ECLI:NL:RBMNE:2022:4755
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep WOZ-waarde en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 350.000,- voor het belastingjaar 2021, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de WOZ-waarde niet langer in geschil is, aangezien eiser op de zitting heeft aangegeven dat hij de waarde niet te hoog vindt. Hierdoor ontbrak het aan procesbelang voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep.
Daarnaast heeft eiser geklaagd over de handelswijze van de verweerder met betrekking tot het indienen van het verweerschrift, dat pas kort voor de zitting was ontvangen. Eiser stelde dat hij hierdoor in zijn procespositie was geschaad. De rechtbank heeft deze klacht echter afgewezen, omdat het verweerschrift tijdig was ontvangen en eiser voldoende gelegenheid had om zich voor te bereiden. De rechtbank concludeerde dat de foto’s van de woning, die door verweerder waren ingediend, geen nieuwe feiten waren, maar eerder een onderbouwing van de stelling van verweerder dat de woning na aankoop was verbouwd. De rechtbank heeft ook het verzoek van eiser om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te concluderen dat eiser in zijn procesbelangen was geschaad.
De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, en is openbaar uitgesproken op 5 oktober 2022.