ECLI:NL:RBMNE:2022:4789

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
16/248252-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onherstelbaar vormverzuim bij fouillering zonder wettelijke basis

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998 en wonende te Utrecht, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 november 2022 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 8,65 gram cocaïne op 10 mei 2019 te Utrecht. Tijdens de terechtzitting op 2 november 2022 heeft de officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, de vervolging ingesteld, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. A. Boumanjal. De verdediging stelde dat de fouillering van de verdachte onrechtmatig was, omdat deze zonder wettelijke grondslag was uitgevoerd, wat leidde tot een onherstelbaar vormverzuim. De rechtbank heeft vastgesteld dat de fouillering inderdaad onrechtmatig was, aangezien de verdachte als getuige al twee telefoons had afgegeven en er geen reden was om aan te nemen dat hij nog meer telefoons bij zich had. De rechtbank oordeelde dat de schending van de rechten van de verdachte leidde tot bewijsuitsluiting van de processen-verbaal van bevindingen. Hierdoor was er onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van de beschuldiging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/248252-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort gezegd, op neer dat verdachte
op 10 mei 2019 te Utrecht ongeveer 8,65 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De fouillering van verdachte is zonder wettelijke grondslag verricht, hetgeen een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert. Het vormverzuim dient volgens de raadsman te leiden tot bewijsuitsluiting ten aanzien van de twee processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten in het dossier. Verdachte is door de schending van de voorschriften rechtstreeks in zijn lichamelijke integriteit en privacy getroffen, nu hij zonder redelijke grond of noodzaak publiekelijk werd gefouilleerd. Bewijsuitsluiting leidt ertoe dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is van het ten laste gelegde, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het handelen van de verbalisanten op 10 mei 2019 geen sprake was van enig vormverzuim. Verbalisanten hadden de opdracht van de officier van justitie om de telefoons van verdachte als getuige in een strafzaak in beslag te nemen. Verdachte gaf aarzelend een tweede telefoon af. Verbalisanten hebben verdachte daarop aan de kleding afgetast en stuitten daarbij op de ponypacks. Dit was geen fouillering. De processen-verbaal van bevindingen kunnen gebruikt worden voor het bewijs. Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vraag of er sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering overweegt de rechtbank als volgt.
Uit twee processen-verbaal van bevindingen (nummer PL0900-2019069749-62), pagina 7, en nummer PL0900-2019136873-4, pagina’s 8 tot en met 10 van het dossier) blijkt dat verdachte op 10 mei 2019 door twee verbalisanten in de openbare ruimte werd aangesproken en hem werd gevraagd naar zijn telefoon(s). De aanleiding hiertoe was dat de officier van justitie in een strafrechtelijk onderzoek de opdracht had gegeven om bij verdachte, die op dat moment getuige was in een onderzoek, een telefoon in beslag te nemen. Verdachte overhandigde eerst één telefoon en daarna vertelde hij desgevraagd dat er nog een telefoon in zijn broekzak zat. Deze telefoon werd uit de broekzak van verdachte gehaald. Vervolgens hebben de verbalisanten verdachte gevraagd of hij nog een telefoon bij zich had. Verdachte heeft hierop aangegeven dat dit niet het geval was. Om er zeker van te zijn dat verdachte niet nog meer telefoons bij zich had, hebben verbalisanten de kleding van verdachte oppervlakkig afgetast. Hierbij voelde één van de verbalisanten iets in de rechter jaszak van verdachte, waarna deze jaszak nader is bekeken en de verbalisant een zwartkleurig zakje uit de jaszak van verdachte haalde.
De rechtbank is van oordeel dat het aftasten, zoals door de verbalisanten is geverbaliseerd, wel degelijk een fouillering inhoudt. Uit de processen-verbaal van bevindingen blijkt niet dat daarvoor een wettelijke grondslag was of dat verdachte daarvoor toestemming had verleend. De rechtbank acht in dit kader van belang dat verdachte, in zijn hoedanigheid van getuige, vrijwillig al twee telefoons had afgegeven en desgevraagd had aangegeven dat hij niet over een derde telefoon beschikte.
De rechtbank komt gelet op het bovenstaande tot de conclusie dat de fouillering van verdachte onrechtmatig is en stelt vast dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De vraag is vervolgens welke rechtsgevolgen aan dit vormverzuim moeten worden verbonden. Gelet op het feit dat verdachte ernstig is geschonden in zijn lichamelijke integriteit en privacy nu hij als getuige in de openbare ruimte zonder wettelijke grondslag werd gefouilleerd en in aanmerking genomen de relatief geringe ernst van het onderhavige feit (te weten het aanwezig hebben van 8,65 gram cocaïne), is de rechtbank van oordeel dat in dit geval dient te worden overgegaan tot bewijsuitsluiting.
De processen-verbaal van bevindingen met nummers PL0900-2019069749-62 en PL0900-2019136873-4 mogen dan ook niet bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde. Dit betekent dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte op 10 mei 2019 te Utrecht ongeveer 8,65 gram cocaïne aanwezig had. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

5.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.M. Spelt, voorzitter, mr. A.M.M. Lemmen en mr. E.J.W. Verhaagh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2019 te Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.