ECLI:NL:RBMNE:2022:4718

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 mei 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
UTR 21/4943
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de inlichtingenplicht bij bijstandsverlening en beëindiging van de uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 mei 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijstandsuitkering ontving op grond van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had sinds januari 2017 recht op bijstand, maar haar uitkering werd per 15 april 2021 opgeschort omdat zij niet voldeed aan haar inlichtingen- en medewerkingsplicht. Verweerder had meerdere keren geprobeerd contact met eiseres te krijgen om informatie te verkrijgen over haar financiële situatie en de mantelzorgtaken die zij verrichtte voor de heer [A]. Eiseres had echter niet gereageerd op de verzoeken van verweerder en had geen informatie verstrekt, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had voldaan aan haar verplichtingen en dat de opschorting en beëindiging van de bijstandsuitkering gerechtvaardigd waren. Eiseres voerde aan dat zij zich aan haar verplichtingen had gehouden en dat verweerder onterecht om medische gegevens had gevraagd, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank concludeerde dat de gevraagde informatie noodzakelijk was voor de beoordeling van het recht op bijstand en dat eiseres onvoldoende had meegewerkt. De beroepsgronden van eiseres werden ongegrond verklaard en het beroep werd afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingen- en medewerkingsplicht voor bijstandsontvangers en de bevoegdheid van verweerders om bijstand op te schorten en te beëindigen bij schending van deze plichten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4943

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. W. van Beveren).

Procesverloop

Verweerder heeft de betaling van de bijstandsuitkering van eiseres met het besluit van 29 april 2021 (het primaire besluit 1) per 15 april 2021 opgeschort [1] , omdat eiseres niet heeft meegewerkt aan de inlichtingen- en medewerkingsplicht.
Met het besluit van 18 mei 2021 (primair besluit 2) handhaaft verweerder het primaire besluit 1. Met het besluit van 1 juni 2021 (primair besluit 3) heeft verweerder de uitkering van eiseres vanaf 15 april 2021 beëindigd omdat niet kon worden vastgesteld of eiseres recht had op bijstand. [2]
Eiseres heeft tegen alle drie de besluiten van verweerder bezwaar gemaakt.
In het besluit van 4 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten 1, 2 en 3 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 april 2022 op (een hybride) zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die via een beeldverbinding heeft deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

Wat is aan de procedure voorafgegaan?
1. Eiseres ontving sinds januari 2017 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) naar de norm van een alleenstaande. Eiseres heeft tijdens de zitting desgevraagd medegedeeld dat zij sinds het beëindigen van haar uitkering op 1 juni 2021 een maandelijkse lening ontvangt van de heer [A] .
2. In een vorige procedure is de uitkering van eiseres stopgezet per 1 september 2020. Daarnaast is het recht op bijstand herzien van 1 januari 2020 tot 1 september 2020 en heeft verweerder het in die periode aan eiseres betaalde bedrag aan bijstand teruggevorderd. De reden hiervoor was dat eiseres niet had voldaan aan haar inlichtingen- en medewerkingsplicht. Uit de brief van 2 september 2020 die verweerder aan eiseres heeft gestuurd blijkt namelijk dat zij diverse keren is benaderd met een verzoek tot contact om te onderzoeken of er iets is veranderd in haar situatie. Eiseres heeft echter niets van zich laten horen en geen informatie gegeven over de reden waarom zij niet heeft gereageerd. In de beslissing op bezwaar van 13 januari 2021 heeft verweerder echter geconcludeerd dat de uitkering van eiseres vanaf 1 september 2020 weer betaalbaar moest worden gesteld en dat de terugvordering verviel. De reden hiervoor was dat eiseres door in de bezwaarfase alsnog de gevraagde informatie te geven, voldaan had aan de informatie- en medewerkingsplicht. Wel deelde verweerder aan eiseres mee dat haar situatie veel vragen oproept, bijvoorbeeld over of zij een gemeenschappelijke huishouding voert met de heer [A] en/of hem mantelzorg verleent. In het besluit van 13 januari 2021 benadrukt verweerder dat zij te allen tijde bevoegd zijn om een nader onderzoek in te stellen naar de situatie van eiseres en dat zij verplicht is om mee te werken met een dergelijk onderzoek
3. Verweerder heeft vervolgens aanleiding gezien om onderzoek te doen naar het recht op bijstand van eiseres. In dat kader heeft verweerder meerdere keren geprobeerd telefonisch contact te krijgen met eiseres. In de brief van 29 maart 2021 heeft verweerder eiseres verzocht om gegevens te overleggen van de reden van afwezigheid bij eerdere telefonische afspraken, haar bankrekeningen en spaarrekeningen, haar (eventuele) medische klachten en haar werk (indien van toepassing). Ook heeft verweerder in de brief van 8 april 2021 om gegevens gevraagd van de mantelzorgtaken die eiseres verricht voor de heer [A] (een weekoverzicht met beschrijving van de taken) en informatie omtrent het door de heer [A] aangevraagde persoonsgebonden budget (pgb). Verweerder wilde weten of het pgb was toegekend en zo ja, voor hoeveel uur per week en voor welke zorg. Ook verzocht verweerder in diezelfde brief om een verklaring van noodzaak dat eiseres mantelzorg verricht voor de heer [A] en een verklaring omtrent haar verblijf, met name over of haar woning al klaar is en hoeveel dagen en nachten zij daar verblijft.
Gronden beroep
4. Kort samengevat voert eiseres aan dat zij zich aan al haar verplichtingen heeft gehouden en dat zij zich op gegronde redenen heeft afgemeld voor de telefonische afspraken met verweerder. Daarnaast stelt zij dat verweerder ten onrechte om de medische gegevens van de heer [A] heeft verzocht omdat dit in strijd is met de privacywet. Verder voert eiseres aan dat er veel fouten zijn gemaakt in de behandeling van haar dossier. Zo is in het primaire besluit 1 van 29 april 2021 over de opschorting gevraagd om gegevens te overleggen vóór 20 april 2021, terwijl die datum voor de datum van het besluit ligt. Ook heeft verweerder de 72-uurs termijn ter zake van de uitnodiging op 17 maart 2021 niet in acht genomen.
Toetsingskader
5. Verweerder kan het recht op bijstand voor maximaal acht weken opschorten. Dit mag verweerder doen als iemand die bijstand ontvangt, niet de relevante gegevens of bewijsstukken verstrekt die nodig zijn om het recht op bijstand te bepalen. [3] Wel is van belang of degene die bijstand krijgt, een verwijt kan worden gemaakt dat hij/zij onvoldoende meewerkt en/of onvoldoende informatie geeft.
Verweerder moet aan degene die bijstand krijgt, mededelen dat het recht op bijstand wordt opgeschort. Ook moet verweerder degene dan de mogelijkheid geven om alsnog binnen een bepaalde termijn zijn verplichting na te komen. [4]
Verweerder kan - als binnen die termijn de verplichting nog steeds niet is nakomen - de bijstand intrekken. [5] Verweerder mag de bijstand dan intrekken vanaf de eerste dag waarop het recht op bijstand is opgeschort.
6. Bij de beantwoording van de vraag of verweerder bevoegd is tot intrekking van bijstand [6] , moet worden beoordeeld of eiseres heeft verzuimd de in het opschortingsbesluit gevraagde medewerking te verlenen. Als dat het geval is, moet ook worden nagegaan of eiseres dit kan worden verweten.
Oordeel van de rechtbank
Voldaan aan de inlichtingen- en medewerkingsplicht (artikel 17, tweede lid, van de Pw)?
7. Vast staat dat eiseres sinds maart 2021 de uitnodigingen van verweerder om een telefonisch gesprek te voeren over onder meer haar financiële- en haar woonsituatie niet heeft geaccepteerd. Ook heeft eiseres niet gereageerd op de verzoeken van verweerder om een alternatieve datum voor een gesprek voor te stellen. De rechtbank merkt op dat uit het dossier blijkt dat verweerder probeert om in gesprek te komen met eiseres om te praten over haar situatie en daarover ook door eiseres wil worden geïnformeerd. Eiseres reageert wel steeds op verweerders verzoeken, maar beantwoordt niet de vraag om informatie te verstrekken zodat verweerder het recht op bijstand kan vaststellen.
8. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat eiseres niet heeft voldaan aan haar inlichtingen- en medewerkingsplicht. De rechtbank dient nu dus te beoordelen of dit gebrek aan medewerking kan worden verweten aan eiseres, waardoor opschorting en beëindiging van haar bijstandsuitkering is gerechtvaardigd.
9. De rechtbank overweegt dat de gevraagde medewerking van eiseres van belang is voor de verlening van bijstand. De informatie die verweerder van eiseres vroeg ging namelijk over de taken die eiseres verricht in het kader van de mantelzorg aan de heer [A] . Het verrichten van mantelzorg is immers een op geld waardeerbare activiteit. Bovendien moet iemand die mantelzorg verleent en bijstand ontvangt hiervoor toestemming vragen. Verweerder heeft die toestemming niet gegeven aan eiseres.
10. Ten aanzien van de afspraken bij de huisarts en tandarts op 24 maart 2021 en 7 april 2021, heeft verweerder tijdens de zitting verduidelijkt dat niet meer wordt betwist dat eiseres die afspraken voldoende heeft onderbouwd. Wel stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres nog steeds niet heeft aangetoond op welke tijdstippen de afspraken waren en waarom zij niet voor of na deze afspraken het telefonische gesprek kon aangaan met verweerder. Verder staat vast dat zij zich zonder geldige redenen voor de overige vier telefonische afspraken heeft afgemeld. De stelling van eiseres dat zij moest stemmen en dat zij kiespijn had, maakt niet dat het onmogelijk voor haar was om met verweerder te bellen; met name omdat verweerder al in de mail van 6 april 2021 schrijft dat zo’n gesprek maximaal een uur zou duren. Bovendien heeft verweerder haar op geen enkel ander moment telefonisch kunnen bereiken. Ook blijkt niet uit het dossier dat eiseres alternatieve data of tijdstippen voor een nieuwe afspraak heeft voorgesteld, terwijl verweerder hier wel om heeft gevraagd. De rechtbank verwijst hiervoor naar de email van 6 april 2021, waarin verweerder aan eiseres vraagt om aan te geven wanneer zij in staat zal zijn om een telefonisch gesprek voeren.
Heeft verweerder gehandeld in strijd met de privacywetgeving?
11. De stelling van eiseres dat het vragen van gegevens rondom de mantelzorgtaken die zijn verricht in strijd is met de privacywet, volgt de rechtbank niet. Zoals verweerder meerdere keren heeft gecommuniceerd naar eiseres hoefde zij geen gedetailleerde medische gegevens van de heer [A] te overleggen, maar alleen informatie over de aard en omvang van haar taken in het kader van de mantelzorg. Zo vraagt verweerder in de brief van 8 april 2021 naar het volgende:
“(…). Weekoverzicht waarin per dag en tijdstip beschreven staat welke mantelzorgtaken u verricht voor de heer [A] .
- Informatie omtrent de door de heer [A] aangevraagde PGB bij de gemeente Driebergen in het kader van de WMO regeling. Is deze toegekend? Zo ja voor hoeveel uur per week en welke zorg wordt hiervoor ingekocht? Stuur hier een bewijsstuk van mee.
- Een verklaring van de noodzaak dat u mantelzorg verricht voor de heer [A] op bovengenoemde dagen en tijdstippen.(…).”
12. Duidelijk is dat verweerder om informatie verzocht omtrent de inzet van eiseres als mantelzorger en niet over de medische situatie van de heer [A] . De beroepsgrond slaagt niet.
Is het besluit onrechtmatig door de fouten in het dossier?
13. Tot slot oordeelt de rechtbank dat de stelling van eiseres dat er fouten zijn gemaakt in het dossier niet maakt dat het bestreden besluit onrechtmatig is. De foutieve datum in het primaire besluit 1 waar eiseres op wijst is hersteld in het primaire besluit 2. Bovendien moet het eiseres duidelijk zijn geweest dat verweerder tevergeefs geprobeerd heeft om contact met haar te leggen. Het enkele feit dat verweerder in het primaire besluit 1 een datum die in het verleden lag gaf als deadline om gegevens te overleggen, moet worden gezien als een kennelijke schrijffout en maakt daarom niet dat het een en ander onduidelijk was voor eiseres. Ten aanzien van de 72-uurs termijn die verweerder niet zou hebben gehanteerd bij de uitnodiging van 17 maart 2021, stelt de rechtbank vast dat een week later een nieuwe afspraak is gemaakt, namelijk voor 24 maart 2021. De rechtbank volgt daarom het standpunt van verweerder dat het niet hanteren van de 72-uurs termijn niet maakt dat er onrechtmatig is gehandeld tegenover eiseres.
14. De rechtbank oordeelt bovendien dat de stelling van eiseres dat er veel fouten in haar dossier zijn gemaakt (zoals hiervoor onder 10 vermeld) geen rechtvaardiging is voor het niet nakomen van haar inlichtingen- en medewerkingsplicht.
Conclusie
15. Verweerder was op grond van het voorgaande bevoegd om de bijstand van eiseres met ingang van 15 april 2021 op te schorten en te beëindigen wegens schending van de inlichtingen- en medewerkingsplicht. De beroepsgronden slagen niet.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 mei 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 54, eerste lid, van de Participatiewet (Pw).
2.Artikel 54, vierde lid, van de Pw.
3.Zie artikel 54, eerste lid van de Pw.
4.Zie artikel 54, tweede lid, van de Pw.
5.Zie artikel 54, vierde lid, van de Pw.
6.Op grond van artikel 54, vierde lid, van de Pw.