4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 2 (witwassen)
Door de verdediging zijn ter terechtzitting 140 pagina’s aan bankafschriften overgelegd over de periode van 1 november 2014 tot en met 31 oktober 2020. Daaruit volgt dat verdachte maandelijks een Wajong-uitkering ontving van ongeveer € 700,00 en dat hij doorgaans ook maandelijks – vaak korte tijd na het ontvangen van de uitkering – een bedrag van € 700,00 opnam. Verdachte heeft ter terechtzitting, maar ook al eerder bij de rechter-commissaris, verklaard dat het in zijn woning aangetroffen geldbedrag afkomstig is van deze contante opnamen.
Hoewel verdachte verder geen verantwoording heeft afgelegd over zijn uitgavenpatroon, anders dan dat hij heeft verklaard dat hij vrijwel geen kosten had omdat hij thuis woonde, en het aangetroffen geldbedrag ook niet direct verklaard kan worden uit de inkomsten van verdachte, zoals die volgen uit de iCOV-bevraging, vindt de rechtbank dat het aantreffen van het geldbedrag in combinatie met de iCOV-bevraging onvoldoende wettig en overtuigend bewijst dat het geldbedrag van ruim € 18.000,00, dat verdachte voorhanden had, afkomstig was uit enig dan wel uit eigen misdrijf, nu verdachte daartegenover stelt dat hij contante bankopnamen deed en dit ook onderbouwt met 140 pagina’s aan bankafschriften.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelenvoor feit 1 (handel in softdrugs)
Op 19 mei 2021 om 16.42 uur werd door verbalisanten gezien dat een Peugeot type 207 met kenteken [kenteken 1] werd geparkeerd ter hoogte van het perceel [adres 1] te [plaats] . De bijrijder stapte uit en ging de woning aan de [adres 4] binnen. Om 16.45 uur verliet de man de woning weer. Hij stapte in de Peugeot en het voertuig reed weg.De bijrijder van deze Peugeot bleek te zijn [B] . Hij verklaarde dat hij inderdaad zonet drugs had gekocht en overhandigde een met hennep gevuld boterhamzakje aan de verbalisant.Het gewicht hiervan, zo begrijpt de rechtbank uit het dossier, betrof 20 gram.
Om 17.00 uur werd gezien dat verdachte de woning verliet en op de [straat 1] contact maakte met de bestuurder van een Volkswagen type Polo met kenteken [kenteken 2] . Verdachte stapte in en de auto reed weg. Om 17.23 uur parkeerde deze Volkswagen Polo aan de [straat 1] ter hoogte van [adres 1] . Dezelfde man die eerder contact had gehad met verdachte stapte uit en liep, samen met een vrouw, de woning aan de [adres 4] binnen. De politie is de woning binnengegaan en de man verklaarde dat hij zijn hasj kwam halen.
De bestuurder van de Volkswagen Polo bleek te zijn [A] . Hij is rond 17.10 uur aan de [straat 2] gecontroleerd en gefouilleerd, maar er werd toen niets ter zake dienende bij hem aangetroffen. In de woning aan de [adres 4] antwoordde [A] op de vraag of hij drugs bij zich had bevestigend. Hierop is hij aangehouden. Tijdens de transportfouillering is er in de linker zak van zijn bodywarmer een zakje met henneptoppen aangetroffen. Tijdens de insluitingsfouillering op het politiebureau haalde [A] een zakje met een brok hasj uit zijn broek. Het zakje hennep had een brutogewicht van 11,1 gram en het zakje hasj woog bruto 3,8 gram.
In de woning van verdachte is op 19 mei 2021, in de slaapkamer van verdachte, 2,7 gram hennep aangetroffen.
De onder [B] inbeslaggenomen hennep was verpakt in een soort boterhamzakje met bovenin een knoop. Ook het bij [A] aangetroffen zakje betrof een soort boterhamzakje met bovenin een knoop. Bij de zoeking in de woning van verdachte werd ook een boterhamzakje met hennep aangetroffen, met bovenin een knoop. Alle inbeslaggenomen hennep was op dezelfde wijze verpakt, zoals in de woning van verdachte was aangetroffen.
De zakjes hennep, met een gewicht van 20, 11,1, 3,8 en 2,7 gram, zijn onderzocht. Alle testen uit de verschillende zakjes gaven een duidelijk positieve kleurreactie, indicatief voor THC, de werkzame stof in hennep en hashish.
Tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte roken verbalisanten de geur van hennep in meerdere ruimtes van de woning. In de keuken stond op tafel een weegschaaltje dat door verbalisant werd herkend als een weegschaal die gebruikt wordt voor het afwegen en opnieuw verpakken van verdovende middelen. Op het weegschaaltje zaten hennepresten. Ook werden meerdere grinders aangetroffen die gebruikt worden om de gedroogde hennep te versnipperen. In de vensterbank lag een boekje waarin stond: ‘ [bijnaam 1] € 60,-, [bijnaam 2] 70, [bijnaam 3] 40’. De verbalisant geeft aan dat dit een schuldenlijstje kan zijn, omdat gekochte drugs weleens op de pof worden meegegeven waarbij de verkoper dit dan bijhoudt. In de vensterbank werd een papier aangetroffen waarop stond 5 gr. [bijnaam 4] . De verbalisant geeft aan dat dit mogelijk ook een schuldenlijstje kan zijn. In de bijkeuken troffen verbalisanten een hennepplant aan en in de achtertuin drie potten met afgeknipte stengels.
Bewijsoverweging voor feit 1
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 1 primair ten laste gelegde handel in softdrugs wettig en overtuigend bewezen. Dat [A] heeft verklaard dat de verdovende middelen van hemzelf waren, sluit niet uit dat hij deze kort daarvoor van verdachte heeft gekocht, hetgeen ook aannemelijk is gelet op de manier waarop de drugs waren verpakt in een boterhamzakje. Datzelfde geldt voor [B] , die weliswaar niet heeft verklaard dat hij de drugs van verdachte heeft gekocht, maar wel heeft verklaard dat hij de drugs zonet had gekocht, terwijl hij kort daarvoor bij verdachte in de woning is geweest, en waarbij de drugs die hij bij zich had ook op dezelfde manier waren verpakt als de drugs die in de woning van verdachte lagen.
Bewijsmiddelen voor feit 3 (valse merkkleding)
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 november 2022;
- een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, pagina’s 85 t/m 86;
- een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 209 t/m 211;
- een proces-verbaal van aangifte, met bijlagen, pagina’s 181 t/m 189;
- een proces-verbaal van bevindingen, p. 172.
Bewijsoverweging voor feit 3
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 19 mei 2021 meerdere valse of vervalste kledingstukken van de merken Black Bananas en Nike in voorraad heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat hij deze kledingstukken inkocht en weer verkocht, maar uit het dossier blijkt niet dat hij dat ook op 19 mei 2021 heeft gedaan, zodat voor die onderdelen van de tenlastelegging vrijspraak zal volgen, evenals voor de doorvoer, invoer en uitvoer. Dat verdachte van het plegen van dit misdrijf zijn beroep heeft gemaakt en dit als bedrijf heeft uitgeoefend, leidt de rechtbank af uit de forse hoeveelheid kledingstukken die verdachte in voorraad had.