ECLI:NL:RBMNE:2022:4860
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; vaststelling waarde in het economisch verkeer
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een vrijstaande woning in [woonplaats]. De heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] had de waarde van de woning vastgesteld op € 1.565.000,- per 1 januari 2020. Eiser, de eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 2 november 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser was aanwezig, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, T. Houkes, en de taxateur, de heer [A]. De rechtbank heeft de argumenten van eiser en de onderbouwing van de waarde door verweerder, waaronder een taxatiematrix, in overweging genomen. Eiser betwistte de waarde en voerde aan dat de referentiewoningen die door verweerder waren aangedragen niet vergelijkbaar waren.
De rechtbank oordeelde dat verweerder aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat de keuze van referentiewoningen vrij is en dat de taxatiematrix voldoende inzicht bood in de waardebepaling. Eiser's argumenten werden verworpen, en de rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning in overeenstemming was met de waarde in het economisch verkeer. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.