ECLI:NL:RBMNE:2022:4823

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
16.143580.22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van vernieling en vrijspraak van brandstichting

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 15 november 2022, is verdachte beschuldigd van twee feiten: opzettelijke brandstichting en vernieling. De rechtbank heeft het vonnis bij verstek gewezen na een terechtzitting op 1 november 2022. De officier van justitie, mr. L.H. van der Veldt, heeft gevorderd om verdachte vrij te spreken van de brandstichting, maar heeft wel bewijs aangedragen voor de vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 9 juni 2022 een brand heeft gewoed in de woning van verdachte, maar kon niet bewijzen dat deze opzettelijk was aangestoken. Daarom is verdachte vrijgesproken van het eerste feit. Voor het tweede feit, de vernieling van een muur die toebehoorde aan een woningbouwvereniging, heeft verdachte zelf bekend. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van verhoor en aangifte, in overweging genomen en heeft geoordeeld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft de strafbaarheid van verdachte vastgesteld en een geldboete van € 500,00 opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23, 24c en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.143580.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] (Liberia),
wonende aan de [adres 1] , te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 november 2022.
Ter terechtzitting is verschenen mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, die heeft verklaard niet gemachtigd te zijn om namens verdachte het woord te voeren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.H. van der Veldt.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 9 juni 2022 te [plaats] opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning door een bank met open vuur in aanraking te brengen, waarbij gevaar voor goederen en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander is ontstaan;
2.
op 9 juni 2022 te [plaats] een muur in de woning toebehorend aan woningbouwvereniging [naam woningbouwvereniging] heeft vernield/beschadigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Zij acht het onder 2 ten laste gelegde wel wettig en overtuigend de bewijzen.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 1
Uit het dossier volgt dat er een brand heeft gewoed in de woning van verdachte. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij die middag in de woonkamer een sigaret heeft gerookt en daarna de woning heeft verlaten. Uit het forensisch onderzoek dat in de woning is gedaan, volgt dat niet kan worden vastgesteld of de brand opzettelijk is gesticht of dat de brand is ontstaan door een ongeluk. De rechtbank acht het derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen voor feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte met bijlage van 10 juni 2022, genummerd MD2R022075-8, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, inhoudende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 58 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 12 juni 2022, genummerd PL0900-2022164181-20, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een verklaring van [verbalisant] , doorgenummerde pagina 16 e.v.;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 10 juni 2022, genummerd PL0900-2022164181-19, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende het relaas van verbalisant, doorgenummerde pagina 9.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 9 juni 2022 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een muur, die aan woningbouwvereniging [naam woningbouwvereniging] toebehoorde, heeft beschadigd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 14 dagen, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de beschadiging van een muur door een tekst op deze muur te schrijven. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op het eigendom van een ander, namelijk de woningbouwvereniging, en daarmee deze vereniging ook financiële schade heeft berokkend.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 29 september 2022 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Tactus verslavingszorg van 3 oktober 2022. Uit dit advies blijkt dat op vrijwel alle leefgebieden sprake is van instabiliteit. Zo is er onder andere sprake van een schulden- en middelenproblematiek, zijn er zorgen om de psychische gesteldheid van verdachte en lijkt er sprake te zijn van een procriminele houding. Omdat verdachte heeft aangegeven geen medewerking te willen verlenen aan een reclasseringstraject ziet Tactus Reclassering geen andere mogelijkheid dan bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden te adviseren.
De straf
De rechtbank overweegt dat voor een vernieling geen landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn opgesteld. Daarom is bij het bepalen van de straf met name gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken. De rechtbank stelt vast dat de toegepaste strafmodaliteit bij een vernieling voor een first offender in eerste instantie een geldboete is en ziet geen reden om daar in deze zaak vanaf te wijken. Een gevangenisstraf is, gelet op de ernst van het feit, niet passend. Aan verdachte zal worden opgelegd een geldboete van € 500,00 met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is
vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan
vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals
hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor het onder 2 bewezen verklaarde tot een geldboete van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de geldboete in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 50,-- per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.J. Smit, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mrs. J.C.M. Hardeman en T.M. van Zwet, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een
bank (in een woning) en/of een brandbare (vloei)stof, ten gevolge waarvan een
bank geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan
gemeen gevaar voor een woning (gelegen aan de [adres 2] ) en/of alle goederen
in en om die woning en/of aangrenzende gebouw(en), in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar voor in die woning en omliggende
woningen/gebouwen aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander
of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer
omwonend(en), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 9 juni 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk een of meer mu(u)r(en), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan woningbouwvereniging [naam woningbouwvereniging] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt.