ECLI:NL:RBMNE:2022:4765
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht. Eiser, de eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente vastgestelde waarde van € 1.193.000,- voor het belastingjaar 2021, welke was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2020. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 990.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een online zitting op 26 juli 2022, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door een waarnemer en de verweerder door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar de waarde had vastgesteld aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de WOZ-waarde werd bepaald door vergelijking met de verkoopopbrengst van vergelijkbare woningen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was, onderbouwd door een taxatiematrix die de waarde van de woning vergeleek met drie referentiewoningen in de omgeving. Eiser had verschillende argumenten aangevoerd tegen de geschiktheid van de referentiewoningen, maar de rechtbank volgde de toelichting van de heffingsambtenaar en concludeerde dat de referentiewoningen in voldoende mate vergelijkbaar waren.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de vastgestelde WOZ-waarde van de woning in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door rechter E.M. van der Linde, in aanwezigheid van griffier C.L. Fix, en werd openbaar uitgesproken op 6 september 2022.