Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.TENLASTELEGGING
op 10 mei 2019 te Utrecht ongeveer 8,65 gram cocaïne aanwezig heeft gehad.
Rechtbank Midden-Nederland
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998 en wonende te Utrecht, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 16 november 2022 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 8,65 gram cocaïne op 10 mei 2019 te Utrecht. Tijdens de terechtzitting op 2 november 2022 heeft de officier van justitie, mr. A.M.C.V. Fellinger, de vervolging ingesteld, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. A. Boumanjal. De verdediging stelde dat de fouillering van de verdachte onrechtmatig was, omdat deze zonder wettelijke grondslag was uitgevoerd, wat leidde tot een onherstelbaar vormverzuim. De rechtbank heeft vastgesteld dat de fouillering inderdaad onrechtmatig was, aangezien de verdachte als getuige al twee telefoons had afgegeven en er geen reden was om aan te nemen dat hij nog meer telefoons bij zich had. De rechtbank oordeelde dat de schending van de rechten van de verdachte leidde tot bewijsuitsluiting van de processen-verbaal van bevindingen. Hierdoor was er onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van de beschuldiging.