ECLI:NL:RBMNE:2022:4815

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
16/073747-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tegen politieagenten met taakstraf en schadevergoeding

Op 22 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 maart 2019 openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee politieagenten. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, vanwege de openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte deel uitmaakte van een groep die de agenten aanviel tijdens een aanhouding. De verdachte had de wapenstok van een van de agenten vastgepakt, waardoor deze zich niet kon verdedigen. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak, wat leidde tot een lagere taakstraf dan de LOVS-oriëntatiepunten indiceren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 200,- aan beide agenten als vergoeding voor immateriële schade. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer van de verdachte, omdat het geweld van de agenten tegen de broer van de verdachte rechtmatig was. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de straf op, waarbij ook de vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/073747-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , te [postcode] [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2022. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door zijn raadsvrouw mr. K. Lans, advocaat te IJmuiden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.M.A. van der Zwan, en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort weergegeven, op neer dat verdachte:
op 24 maart 2019 te [plaats] openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , door:
- hen meerdere malen te slaan en te trappen
- hen meerdere malen te duwen
- meerdere malen te trekken aan hun lichaam of uniform
- de wapenstok van [verbalisant 2] vast te pakken en vervolgens aan die wapenstok te trekken
- een wurggreep om de nek van die [verbalisant 2] aan te leggen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte maakte immers deel uit van een groep die geweld heeft gebruikt tegen de verbalisanten, en verdachte heeft daarbij de wapenstok van een van de verbalisanten vastgepakt, zodat deze zich niet meer kon verdedigen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter zitting als primair standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken van openlijke geweldpleging, omdat voor een bewezenverklaring hiervan onvoldoende bewijs in het dossier aanwezig is.
De raadsvrouw heeft als subsidiair standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken van openlijke geweldpleging, omdat sprake is geweest van een noodweersituatie. Een van de verbalisanten had immers de broer van verdachte tot bloedens toe geslagen en verdachte heeft de wapenstok van deze verbalisant alleen vastgepakt om te voorkomen dat zijn broer nogmaals werd geslagen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Geen sprake van noodweer
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer. Weliswaar is door een van de verbalisanten op enig moment geweld toegepast tegen de broer van verdachte, als lid van de groep die hem belaagde, maar naar het oordeel van de rechtbank is dit geweld rechtmatig toegepast. Hierdoor is geen sprake geweest van een wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen en kan een beroep op noodweer niet slagen.
4.3.2.
De bewijsmiddelen [1]
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging.
Aangever [verbalisant 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op zondag 24 maart 2019, omstreeks 2:15 uur ontving ik het verzoek om te rijden naar de [adres 2] te [plaats] . Aldaar is het [café] gelegen en buiten op straat was een persoon onwel geworden. De ambulance was eveneens aanrijdend.
Ter plaatse werd aan de omstanders werd verzocht om ruimte te maken opdat de ambulancemedewerkers zorg konden verlenen.
Onder de omstanders bevond zich eveneens verdachte [medeverdachte 1] . Verdachte [medeverdachte 1] ging pal voor de geopende schuifdeur van de ambulance staan en keek naar binnen. Hierop verzocht ik [medeverdachte 1] om zich te verwijderen om zodoende enige privacy te bieden.
Ik liep naar de ambulance toe en zag dat [medeverdachte 1] zich wederom in de richting van de ambulance begaf waarop collega [verbalisant 2] voor [medeverdachte 1] ging staan en hem sommeerde om weg te gaan.
Hierop zag ik dat [medeverdachte 1] in de richting van collega [verbalisant 2] keek en hoorde ik dat [medeverdachte 1] met een luide stem riep: “Mafkees”. Ik zag dat [medeverdachte 1] hierop in de richting van [café] rende waarop ik tezamen met collega [verbalisant 2] de achtervolging inzette teneinde [medeverdachte 1] aan te houden. [2]
Ik zag dat [medeverdachte 1] de entree van voornoemd café binnen rende. Aldaar draaide [medeverdachte 1] zich om en op het moment dat ik als ook collega [verbalisant 2] trachtte zijn armen casus quo polsen vast te pakken ten einde [medeverdachte 1] aan te houden begon [medeverdachte 1] direct wild met zijn armen te zwaaien en trachtte hij de entree te verlaten in de richting van de openbare weg. Voornoemde entree had een geschatte afmeting van 2,5 bij 2,5 meter groot voorzien van 1 deur naar buiten en 1 deur naar het café.
Plots bemerkte ik dat er een achttal personen de entree binnen kwam gestormd en ik tezamen met collega [verbalisant 2] direct werd belaagd.
Ik voelde dat ik door een onbekend gebleven persoon, tegen mijn rechterbovenbeen getrapt werd. Tevens zag ik dat collega [verbalisant 2] door meerdere personen naar achter bij mij vandaan getrokken werd. Ik bemerkte dat meerdere personen aan mijn uniform trokken kennelijk om [medeverdachte 1] uit zijn aanhouding te ontzetten.
Ik bemerkte dat er dusdanig aan mij getrokken werd dat ik genoodzaakt was om [medeverdachte 1] los te laten waarop deze onverwijld de entree verliet naar de openbare weg en ik [medeverdachte 1] uit mijn zicht verloor.
Op dat moment zag ik dat collega [verbalisant 2] door 1 persoon in een verwurging werd gehouden en dat meerdere personen aan collega [verbalisant 2] aan het trekken en duwen waren.
Ik zag aan de gelaatsuitdrukking van collega [verbalisant 2] dat deze nauwelijks adem kon halen. [3]
Aangever [verbalisant 2] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik zag dat de verdachte vastgepakt werd door collega [verbalisant 1] . Ik wilde op dit moment collega [verbalisant 1] beschermen door voor hem en de verdachte te gaan staan. Dit omdat ik zag dat er steeds meer mensen de hal in kwamen gelopen. Dit lukte niet omdat ik voelde dat ik van achteren vastgepakt werd. Tevens zag ik links van mij de deur van het café opengaan. Ik zag en hoorde diverse mannen schreeuwend op mij afkomen. Het gelukte mij linksom te draaien teneinde genoemde mannen uit het café op afstand te houden. Ik voelde dat ik nu ook aan de voorzijde werd vastgepakt door meerdere mannen. Ik voelde diverse stompen, en mannen aan mij trekken en mij vastpakken.
Ik voelde dat ik de controle op de situatie begon te verliezen. Ik heb vervolgens mijn wapenstok ter hand genomen en een van de mannen die mij belaagde hiermee geslagen. Naar later bleek deze persoon te zijn genaamd [medeverdachte 2] .
Op het moment dat ik voor een tweede maal mijn wapenstok trachtte te gebruiken zag en voelde ik dat een man voor mij, mijn wapenstok vastpakte. Deze man stond nog voor een gedeelte in het café en stond achter diverse andere mannen die mij vasthielden, aan mij trokken en mij sloegen. Ik voelde dat genoemde man in het café mijn wapenstok trachtte uit mijn handen te rukken. Ik hield op dat moment de uiteinden van mijn wapenstok vast met mijn beide handen teneinde niet mijn wapenstok te verliezen. Hierdoor had ik totaal geen mogelijkheden meer mijzelf en mijn collega te beschermen.
Ik voelde dat ik richting de uitgang werd getrokken en geduwd. Ik voelde dat ik met kracht van meerdere mannen richting de grond werd geduwd.
Ik voelde dat meerdere mannen mij vast hadden. Ik voelde dat ik met kracht verder voorover gebogen werd door genoemde mannen. Ik voelde dat armen zich om mijn nek klemden waardoor ik geen lucht meer kreeg. Op dat moment voelde ik mij zeer angstig en dat de situatie levensbedreigend was. Ik voelde dat ik aan het stikken was. Ik begon op dat moment angst te voelen dat ik hier niet meer uit zou kunnen geraken. Ik voelde dat meerdere mensen aan mij zaten, aan mij trokken en sloegen.
Ik voelde dat ik steeds minder lucht kreeg en kreeg het enorm benauwd.
Ik heb een schaafwond op mijn hoofd en een gekneusde rechter bovenarm overgehouden aan bovengenoemde situatie. Ik voel een continue pijn in mijn bovenarm. [4]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op een gegeven moment komen er veel mensen het halletje in. Ik denk dat dit tenminste 6 mensen waren. Die mensen probeerden de politieagenten weg te duwen. Ik zag dat iemand de niet-kale politieagent om de keel greep. Toen kwam ik los. Ik zag dat er op de politie geslagen en geduwd was door de mensen. [5]
V: Wat zie je als je met de rug tegen de muur staat in het halletje.
A: Ik weet dat [medeverdachte 2] erbij was. Ik zag dat [verdachte] , de broer van [medeverdachte 2] , in de deuropening stond. Ik zag dat [verdachte] de wapenstok vastpakte. [6]
Verdachte heeft ter zitting onder meer verklaard:
Ik stond in het café en zag allerlei mensen langs mij heen rennen. Toen ging ik in het halletje kijken, en heb ik de stok van die agent vastgepakt.
4.3.3
Bewijsoverweging
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] door een groep personen zijn aangevallen en dat deze groep geweld heeft uitgeoefend jegens de verbalisanten, op het moment dat zij zich in de hal van [café] bevonden. Ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte deel uitmaakte van deze groep, en een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dat geweld. Verdachte heeft immers, op het moment dat de groep zich tegen de agenten keerde, de wapenstok van een van de verbalisanten vastgepakt, waardoor deze verbalisant zich niet meer kon verdedigen of ervoor kon zorgen dat de aanval stopte.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 24 maart 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] , openlijk, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten eetcafé [café] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , door de wapenstok van [verbalisant 2] vast te pakken en vervolgens aan die wapenstok te trekken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 50 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 25 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een bewezenverklaring in strafmatigende zin met het volgende rekening te houden. Verdachte heeft twee jonge kinderen en begint op 15 november 2022 met zijn nieuwe baan. Hij heeft geen recente antecedenten. Ten slotte is de redelijke termijn voor afdoening van de strafzaak inmiddels ruimschoots is overschreden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
Inleidende opmerkingen met betrekking tot de strafoplegging
Bij de oplegging van een straf of maatregel houdt de rechtbank rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting en uit de stukken is gebleken.
8.3.2
De ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, door deel uit te maken van een groep die twee politieagenten aanviel, toen deze agenten een kennis van hen wilden aanhouden. Hierbij heeft verdachte de wapenstok van een van de agenten vastgepakt, zodat deze zich niet meer tegen de aanvallen kon verdedigen. Uit de verklaringen van de agenten blijkt dat zij door deze groepsaanval niet alleen zijn gehinderd in hun werk, maar ook dat zij angstige ogenblikken hebben beleefd en dat de hevige groepsagressie grote indruk op hen heeft gemaakt. De rechtbank rekent verdachte ernstig aan dat hij onderdeel is geweest van deze groepsagressie en daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
8.3.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij voorafgaand aan het bewezen verklaarde niet recent is veroordeeld voor vergelijkbare zaken.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij inmiddels drie jaar samenwoont en samen met zijn vriendin twee kinderen heeft. Op 15 november aanstaande kan hij aan het werk bij [.] [onderneming] . Verdachte staat niet meer onder bewindvoering maar heeft nog wel schulden, hij weet niet hoeveel.
8.3.4
De op te leggen straf
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor vergelijkbare feiten ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld (de LOVS-oriëntatiepunten).
Het LOVS-oriëntatiepunt voor openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel is een taakstraf van 150 uur, waarbij deze straf met 100% kan worden verhoogd indien de openlijke geweldpleging gericht is geweest tegen politieagenten. De rechtbank hanteert dit oriëntatiepunt als uitgangspunt.
De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn waarbinnen de strafzaak had moeten worden afgedaan, inmiddels ruimschoots is overschreden. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat in dat geval in beginsel strafvermindering moet worden toegepast. Om deze reden zal de rechtbank een lagere taakstraf opleggen dan door het LOVS-oriëntatiepunt is geïndiceerd.
De officier van justitie heeft voor verdachte een lagere taakstraf geëist dan voor zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 2] . De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte en zijn broer allebei deel uitmaakten van de groep die de verbalisanten heeft aangevallen, en zal hen daarom een gelijke straf opleggen, die in het geval van verdachte hoger uitvalt dan de eis van de officier van justitie.
Bovenstaande leidt ertoe dat aan verdachte een taakstraf van 100 uur zal worden opgelegd, met aftrek van voorarrest. Wanneer verdachte deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht, zal deze taakstraf worden vervangen door 50 dagen hechtenis.

9.DE BENADEELDE PARTIJEN

9.1.
Benadeelde partij [verbalisant 1]
9.1.1.
De vordering
Benadeelde partij [verbalisant 1] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend, waarin hij van verdachte een bedrag van € 200,- vordert, als vergoeding voor de immateriële schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van de aan verdachte ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Daarnaast vordert de benadeelde partij een verhoging van dit bedrag met de verschuldigde wettelijke rente, en verzoekt hij de rechtbank om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering in zijn geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat verdachte van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de toe te kennen vergoeding te matigen, vanwege het geweld dat door de benadeelde partij en zijn collega jegens de broer van verdachte is gepleegd, en het letsel dat de broer van verdachte daardoor heeft opgelopen.
9.1.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan aanspraak gemaakt worden op immateriële schadevergoeding indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. In dit geval heeft de benadeelde partij door de bewezen verklaarde openlijke geweldpleging lichamelijk letsel opgelopen, te weten een blauwe plek op zijn bovenbeen.
De rechtbank zal de immateriële schade die daar het gevolg van is conform de vordering vaststellen op € 200,-. Dit bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank ziet geen reden dit bedrag te matigen vanwege het geweld dat door de benadeelde partij en zijn collega is toegepast jegens de broer van verdachte, zoals door de raadsvrouw is verzocht. Naar het oordeel van de rechtbank is dit geweld immers rechtmatig toegepast.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele schadebedrag van € 200,-, inclusief de verschuldigde wettelijke rente, aansprakelijk is.
Verdachte zal tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[verbalisant 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 4 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2.
Benadeelde partij [verbalisant 2]
9.2.1.
De vordering
Benadeelde partij [verbalisant 2] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend, waarin hij van verdachte een bedrag van € 400,- vordert, als vergoeding voor de immateriële schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van de aan verdachte ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Hierbij vordert de benadeelde partij een verhoging van dit bedrag met de verschuldigde wettelijke rente, en verzoekt hij de rechtbank om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering in zijn geheel toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat verdachte van de ten laste gelegde openlijke geweldpleging dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de toe te kennen vergoeding te matigen, vanwege het geweld dat door de benadeelde partij en zijn collega jegens de broer van verdachte is gepleegd, en het letsel dat de broer van verdachte daardoor heeft opgelopen.
9.2.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan aanspraak gemaakt worden op immateriële schadevergoeding indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. In dit geval heeft de benadeelde partij door de bewezen verklaarde openlijke geweldpleging lichamelijk letsel opgelopen, te weten een schaafwond op zijn hoofd en dagenlange pijn in zijn rechter bovenarm.
De rechtbank zal de immateriële schade die daar het gevolg van vaststellen op € 200,-. Dit bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank ziet geen reden dit bedrag te matigen vanwege het geweld dat door de benadeelde partij en zijn collega is toegepaste jegens de broer van verdachte, zoals door de raadsvrouw is verzocht. Naar het oordeel van de rechtbank is dit geweld immers rechtmatig toegepast.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele schadebedrag van € 200,-, inclusief de verschuldigde wettelijke rente, aansprakelijk is.
Verdachte zal tevens worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[verbalisant 2] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 200,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 maart 2019 tot de dag van volledige betaling.
Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 4 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 100 (honderd) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per in verzekering doorgebrachte dag;
benadeelde partij [verbalisant 1]
  • wijst de vordering van benadeelde partij [verbalisant 1] toe tot een bedrag van € 200,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [verbalisant 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander of anderen is betaald, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat € 200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 4 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade aan [verbalisant 1] is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
benadeelde partij [verbalisant 2]
  • wijst de vordering van benadeelde partij [verbalisant 2] toe tot een bedrag van € 200,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [verbalisant 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander of anderen is betaald, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [verbalisant 2] aan de Staat € 200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 maart 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 4 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade aan
[verbalisant 2] is bevrijd als hij of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mr. R.A. Hebly en mr. P.L.J. Smit, rechters, in tegenwoordigheid van A. van der Zwan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2022.
De oudste en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2019 te [plaats] , gemeente [gemeente] openlijk, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten, eetcafé [café] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten verbalisanten de heer [verbalisant 1] en/of de heer [verbalisant 2] door:
-hen één of meerdere malen te slaan/stompen/trappen en/of
-hen meerdere malen te duwen en/of
-meerdere malen te trekken/rukken aan hun lichaam en/of uniform en/of
-door de wapenstok van [verbalisant 2] vast te pakken en/of vervolgens aan die wapenstok te trekken en/of rukken en/of
-een wurggreep om de nek/keel van die [verbalisant 2] aan te leggen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers, zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 april 2020 met nummer 2019126546, doorgenummerd pagina 1 tot en met 178, opgemaakt door de politie, Eenheid Midden-Nederland, District Flevoland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 maart 2019, pag. 95.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 maart 2019, pag. 96.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 maart 2019, pag. 93.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 maart 2019, pag. 31.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 maart 2019, pag. 38.