ECLI:NL:RBMNE:2022:4859
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en belastingaanslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van een woning, en de heffingsambtenaar van de gemeente. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 490.000,- per 1 januari 2021. Na bezwaar van eiser werd deze waarde verlaagd naar € 438.000,-. Eiser was het niet eens met deze waarde en heeft beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 2 november 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en de verweerder door een taxateur. De rechtbank heeft de waarde van de woning beoordeeld aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde wordt vastgesteld op basis van verkoopprijzen van vergelijkbare woningen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, en dat de referentiewoningen die in de taxatiematrix waren opgenomen, goed bruikbaar waren. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat de woning eerder was gebouwd dan 1938, en de rechtbank heeft daarom de waarde vastgesteld op € 438.000,-. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.