ECLI:NL:RBMNE:2022:4811

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/1764
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om nabetaling van reiskosten woon-werkverkeer door politieambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de korpschef van politie (verweerder) over de nabetaling van reiskosten voor woon-werkverkeer. Eiser had verzocht om nabetaling van reiskosten over de periode van 1 januari 2019 tot en met 24 mei 2020, omdat hij een financieel nadeel van € 656,- had geleden. Verweerder had dit verzoek afgewezen, en het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing werd ook ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 23 augustus 2022 is eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, verschenen, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder de gelegenheid te geven om informatie op te vragen bij de leverancier van de routeplanner. Na een reactie van de leverancier op 21 september 2022, heeft de rechtbank besloten dat een nieuwe zitting niet nodig was, omdat partijen geen verzoek daartoe hadden ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn reiskosten op verschillende manieren kan declareren en dat de routeplanner voor de heen- en terugweg verschillende snelste routes kan berekenen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat de snelste route voor hem altijd via de snelwegen liep. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft toegelicht dat er geen fout in de routeplanner zat en dat eiser terecht niet in aanmerking kwam voor nabetaling van zijn reiskosten. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1764

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: W. Kunst),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: P.A.C. van Reenen-Peeters en mr. C.E. Wallage).

Procesverloop

Bij besluit van 19 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om nabetaling van de tegemoetkoming van zijn reiskosten voor het woon- werkverkeer afgewezen.
Bij besluit van 10 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 augustus 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Tevens is aan de zijde van eiser verschenen: [A] , [functie] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om bij de leverancier van de routeplanner na te vragen of voor de wisselende berekeningen in de route een verklaring kan worden gegeven.
Verweerder heeft op 21 september 2022 een reactie ingediend. Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 28 september 2022.
Bij brief van 10 oktober 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat het niet nodig is om in deze zaak opnieuw een zitting te houden. De zitting zal daarom achterwege worden gelaten, tenzij een van de partijen aangeeft dat zij mondeling op een zitting wil worden gehoord.
Partijen hebben de rechtbank niet laten weten dat zij op een zitting willen worden gehoord.
Bij brief van 1 november 2022 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat het onderzoek is gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
2. Eiser is werkzaam bij de politie en reist met de auto van zijn woonadres in [woonplaats] naar zijn werk in [standplaats] en weer terug. Eiser kan kiezen tussen een route die binnendoor loopt en een route die voornamelijk via snelwegen loopt. De route binnendoor is ongeveer 35 kilometer en de route via de snelwegen is ongeveer 48 kilometer.
3. Op 15 juli 2020 heeft eiser verzocht om een correctie van zijn reiskosten voor het woon- werkverkeer (hierna: reiskosten) over de periode van 1 januari 2019 tot en met
24 mei 2020. Volgens eiser heeft hij een financieel nadeel geleden van € 656,-.
Coulanceaanbod
4. De rechtbank stelt vast dat de vakbonden en de werkgever in het Georganiseerd Overleg Korpschef Bonden (GOKB) van 1 juli 2021 overeenstemming hebben bereikt over de afhandeling van het geschil over de reiskosten. Alle medewerkers die in juli 2020 een verzoek om correctie van de reiskosten hebben gedaan, komen in aanmerking voor een coulanceaanbod. Aan eiser is op 21 oktober 2021 een coulanceaanbod gedaan waarin staat dat hij recht heeft op een bedrag van € 2,34. Als voorwaarde is gesteld dat tot intrekking van het bezwaar wordt overgegaan. Eiser heeft verweerder laten weten dat hij niet ingaat op het coulanceaanbod en dat hij zijn bezwaar wil voortzetten.
5. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het onderhavige geschil niet gaat over (de uitkomst van) het coulanceaanbod. Voor zover de beroepsgronden betrekking hebben op het coulanceaanbod zal de rechtbank deze daarom onbesproken laten.
Verzoek om nabetaling van de reiskosten
6. In geschil is of eiser recht heeft op een nabetaling van zijn reiskosten over de periode van
1 januari 2019 tot en met 24 mei 2020 vanwege een discrepantie in de berekening van verweerder.
7. Verweerder heeft in de besluitvorming toegelicht dat sinds 1 juli 2016 medewerkers hun reiskosten zelf declareren via Youforce. Youforce is het online selfservice administratiesysteem van leverancier Raet. De aan Youforce gekoppelde routeplanner is te vinden via [website] . Volgens verweerder vindt er elke maand een update van de routeplanner plaats. Het moment waarop eiser zijn declaratie indient, kan dus een rol spelen. Een wijziging in de maximum snelheden, nieuwe of veranderde verkeers- of wegsituaties, zoals wegen, rotondes of het instellen van eenrichtingsverkeer kunnen van invloed zijn op de berekening van de snelste route. Volgens verweerder bestaat er onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat er een fout is gemaakt bij de berekening van eisers reisafstand. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een nabetaling van zijn reiskosten. Op
21 september 2022 verklaart de leverancier van de routeplanner dat niet meer kan worden teruggezien waarom er verschillen in de heen- en terugweg van eiser bestonden. Volgens verweerder komt dit omdat de periode van januari 2019 tot en met mei 2020 te lang geleden is. De leverancier benadrukt dat deze berekening kijkt naar de snelste tijd en dat het vaker voorkomt dat er meer kilometers gemaakt moeten worden op de heen- of alleen de terugreis. Dit kan te maken hebben met wegreparaties, op/afrit/bruggen gesloten, (tijdelijk) eenrichtingsverkeer, (tijdelijke) verlaging van de snelheid op trajecten, het wegvallen van wegen etc.
8. Eiser voert in beroep aan dat hij voor zijn reiskosten steeds een wisselende vergoeding ontvangt. De ene keer wordt voor de heen- én de terugweg (2x) 47 kilometer vergoed, de andere keer maar (2x) 35 kilometer. Eiser rijdt veelal de route van 47 kilometer die via de snelweg loopt, waar hij zo goed als naast woont. Deze route is voor hem de snelste route. Volgens eiser lijkt er een fout in de routeplanner te zitten, welke in zijn nadeel werkt. Volgens eiser heeft hij daarom recht op nabetaling van zijn reiskosten.
9. In artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Brvvp [1] is bepaald dat de ambtenaar aanspraak heeft op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling.
10. In artikel 36, eerste lid, van het Brvvp is bepaald dat voor het vaststellen van alle reisafstanden in dit besluit gebruik wordt gemaakt van een door Onze Minister aangewezen routeplanner.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, geldt dat de snelste route van de routeplanner bepalend is.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder b, geldt dat bij het gebruik van de routeplanner de afstand wordt gemeten met behulp van postcodes en bestemmingsnummers van het begin- en eindpunt van één van de trajecten als bedoeld in dit besluit.
11. Ter zitting hebben partijen toegelicht dat eiser zijn reiskosten op twee verschillende manieren in het systeem kan declareren. Eiser kan er voor kiezen om de heen- en terugweg tegelijk te declareren. Bij de vraag of het een retour betreft vult eiser dan ‘
ja’ in. In dat geval krijgt eiser voor de terugweg hetzelfde aantal kilometers vergoed als voor de heenweg. Eiser kan er ook voor kiezen om de heen- en de terugweg apart te declareren. Uit het door eiser overgelegde bestand, dat ziet op de vergoeding van de reiskosten over de periode van oktober 2016 t/m juni 2021, blijkt dat als eiser dit deed, de routeplanner voor de heenweg een andere snelste route berekende dan voor de terugweg. De route voor de heenweg bedroeg dan 34 of 35 kilometer en de route voor de terugweg bedroeg meestal 48 kilometer. Eiser ontving hierdoor verschillende vergoedingen voor zijn heen- en terugreis.
12. De rechtbank stelt vast dat uit artikel 36, tweede lid, van het Brvvp blijkt dat de snelste route van de routeplanner bepalend is. Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 november 2017 [2] volgt dat de snelste route voor de heen- en terugweg verschillend kan zijn en dat in zo’n geval bij de berekening van de reiskosten de afstand van twee trajecten dient te worden betrokken: het traject tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling en het traject tussen de plaats van tewerkstelling en de woonplaats.
13. De rechtbank oordeelt dat het feit dat de routeplanner voor de heenweg een andere snelste route berekende dan voor de terugweg (indien eiser de heen- en terugreis afzonderlijk declareerde), niet betekent dat er daarom een fout in de routeplanner zat. Verweerder heeft voldoende toegelicht dat het kan voorkomen dat de snelste route op de heenweg anders is dan de snelste route op de terugweg. Omdat de routes qua tijd niet veel schelen, kan een klein verschil in de route al betekenen dat eiser op de terugweg anders moet rijden dan op de heenweg. Door de twee hierboven besproken verschillende mogelijkheden van declareren, kan het dus voorkomen dat eiser een wisselende vergoeding krijgt. Het lag op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat de snelste route voor hem altijd via de snelwegen liep en dat er daarom een fout in de routeplanner zat. Eiser heeft dit echter niet gedaan. Eiser had dit bijvoorbeeld aannemelijk kunnen maken door een uitdraai van een kaart van een routeplanner uit te printen waarop te zien is dat route via de snelwegen voor hem de snelste route was en dat hij daarom recht had op de daarbij horende reiskostenvergoeding. De enkele stelling van eiser dat de routeplanner een fout bevat omdat de routeplanner voor de heen- en de terugweg een andere route berekent, is hiervoor onvoldoende. Eiser is daarom terecht niet in aanmerking gebracht voor een nabetaling van zijn reiskosten.
14. Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. Ter zitting is gebleken dat eiser sinds 1 januari 2022 voor de heen- en terugweg de door hem gewenste route via de snelwegen vergoed krijgt (van in totaal 96 kilometer). De rechtbank acht het raadzaam dat eiser zijn reiskostenvergoeding in de gaten houdt, zodat hij, bij een wijziging in de vergoeding, hierover direct navraag kan doen. In dat geval kan verweerder hier onderzoek naar doen en kan worden achterhaald wat daarvan de oorzaak is.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Besluit reis-, verblijf-, en verhuiskosten politie.