ECLI:NL:RBMNE:2022:4728
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning in Hilversum
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning in Hilversum. Eiser, de eigenaar van de woning, was het niet eens met de door de heffingsambtenaar van de gemeente Hilversum vastgestelde WOZ-waarde van € 237.000,- voor het belastingjaar 2021, die was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2020. Eiser stelde dat de waarde maximaal € 134.000,- zou moeten zijn en heeft hiertegen beroep ingesteld na een ongegrond verklaard bezwaar op 24 november 2021.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op een online zitting op 15 juni 2022, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door R. van der Weide. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, J.H. Maas, bijgestaan door een taxateur. De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Dit is gedaan aan de hand van een taxatiematrix waarin de woning werd vergeleken met referentiewoningen.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de gedateerdheid van de voorzieningen en geluidsoverlast, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.