ECLI:NL:RBMNE:2022:4682

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
10141526 UV EXPL 22-220
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schorsing concurrentiebeding in kort geding

In deze zaak heeft eiser, werkzaam bij gedaagde B.V., een kort geding aangespannen om het concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst te schorsen. Eiser heeft aangegeven dat hij per 9 maart 2020 in dienst is getreden bij gedaagde B.V. en dat hij een concurrentiebeding heeft ondertekend. Eiser heeft de wens geuit om in dienst te treden bij een concurrent, onderneming 3, en stelt dat het concurrentiebeding hem hierin belemmert. Gedaagde B.V. heeft het concurrentiebeding ingeroepen en stelt dat eiser zich aan dit beding moet houden. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 november 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiser heeft primair gevorderd dat het concurrentiebeding niet op hem van toepassing is, subsidiair dat het volledig of gedeeltelijk wordt geschorst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het concurrentiebeding niet van toepassing is op zijn beoogde functie bij onderneming 3. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het concurrentiebeding wereldwijd geldt en niet beperkt is tot de Benelux. Eiser heeft ook geen voldoende onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat hij onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding. De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10141526 UV EXPL 22-220 MS/1270
Kort geding vonnis van 21 november 2022
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. I.J. de Laat,
tegen:
de besloten vennootschap
[gedaagde (B.V.)],
statutair gevestigd [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [plaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde (B.V.)] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. B.H.E. Veldmaat.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft een dagvaarding met producties ingediend. [gedaagde (B.V.)] heeft ook producties ingediend.
1.2.
Op 7 november 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar [eiser] is verschenen met zijn echtgenote en zijn gemachtigde mr. I.J. de Laat. Namens [gedaagde (B.V.)] zijn verschenen de heer [A] (hierna: [A] ), [functie 1] bij [onderneming 1 (AB)] , mevrouw [B] (hierna: [B] ), [functie 2] bij [onderneming 1 (AB)] , mr. B.H.E. Veldmaat, gemachtigde van [gedaagde (B.V.)] , mr. [C] , kantoorgenoot van mr. Veldmaat, en twee tolken. Partijen hebben hun standpunten aan de hand van een pleitnota toegelicht en hebben op elkaars standpunten kunnen reageren. Zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak uitspraak zal worden gedaan.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde (B.V.)] behoort tot de Zweedse onderneming [onderneming 1 (AB)] en maakt deel uit van de [onderneming 2] die actief is in onder andere Scandinavië, de Benelux, Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten. [onderneming 1 (AB)] doet onderzoek naar, ontwikkelt en verkoopt [.] die helpen bij het herstel van [..] .
2.2.
[eiser] is met ingang van 9 maart 2020 bij [gedaagde (B.V.)] in dienst getreden als [functie 3] [.........] op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Hij is ook statutair bestuurder van [gedaagde (B.V.)] . In de arbeidsovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Voor de beoordeling van deze zaak zijn de volgende artikelen van de arbeidsovereenkomst met name van belang.

Article 12. NON-COMPETITION CLAUSES
12.1
The Parties agree that through his position with the Company the Employee will have access to and/or become familiar with trade secrets that exist within the business and that the Employee is able to use these trade secrets in a manner which could be detrimental in terms of competition. The Parties also agree that in order for the Employee to have access to and/or become familiar with such trade secrets in confidence, the Company must be assured that the Employee will not use such knowledge to the detriment of the Company. The Company’s trade secrets include, but are not limited to, information pertaining to the Company’s customers, suppliers, partners and products/services, price lists, invoices, market analyses, costs- and revenue analyses and other financial information.
12.2
In view of the above mentioned, it is incumbent upon the Employee not to, during the employment and for a period of twelve months after its cessation, neither himself nor in the capacity of owner, partner, member of the board of directors, adviser or employee, directly nor indirectly, support, carry out or participate in any operation which competes with the Company.
(…)
12.11
The non-competition restriction in clause 12.2 (and the obligation to compensate the Employee in accordance with clause 12.10) shall not apply if (i) the Company has terminated the employment agreement subject to redundancy; (ii) the Company has significantly neglected its obligations towards the Employee with the result that the Employee had had substantial grounds to resign from the employment.”
2.3.
[eiser] heeft [B] in een gesprek op 13 juli 2022 laten weten dat hij [gedaagde (B.V.)] wil verlaten en in dienst wil treden bij [onderneming 3] . [onderneming 3] is een in Finland gevestigde onderneming die zich richt op het ontwikkelen van producten voor het vullen en reconstrueren van (geïnfecteerde) [...] . [gedaagde (B.V.)] heeft zich in de gesprekken die hierover zijn gevoerd op het standpunt gesteld dat het concurrentiebeding hieraan in de weg staat en dat zij [eiser] aan dit beding zal houden. Partijen hebben hierover geen overeenstemming kunnen bereiken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair: te bepalen dat [eiser] het concurrentiebeding uit de arbeidsovereenkomst met [gedaagde (B.V.)] niet overtreedt door in dienst te treden van [onderneming 3] ;
  • subsidiair: het concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 12 lid 2 van de arbeidsovereenkomst van [eiser] volledig te schorsen;
  • meer subsidiair: het concurrentiebeding gedeeltelijk te schorsen door de geografische reikwijdte van het beding te beperken tot de Benelux. De temporele reikwijdte van het beding zou in dat geval kunnen worden uitgebreid tot 18 maanden;
  • meer subsidiair: het concurrentiebeding gedeeltelijk te schorsen door de temporele reikwijdte van het beding te beperken tot 3 maanden;
  • [gedaagde (B.V.)] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.
[eiser] stelt zich ter onderbouwing van deze vorderingen primair op het standpunt dat het concurrentiebeding niet op hem van toepassing is. Hij doet subsidiair een beroep op artikel 12.11 van de arbeidsovereenkomst en stelt meer subsidiair dat het concurrentiebeding moet worden geschorst omdat hij door het concurrentiebeding in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde (B.V.)] onbillijk wordt benadeeld.
3.3.
[gedaagde (B.V.)] voert verweer. Op de standpunten van partijen zal hierna - voor zover hier van belang - nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

spoedeisendheid

4.1.
[eiser] stelt dat hij bij [gedaagde (B.V.)] praktisch op non-actief is gesteld en dat dit geschil hem zoveel stress oplevert dat hij inmiddels thuis zit. Hij wil zo spoedig mogelijk ergens anders gaan werken om zo verder te kunnen. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] hiermee zijn spoedeisend belang bij zijn vorderingen voldoende aannemelijk heeft gemaakt.
afwijzing primaire vordering
4.2.
Voor de primaire vordering geldt dat hiermee een constitutieve beslissing wordt gevraagd, wat in een kort geding procedure niet mogelijk is. Deze vordering wordt daarom afgewezen. De beoordeling van de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen volgt hieronder.
het concurrentiebeding is op [onderneming 3] van toepassing
4.3.
[eiser] stelt dat het concurrentiebeding niet op zijn beoogde functie bij [onderneming 3] van toepassing is. In dit beding wordt gerefereerd aan concurrenten van [gedaagde (B.V.)] . Het gaat hierbij volgens [eiser] om concurrenten binnen de Benelux, omdat de activiteiten van [gedaagde (B.V.)] alleen op de Benelux zijn gericht. [eiser] zal voor de duur van het concurrentiebeding bij [onderneming 3] echter niet werkzaam zijn voor de Benelux.
Als wordt geoordeeld dat het concurrentiebeding een ruimere geografische reikwijdte heeft dan de Benelux waardoor zijn beoogde werkzaamheden bij [onderneming 3] binnen de reikwijdte zouden vallen, dan is het concurrentiebeding volgens [eiser] niet van toepassing omdat het te ruim en om die reden onduidelijk is geformuleerd.
4.4.
[gedaagde (B.V.)] stelt dat het concurrentiebeding wel op [onderneming 3] van toepassing is. Volgens [gedaagde (B.V.)] is het beding duidelijk en niet beperkt tot de Benelux. [gedaagde (B.V.)] wijst erop dat [onderneming 1 (AB)] alle aandelen houdt en tevens bestuurder is van [gedaagde (B.V.)] . Zij bepaalt het beleid en dat maakt dat sprake is van een economische en organisatorische eenheid tussen deze entiteiten. Een onderscheid tussen concurrenten van [gedaagde (B.V.)] en [onderneming 1 (AB)] is daarom niet mogelijk. Bovendien richten zowel [gedaagde (B.V.)] als [onderneming 3] zich met hun activiteiten op de Benelux en bevinden zij zich in dezelfde specifieke branche.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het concurrentiebeding niet van toepassing is op zijn beoogde functie bij [onderneming 3] . Daarbij wordt in aanmerking genomen dat tussen partijen niet in geschil is dat [onderneming 3] een directe concurrent is van [gedaagde (B.V.)] en wereldwijd actief is. De [onderneming 2] , waar [gedaagde (B.V.)] deel van uitmaakt, is eveneens wereldwijd actief. Uit de omstandigheid dat in het concurrentiebeding geen territoriale beperking tot de Benelux is opgenomen, kon [eiser] redelijkerwijs begrijpen dat het concurrentiebeding wereldwijd geldt en niet alleen binnen de Benelux. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde (B.V.)] [eiser] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst te kennen heeft gegeven dat het concurrentiebeding tot de Benelux was beperkt of anderszins de indruk heeft gewekt dat dit het geval was. De enkele omstandigheid dat [eiser] in dienst is van [gedaagde (B.V.)] (en niet van [onderneming 1 (AB)] ), is gelet op hetgeen [gedaagde (B.V.)] over de organisatiestructuur heeft toegelicht (zie r.o. 4.4), onvoldoende om daar anders over te oordelen. Er is daarom geen aanleiding het concurrentiebeding te schorsen omdat de werkzaamheden die [eiser] bij [onderneming 3] (buiten de Benelux) wil gaan uitvoeren niet onder dit beding zouden vallen of omdat dit beding te ruim geformuleerd of onduidelijk zou zijn.
het beroep op artikel 12.11 van de arbeidsovereenkomst slaagt niet
4.6.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat het concurrentiebeding op grond van artikel 12.11 van de arbeidsovereenkomst niet op hem van toepassing is. Hij stelt dat de dwingende en intimiderende manier van communiceren van zijn direct leidinggevende [A] voor een moeizame samenwerking zorgt, dat hij meerdere keren over het gedrag van [A] heeft geklaagd bij het management, maar dat deze gesprekken niet het gewenste effect hebben gehad. Hij heeft daarom geen andere mogelijkheid gezien dan om zich heen te gaan kijken. Sinds hij dit aan [A] kenbaar heeft gemaakt, is het hem bovendien feitelijk onmogelijk gemaakt om zijn werkzaamheden te blijven verrichten en rest hem geen andere mogelijkheid meer dan om op te zeggen.
4.7.
[gedaagde (B.V.)] betwist dat de houding van [A] voor problemen heeft gezorgd en stelt zich op het standpunt dat [eiser] deze stelling niet nader heeft onderbouwd. Zij heeft verklaringen van [A] en [D] (hierna: [D] ), [functie 4] bij [onderneming 1 (AB)] , in het geding gebracht. [A] betwist in zijn verklaring dat er problemen tussen hem en [eiser] bestaan. Hij stelt dat hij al eerder bij een ander bedrijf met [eiser] heeft samengewerkt en dat [eiser] juist door hem bij [gedaagde (B.V.)] is gaan werken. [gedaagde (B.V.)] wijst erop dat [eiser] dus bekend was met de werkwijze van [A] toen hij ervoor koos om weer voor [A] te komen werken. [D] verklaart dat zij pas in het laatste half jaar enige kritiek van [eiser] over [A] heeft ontvangen, maar dat [eiser] aangaf dat hij dit graag zelf wilde afhandelen.
4.8.
De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde (B.V.)] gemotiveerd heeft betwist dat er ernstige problemen zijn in de samenwerking tussen [eiser] en [A] en dat zij onvoldoende heeft gedaan om hier verandering in te brengen. [eiser] heeft zijn stellingen hierop niet nader onderbouwd. Daarom is onvoldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 12.11 onder (ii) van de arbeidsovereenkomst, te weten dat
“the Company has significantly neglected its obligations towards the Employee with the result that the Employee had had substantial grounds to resign from the employment.”Het beroep van [eiser] op dit artikel ter ondersteuning van zijn stelling dat het concurrentiebeding niet op hem van toepassing is kan daarom niet slagen.
het beroep op artikel 7:653 lid 3 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) slaagt niet
4.9.
[eiser] stelt dat het concurrentiebeding met toepassing van artikel 7:653 lid 3 onder b BW geheel of gedeeltelijk moet worden geschorst omdat hij door het concurrentiebeding in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde (B.V.)] onbillijk wordt benadeeld. [eiser] stelt dat [gedaagde (B.V.)] geen of een te verwaarlozen belang heeft bij handhaving van het beding, omdat hij niet beschikt over bedrijfsgevoelige informatie van [gedaagde (B.V.)] over de markten buiten de Benelux. Zijn belang om bij [onderneming 3] in dienst te kunnen treden is echter groot: zijn salaris wordt met meer dan € 40.000,-- verhoogd en ook de te verdienen bonussen zijn substantieel hoger. Een overstap naar [onderneming 3] zal voor hem een aanzienlijke positieverbetering betekenen, omdat hij van een lokale uitvoerende rol naar een senior management rol zal gaan. Hij zal een carrièreperspectief krijgen dat bij [gedaagde (B.V.)] niet mogelijk is. [eiser] stelt dat de duur van het concurrentiebeding gezien de duur van zijn dienstverband - nog geen drie jaar - onredelijk lang is en dat dit het hem feitelijk onmogelijk maakt om met zijn kennis, ervaring en achtergrond elders werkzaam te zijn.
4.10.
[gedaagde (B.V.)] stelt dat zij slechts twee directe concurrenten heeft, waarvan [onderneming 3] er één is. Het gaat om ondernemingen die zich in dezelfde - bijzonder concurrentiegevoelige - markt bevinden, te weten injecties voor de behandeling van [....] , [.....] en het vullen van [......] . [onderneming 3] richt zich evenals [gedaagde (B.V.)] op chirurgen en ziekenhuizen als afzetmarkt. Beide ondernemingen zijn wereldwijd actief. Volgens [gedaagde (B.V.)] is inherent aan de functie van [eiser] als [functie 3] [.........] en statutair bestuurder van [gedaagde (B.V.)] dat hij beschikt over strategische, commerciële en financiële gegevens van [gedaagde (B.V.)] binnen en buiten de Benelux. Uit de functieomschrijving van [eiser] blijkt dat hij het [gedaagde (B.V.)] team in de regio en Europa ondersteunt ten aanzien van commerciële strategieën die in Europa en de rest van de wereld moeten worden gebruikt om de verkoopopbrengsten te verhogen. Hij maakt onderdeel uit van het internationale management- en directieteam van de [onderneming 2] . De [functie 3(-s)] van alle regio’s wereldwijd hebben wekelijks/maandelijks contact met elkaar, omdat sprake is van een wereldwijde onderneming met een wereldwijde afzetmarkt waarbij alle regio’s met elkaar in verband staan en samenwerken om het product van [gedaagde (B.V.)] te verkopen. [eiser] heeft bovendien vanuit zijn functie toegang tot concurrentiegevoelige informatie die wereldwijd relevant is. Hij onderhoudt duurzame relaties met klanten en is daarmee het gezicht van [gedaagde (B.V.)] . Het enkele belang van [eiser] bij een eventuele salarisverhoging en/of eventuele carrièrekansen weegt volgens [gedaagde (B.V.)] niet op tegen haar belang om haar bedrijfsdebiet te beschermen.
4.11.
Op grond van artikel 7:653 lid 3 onder b BW kan de rechter een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Beoordeeld moet worden of aannemelijk is dat een bodemrechter om die reden tot een gehele of gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding zal overgaan.
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde (B.V.)] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser] vanuit zijn functie als [functie 3] [.........] en statutair bestuurder van [gedaagde (B.V.)] door deelname aan meetings met [functie 3(-s)] van andere regio’s en door de gegevens waartoe hij toegang heeft, beschikt over concurrentiegevoelige informatie over [gedaagde (B.V.)] en de [onderneming 2] . Deze informatie is niet beperkt tot alleen de Benelux maar strekt zich ook uit tot de activiteiten van de [onderneming 2] in de rest van de wereld. Aangezien [onderneming 3] een directe concurrent is van [gedaagde (B.V.)] en evenals de [onderneming 2] wereldwijd opereert, is de vrees van [gedaagde (B.V.)] gerechtvaardigd dat [eiser] de concurrentiegevoelige informatie die hij tijdens zijn dienstverband bij [gedaagde (B.V.)] heeft vergaard bij [onderneming 3] zal gebruiken en dat zij daardoor ernstig in haar bedrijfsdebiet zal worden aangetast. Het enkele feit dat op [eiser] ook een geheimhoudingsbeding en een relatiebeding van toepassing is, is onvoldoende om dit risico weg te nemen. De door [eiser] gestelde omstandigheid dat er bij [onderneming 3] met distributeurs wordt gewerkt die eigen relaties in de markt hebben en deze voor zichzelf houden doet daar ook niet aan af, omdat de kennis van [eiser] over [gedaagde (B.V.)] meer omvat dan alleen de relaties van [gedaagde (B.V.)] en hij deze kennis ook bij het aansturen van de distributeurs zal kunnen gebruiken. [gedaagde (B.V.)] heeft dus een groot belang om [eiser] aan het concurrentiebeding te houden.
4.13.
[gedaagde (B.V.)] heeft bij gebrek aan onderbouwing door [eiser] betwist dat zijn salaris bij een overstap naar [onderneming 3] met meer dan € 40.000,-- zal worden verhoogd en dat de bonussen substantieel hoger zullen zijn. De kantonrechter is van oordeel dat het belang van [eiser] bij een dergelijke salarisverhoging - wat hiervan ook zij - in verhouding tot het belang van [gedaagde (B.V.)] om haar bedrijfsdebiet te beschermen onvoldoende zwaar weegt. Hetzelfde geldt voor het belang van [eiser] om bij [gedaagde (B.V.)] zijn positie substantieel te verbeteren. De kantonrechter acht het onvoldoende aannemelijk dat dit niet mogelijk is bij een andere organisatie die geen directe concurrent is van [gedaagde (B.V.)] . [eiser] heeft daaromtrent ook onvoldoende gesteld. De door [eiser] gestelde ernstige samenwerkingsproblemen tussen hemzelf en [A] zijn evenmin voldoende aannemelijk geworden en kunnen bovendien voor [eiser] geen voldoende belang opleveren om bij een directe concurrent van [gedaagde (B.V.)] in dienst te treden.
4.14.
Gezien het voorgaande wordt [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter door het concurrentiebeding in verhouding tot het te beschermen belang van [gedaagde (B.V.)] niet onbillijk benadeeld. De duur van zijn dienstverband maakt dit niet anders. Het is daarom niet aannemelijk dat een bodemrechter om die reden tot een gehele of gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding zal overgaan. De vordering om het concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk te schorsen wordt daarom afgewezen.
kosten
4.15.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde (B.V.)] worden begroot op € 747,-- voor salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde (B.V.)] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 747,-- aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 november 2022.