ECLI:NL:RBMNE:2022:4700

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
UTR 21/4404
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van Anw-uitkering en de zorgvuldigheid van het UWV-onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Eiseres ontving sinds 1 juli 2017 een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw), maar deze werd per 1 maart 2021 beëindigd op basis van een onderzoek van het UWV, waaruit bleek dat eiseres niet langer voor 45% of meer arbeidsongeschikt was. Eiseres maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken. Eiseres voerde aan dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld en dat haar medische klachten onvoldoende waren onderzocht. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV zorgvuldig had gehandeld. Eiseres had geen concrete argumenten aangedragen die de arbeidskundige beoordeling in twijfel trokken. De rechtbank concludeerde dat de beperkingen van eiseres correct waren vastgesteld en dat er geen aanleiding was om een deskundige te benoemen voor een herbeoordeling.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de beëindiging van de Anw-uitkering terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier S. Bazaz, en werd openbaar uitgesproken op 21 oktober 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4404

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. van Es),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Zuidersma-Hovers).

Procesverloop

In het besluit van 31 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder vastgesteld dat eiseres vanaf 1 maart 2021 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw). Daartegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
In het besluit van 8 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep is op 17 maart 2022 met instemming van partijen ter zitting geschorst, om eiseres in de gelegenheid te stellen nadere medische stukken over te leggen.
Op 31 mei 2022 heeft eiseres nadere medische stukken ingebracht. Hierop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 23 juni 2022 een nader advies uitgebracht.
Op 20 juli 2022 heeft eiseres nog meer medische stukken ingebracht. Hierop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 18 augustus 2022 een nader advies uitgebracht.
De rechtbank heeft de behandeling ter zitting op 22 september 2022 hervat. Eiseres, haar gemachtigde en mr. B. van Wijk, een collega van gemachtigde, zijn via een beeldverbinding verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres ontving sinds 1 juli 2017 een Anw-uitkering. Verweerder heeft de uitkering van eiseres vanaf 1 maart 2021 beëindigd, omdat uit het onderzoek van het UWV van
18 december 2020 bleek dat eiseres niet langer voor 45% of meer arbeidsongeschikt is.
2. De rechtbank stelt vast dat de datum in geding 1 maart 2021 is, want dat is de datum met ingang waarvan de Anw-uitkering van eiseres feitelijk is beëindigd.
3. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet langer voor 45% of meer arbeidsongeschikt is en daardoor geen recht meer heeft op een Anw-uitkering.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
4. Eiseres voert aan dat het onderzoek van het UWV onzorgvuldig is geweest. Er heeft namelijk onvoldoende onderzoek plaatsgevonden, waardoor niet duidelijk in kaart is gebracht welke medische klachten er waren. Daarbij is van belang dat in het onderzoek de nek- en rugklachten van eiseres niet zijn meegenomen.
5. De rechtbank stelt vast dat er op 9 november 2020 een telefonisch spreekuur heeft plaatsgevonden tussen eiseres en een verzekeringsarts. Daarnaast heeft eiseres op
14 december 2020 het spreekuur van de verzekeringsarts bezocht en is zij lichamelijk onderzocht. Uit het rapport van de verzekeringsarts van 15 december 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige van 17 december 2020 blijkt dat eiseres, met inachtneming van haar beperkingen, per 14 december 2020 in staat is om tenminste 55% te verdienen van wat een gezonde persoon met soortgelijke opleiding en ervaring met arbeid gewoonlijk kan verdienen. Dit wordt het maatmaninkomen genoemd. Hierdoor voldoet ze niet meer aan de voorwaarden van haar Anw-uitkering.
6. De rechtbank oordeelt dat op basis van de vastgestelde feiten niet is gebleken van een onzorgvuldig onderzoek door verweerder. Verweerder heeft na het telefonisch spreekuur van 9 november 2020 eiseres op 14 december 2020 aanvullend fysiek onderzocht. Het is niet gebleken dat eiseres bij deze gelegenheden heeft aangegeven dat zij nek- en rugklachten had. Verweerder hoefde deze klachten dan ook niet mee te nemen in het onderzoek en bij de beoordeling. Voor zover eiseres stelt dat er ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase, overweegt de rechtbank dat gemachtigde van eiseres zelf op
4 oktober 2021 heeft aangegeven dat een hoorgesprek niet noodzakelijk was. Verweerder heeft op basis hiervan mogen afzien van het horen. Door deze gang van zaken is de procespositie van eiseres niet aangetast.
De beperkingen van eiseres
7. Eiseres voert verder aan dat het UWV haar beperkingen onjuist heeft vastgesteld. Eiseres had namelijk meer, ernstigere en andere klachten dan zijn vastgesteld door de verzekeringsarts. Hierbij verwijst eiseres onder andere naar een stuk van een anesthesioloog van 30 mei 2022 en 18 maart 2022 een stuk van een neuroloog van 23 december 2021. Uit deze stukken zou blijken dat eiseres al anderhalf jaar (en dus ook ten tijde van de datum in geding) last heeft van nek- en schouderklachten. De verzekeringsarts heeft deze klachten volgens eiseres ten onrechte niet in de beoordeling meegenomen. Eiseres verzoekt de rechtbank daarom een medisch deskundige te benoemen.
8. De rechtbank oordeelt dat niet is gebleken dat de beperkingen van eiseres onjuist zijn vastgesteld. Hierbij is van belang dat de medische informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, meegenomen is in de bezwaarprocedure. Dit blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts beroep en bezwaar van 30 september 2021. De rechtbank oordeelt verder dat eiseres niet heeft aangetoond dat haar nek- en schouderklachten al ten tijde van de datum in geding bestonden. Uit de onder 7. genoemde stukken van de anesthesioloog en de neuroloog blijkt namelijk slechts dat eiseres zelf tijdens de intake op 18 maart 2022 heeft aangegeven dat ze de nek- en schouderklachten al anderhalf jaar heeft. Deze eigen verklaring van eiseres is echter niet onderbouwd met medische stukken. Verder stelt de rechtbank vast dat er in het stuk van de neuroloog van 23 december 2021 geen indicatie wordt gegeven van de toestand ten tijde van de datum in geding. Er blijkt namelijk niet uit wanneer de klachten zijn ontstaan en wanneer de genezing is ingezet. De rechtbank acht ook van belang dat uit het rapport van de verzekeringsarts van 15 december 2020 blijkt dat er geen afwijkingen zijn gevonden aan de functie van armen en schouders. Daarnaast worden de klachten ook niet worden genoemd in de vragenlijst van 8 april 2020. Eiseres heeft dus niet aangetoond dat zij ten tijde van de datum in geding verdergaand beperkt was dan door de verzekeringsarts is vastgesteld.
9. De rechtbank ziet geen aanleiding een deskundige te benoemen om de belastbaarheid van eiseres opnieuw te beoordelen. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Ook de door eiseres overgelegde stukken bieden geen grondslag te twijfelen aan de juistheid en volledigheid van dit onderzoek. Verweerder mocht het bestreden besluit dus baseren op dit onderzoek.
Arbeidsdeskundige beoordeling
10. Eiseres voert aan dat zij de functies die worden genoemd in de arbeidskundige beoordeling om medische redenen niet kan verrichten.
11. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen concrete argumenten naar voren heeft gebracht op basis waarvan de arbeidskundige beoordeling onjuist zou zijn. Zoals onder 8. is gemotiveerd, is de rechtbank van oordeel dat de beperkingen van eiseres juist zijn vastgesteld. Daarom bestaat er ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de geduide functies.
Conclusie
12. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres geen recht meer heeft op een Anw-uitkering. Het beroep is daarom ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat ook geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.