een geldsom, verschuldigd over de tijd dat [eiser] met de betaling in verzuim is geweest. [gedaagde] heeft niet gesteld of aangetoond wanneer [eiser] in verzuim is met het betalen van de verzekering- en belastingkosten van de Audi R8. Uit de conclusie van antwoord van [gedaagde] blijkt niet ondubbelzinnig dat hij ook verzekering- en belastingkosten vordert. [eiser] heeft gesteld dat hij op de mondelinge behandeling werd geconfronteerd met deze kosten en dat - als hij eerder van deze kosten had geweten - hij dan wel wat had willen regelen. [gedaagde] heeft vervolgens na de mondelinge behandeling zijn kosten gespecificeerd. De omvang van de betalingsverplichting van [eiser] staat pas met dit vonnis vast. [gedaagde] heeft redelijkerwijs niet van [eiser] mogen verwachten dat [eiser] de verzekering en belasting eerder zou betalen dan de datum van dit vonnis. De wettelijke rente zal daarom vanaf de dag na de datum van dit vonnis worden toegewezen.
De proceskosten
2.7.
[gedaagde] heeft in reconventie meer dan € 100.000,00 gevorderd, welk bedrag hoofdzakelijk bestond uit schadevergoeding, gebruiksvergoeding en waardevermindering voor de Audi R8. Een bedrag van € 1.511,64 te vermeerderen met wettelijke rente voor de verzekering- en belastingkosten zal worden toegewezen. Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld in reconventie, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten in reconventie te compenseren. Dat betekent dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 30.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 8 maart 2022, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.872,74, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor het salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
3.4.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 1.511,64, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van de dag na de datum van dit vonnis, tot de dag van volledige betaling,
3.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen,
in conventie en in reconventie
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op
23 november 2022.