ECLI:NL:RBMNE:2022:4886

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
16/189980-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met braak en bewezenverklaring van poging tot diefstal met braak, met oplegging van taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 23 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van diefstal met braak en poging tot diefstal met braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de diefstal met braak, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De officier van justitie had vrijspraak van het primair tenlastegelegde gevorderd, en de rechtbank volgde dit standpunt. De verdachte had op 28 juli 2022 samen met een ander geprobeerd in te breken in een woning, maar de rechtbank oordeelde dat de poging tot diefstal met braak wel wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte had tijdens de zitting zijn betrokkenheid bij de poging tot diefstal bekend.

De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die inmiddels zijn leven op orde had en een opleiding volgde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opnieuw in de gevangenis moest worden geplaatst, omdat dit negatieve gevolgen zou hebben voor zijn werk en opleiding. De rechtbank koppelde aan de voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste als gevolg van de poging tot inbraak, toegewezen tot een bedrag van € 441,79, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen handschoen verbeurd, omdat deze was gebruikt bij de poging tot inbraak. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters P.C. Quak, A.A.T. Werner en M.E. Dekker aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/189980-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.C. Hesen, advocaat te Utrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2022. Verdachte en zijn raadsman zijn verschenen.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primairsamen met een ander op 28 juli 2022 heeft ingebroken in een woning te [plaats] en daarbij geld en/of goederen heeft weggenomen;
subsidiairsamen met een ander op 28 juli 2022 heeft geprobeerd om in te breken in een woning te [plaats] om geld en/of goederen weg te nemen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak van het primair tenlastegelegde.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte zich op
28 juli 2022 te [plaats] samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde, te weten een poging tot diefstal met braak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de aan verdachte primair ten laste gelegde diefstal met braak, aangezien de goederen in de woning zijn achtergebleven.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de aan verdachte subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal met braak, op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair ten laste gelegde diefstal met braak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met een ander op 28 juli 2022 te [plaats] schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met braak. Uit het dossier komen geen feiten en omstandigheden naar voren waaruit blijkt dat er goederen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende zijn onttrokken. Verdachte zal van het primair aan hem ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal met braak
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting het subsidiair ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 november 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 juli 2022, genummerd PL0900-2022219302-13, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 augustus 2022, genummerd PL0900-2022219302-26, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 juli 2022, genummerd PL0900-2022219302-15, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] , werkzaam bij de politie eenheid Midden-Nederland.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op
of omstreeks28 juli 2022, te [plaats] ,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s)voorgenomen misdrijf om in
/uiteen woning (gelegen aan de [adres 2] ), alwaar verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
(en
), geld en/of goed
(eren
),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
een ander, te weten[benadeelde] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming,
- naar de woning
is/zijn gegaan en
/of
- de
(voor
)deur
heeft/hebben opengebroken en/of geforceerd en
/of
- de woning
heeft/hebben doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.De strafbaarheid van het feit

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
- poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º en 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De oplegging van straf en/of maatregel

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met daaraan gekoppeld de door Reclassering Nederland geadviseerde algemene en bijzondere voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten eerste aangevoerd dat sprake is van een vormverzuim, zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat transportboeien zijn aangelegd bij het transport van verdachte, met als motivering “wegens het gepleegde feit”. In artikel 22 van de Ambtsinstructie staat dat transportboeien alleen mogen worden aangelegd indien de feiten of omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting, dan wel met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de desbetreffende persoon, de ambtenaar of derden. Op grond van artikel 23 van de Ambtsinstructie dient de ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van transportboeien dit schriftelijk vast te leggen, onder vermelding van de redenen die tot het gebruik van het middel hebben geleid.
Volgens de raadsman heeft zich geen situatie voorgedaan die redelijkerwijs vereiste dat transportboeien bij verdachte werden aangelegd, terwijl uit de gegeven motivering onvoldoende blijkt dat die noodzaak zich heeft voorgedaan. Met het ten onrechte aanleggen van transportboeien, is inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van verdachte.
Dit vormverzuim heeft in verschillende andere strafzaken geleid tot strafvermindering, om het belang van een juiste naleving van de ambtsinstructie te onderstrepen. Ondanks deze uitspraken, is nog steeds geen einde gekomen aan deze werkwijze van de politie. De raadsman heeft verzocht om, vanwege het vormverzuim, over te gaan tot strafvermindering.
De raadsman heeft voorts ten aanzien van de strafmaat het volgende aangevoerd. Verdachte heeft na zijn aanhouding direct zijn verantwoordelijkheid genomen en heeft zijn betrokkenheid bij het feit bekend. Verdachte heeft een foute keuze gemaakt door zijn financiële problemen te willen oplossen door het plegen van een inbraak. Verdachte wist dat de bewoners niet thuis waren, omdat er post uit de brievenbus stak. Dat is een ander soort inbraak dan een inbraak waarbij die wetenschap er niet is. Het advies van de reclassering bevestigt dat verdachte zijn leven op orde heeft. Verdachte heeft werk en hij volgt daarnaast sinds september 2022 een opleiding. Er is sprake van een structureel inkomen en verdachte heeft voor zijn schulden een regeling met het CJIB getroffen. Vanaf 1 december 2022 gaat verdachte in het kader van zijn opleiding drie dagen per week stage lopen. De overige twee dagen zal verdachte dan op school zijn.
Uit het advies van de reclassering blijkt bovendien dat reclassering twijfelt aan de cognitieve vaardigheden van verdachte en er weliswaar geen actuele aanknopingspunten zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht, maar dat de cognitieve beperkingen nog wel actueel zijn. Het ontbreekt evenwel aan recente diagnostiek. Daarnaast zou verdachte moeite hebben met het inschatten van de consequenties van zijn gedrag. De eis van de officier van justitie is, na aftrek van het voorarrest, hoger dan de eis tegen de medeverdachte. De reden daarvoor is niet duidelijk.
De raadsman heeft gezien het vorenstaande verzocht om de eis van 200 uur taakstraf fors te matigen, en te volstaan met oplegging van een fors voorwaardelijk deel, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling.
Het oordeel van de rechtbank
Beoordeling vormverzuim
De rechtbank is van oordeel dat sprake was van feiten en omstandigheden die redelijkerwijs vereisten dat bij verdachte transportboeien werden aangelegd en dat die noodzaak voldoende in het proces-verbaal is gemotiveerd. Van een vormverzuim in de zin van 359a Wetboek van Strafvordering is dan ook geen sprake. De rechtbank komt derhalve niet tot de door de verdediging beoogde rechtgevolgen.
De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier blijkt dat, toen de politie ter plaatse kwam, zowel verdachte als de medeverdachte nog in de woning aanwezig waren. Bij het binnengaan van de woning heeft één van de verbalisanten zich kenbaar gemaakt door te roepen ‘politie, laat jezelf zien’. Vervolgens zijn verdachte en de medeverdachte via een raam in de badkamer, aan de achterkant van de woning, naar buiten geklommen, waarna zij zich allebei op een andere plek in een van de aangrenzende tuinen van de woning hebben verstopt. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte en de medeverdachte nadat zij op heterdaad zijn betrapt, zijn gevlucht om te ontkomen aan de politie. In vorenstaand geval kon, met oog op het bestaan van gevaar voor ontvluchting, in het proces-verbaal worden volstaan met een verwijzing naar het gepleegde feit.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Op 28 juli 2022 is verdachte samen met een vriend op pad gegaan om in te breken in een woning, om daar geld en/of goederen weg te nemen. Om binnen te komen hadden zij een koevoet en een schroevendraaier bij zich. Bij de woning hebben zij met dit gereedschap de voordeur geforceerd, waarna zij de woning zijn binnengegaan en deze hebben doorzocht. Uit het dossier blijkt dat op het bed in de slaapkamer sieradendoosjes zijn aangetroffen en een kussensloop met daarin een diepvriesbakje met sieraden en een plasticmapje met sieraden. Dankzij een oplettende buurtbewoner was de politie snel ter plaatse en kon verdachte, na een mislukte poging om te ontsnappen, worden aangehouden. Verdachte heeft hiermee laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van andere mensen. Daarnaast moeten de bewoners leren leven met het idee dat verdachte en de medeverdachte in hun woning zijn geweest en hun persoonlijke eigendommen hebben doorzocht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
Uit een op 13 oktober 2022 gedateerd uittreksel van het strafblad van verdachte blijkt, onder meer, dat hij op 9 juli 2020 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, is veroordeeld tot één week gevangenisstraf en een taakstraf van 106 uren voor het in vereniging plegen van een diefstal met braak.
Reclassering Nederland heeft een reclasseringsadvies uitgebracht over verdachte, gedateerd op 20 oktober 2022. Daarin staat, voor zover van belang het navolgende. Verdachte heeft zijn leven op orde. Verdachte woont bij zijn ouders, werkt en volgt een opleiding. Hij heeft een structureel inkomen en een kleine schuldenlast waarvoor hij een betalingsregeling heeft getroffen. Hoewel voldoende beschermende factoren aanwezig zijn, heeft verdachte toch een woninginbraak gepleegd om zijn schuld bij het CJIB af te kunnen lossen. Mogelijk hebben cognitieve tekorten en beperkte oplossingsvaardigheden hierbij een rol gespeeld, maar diagnostiek zal dit moeten uitwijzen. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd wordt om het volwassen strafrecht toe te passen. Er zijn wel aanwijzingen voor jeugdstrafrecht, maar die zijn niet doorslaggevend. Bij een veroordeling wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: (1) een meldplicht bij de reclassering, (2) ambulante behandeling, (3) een contactverbod met het slachtoffer en de medeverdachte, (4) dagbesteding en (5) meewerken aan schuldhulpverlening.
Op te leggen straf
De rechtbank ziet geen aanleiding om recht te doen overeenkomstig de bijzondere bepalingen voor jeugdige personen. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de persoon van verdachte en het advies van de reclassering.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt een poging tot woninginbraak, waarbij het aan een alerte buurtbewoner en adequaat optreden van de politie is te danken dat het bij een poging is gebleven. Daarnaast is verdachte al eerder veroordeeld voor het plegen van een diefstal met braak. Kennelijk heeft de toen aan verdachte opgelegde straf hem er niet van weerhouden om wederom een dergelijk feit te plegen.
Hier staat tegenover dat verdachte zijn leven op orde heeft. Verdachte heeft werk en hij volgt een opleiding. Te verwachten valt dat als verdachte terug de gevangenis in moet, dit van negatieve invloed zal zijn op zowel zijn baan als zijn opleiding. Hier is verdachte en ook de maatschappij niet bij geholpen.
De rechtbank is gelet op dit alles van oordeel dat met oplegging van een straf, gelijk aan de eis van de officier van justitie, voldoende rekening wordt gehouden met al de hiervoor genoemde omstandigheden. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 200 uur, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, en daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank zal hieraan de door de Reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen, met uitzondering van het geadviseerde contactverbod. De rechtbank acht een dergelijk verbod niet nodig, nu er geen aanwijzingen zijn dat verdachte contact met het slachtoffer heeft gezocht of dat hij dit van plan is.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

9.Beslag

Teruggave aan verdachte
De officier van justitie heeft gevorderd de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen personenauto met kenteken [kenteken] .
De rechtbank overweegt dat op 25 oktober 2022 de enkelvoudige raadkamer van deze rechtbank een beslissing heeft genomen op het klaagschrift van verdachte, dat strekte tot teruggave van voornoemde personenauto. De enkelvoudige raadkamer heeft het beklag van verdachte gegrond verklaard en de teruggave aan klager gelast van de personenauto. Hoewel het openbaar ministerie kennelijk nog geen uitvoering heeft gegeven aan deze last, zal de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 353 Wetboek van Strafvordering ten aanzien van de auto niet een nieuwe beslissing nemen.
Verbeurdverklaring
De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte in beslag genomen handschoen te vernietigen. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank zal de in beslag genomen handschoen verbeurd verklaren, nu met behulp van deze handschoen de bewezen verklaarde poging tot inbraak is begaan.

10.De vordering van de benadeelde partij

[benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. [benadeelde] heeft vergoeding gevorderd van schade, door haar geleden als gevolg van de poging inbraak in haar woning. Van het bedrag van € 1.347,88 aan geleden materiële schade, is een bedrag van € 906,09 vergoed. In deze procedure heeft [benadeelde] vergoeding gevorderd van de niet aan haar vergoede bedragen, te weten:
  • een bedrag van € 84,40 voor het vervangen van de buitenhor en het herstellen van braakschadesporen aan de gangwand bij de voordeur;
  • een bedrag van € 116,80 voor het herstellen van schade aan de brievenbus.
In totaal € 441,79.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende met stukken is onderbouwd en dat de schade het gevolg is van het door verdachte gepleegde feit. De vordering van [benadeelde] tot vergoeding van haar materiële schade is hoofdelijk toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, met uitzondering van het gevorderde bedrag voor schade aan de brievenbus, toewijsbaar is. In het dossier wordt geen melding gemaakt van schade aan de brievenbus, zodat geen sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van het door verdachte gepleegd feit. Voor dit deel van de schade, zijnde een bedrag van € 116,80 dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard te worden in haar vordering. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht aan [benadeelde] , de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde] voldoende met stukken heeft onderbouwd dat schade aan de brievenbus in de voordeur van de woning is ontstaan als gevolg van het forceren van de voordeur. Voor de overige schadeposten geldt dat de benadeelde partij voldoende feiten heeft gesteld en de verdediging deze posten niet heeft betwist, zodat deze vordering op deze onderdelen kan worden toegewezen. De rechtbank zal het door [benadeelde] gevorderde bedrag van € 441,79 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover [benadeelde] voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die [benadeelde] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 441,79, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 juli 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [benadeelde] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [benadeelde] .

11.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter de tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclasseringverdachte meldt zich persoonlijk
uiterlijk 30 november 2022bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandelingVerdachte werkt mee aan diagnostiek en indien geïndiceerd ambulante behandeling bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
DagbestedingVerdachte zet zich in voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding, in de vorm van scholing en/of arbeid. Hij maakt zijn activiteiten rondom (het vinden van) scholing/werk inzichtelijk bij de reclassering. Indien de reclassering het nodig acht, werkt verdachte mee aan arbeidstoeleiding.
Meewerken aan schuldhulpverleningVerdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
1. STK Handschoen (Omschrijving: PL0900-2022219302-G3024386 WAARDEZAK NUMMER 00629944 , Zwart)
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [benadeelde] toe tot een bedrag van € 441,79;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door [benadeelde] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde] aan de Staat
€ 441,79 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan [benadeelde] dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak, mr. A.A.T. Werner en mr. M.E. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2022.
Mr. Werner is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 28 juli 2022, te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ), alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), geld en/of goed(eren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde] , in geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 28 juli 2022, te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ), alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), geld en/of goed(eren), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- naar de woning is/zijn gegaan en/of
- de (voor)deur heeft/hebben opengebroken en/of geforceerd en/of
- de woning heeft/hebben doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.