ECLI:NL:RBMNE:2022:4680

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/1758
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht verleende omgevingsvergunning voor de aanleg van een zwembad in de achtertuin

Op 16 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] betreffende de omgevingsvergunning voor de aanleg van een zwembad. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 11 maart 2021 door het college is verleend voor de aanleg van een zwembad van 8 bij 4 meter in de achtertuin van de vergunninghouder. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft op 9 maart 2022 de bezwaren ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 16 november 2022 was de eiser afwezig, maar de gemachtigden van het college en de vergunninghouder waren aanwezig. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank oordeelde dat het college terecht heeft geconcludeerd dat er geen omgevingsvergunning nodig was voor de bouw van het zwembad, omdat dit vergunningsvrij is, mits er geen overkapping is. Wel was er een vergunning nodig voor het gebruik van het zwembad, aangezien dit in strijd was met het bestemmingsplan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college redelijkerwijs heeft kunnen besluiten om de vergunning te verlenen, gezien de kleinschaligheid van het zwembad en de verwachte gebruiksperiode. De rechtbank volgde het standpunt van het college dat er geen onaanvaardbare geluidsoverlast te verwachten viel en dat er geen onevenredig nadeel voor derden was. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1758

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

16 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] (het college)

(gemachtigde: mr. G. de Josselin en mr. S. Paffen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[vergunninghouder]uit [woonplaats] (de vergunninghouder).

Procesverloop

Met het besluit van 11 maart 2021 heeft het college aan de vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een zwembad van 8 bij 4 meter in de achtertuin van zijn perceel aan de [adres] in [plaats] .
Met het besluit van 9 maart 2022 heeft het college de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 maart 2022.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van het college en de vergunninghouder. Eiser heeft zich afgemeld voor de zitting.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank oordeelt dat het college terecht en onder verwijzing naar de juiste bepalingen uit het Besluit omgevingsrecht tot de conclusie is gekomen dat er geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is. Het bouwen van een zwembad is vergunningsvrij als het niet van een overkapping is voorzien en dat is hier het geval. Er hoefde daarom niet te worden getoetst aan redelijke eisen van welstand en aan het Bouwbesluit.
2. Het gebruik van het zwembad is in strijd met het bestemmingsplan en daar is wel een vergunning voor nodig. Het college heeft beleidsruimte bij de beslissing om wel of geen toepassing te geven aan de in het bestemmingsplan opgenomen bevoegdheid om in afwijking van de planregels een omgevingsvergunning voor een zwembad te verlenen. Bij die beslissing moet het college ook de betrokken belangen afwegen.
3. De rechtbank oordeelt dat het college de afweging om mee te werken aan het vergunnen van het zwembad redelijkerwijs heeft mogen maken. De omvang van het zwembad is 32 m2 en daarmee kleinschalig. Het zwembad zal naar verwachting met name worden gebruikt tijdens de zomermaanden. Het geluid van spelende kinderen en andere zwemmers zal redelijk vergelijkbaar zijn met ander geluid uit tuinen. Het standpunt van het college dat geen sprake is van onaanvaardbare geluidsoverlast kan de rechtbank dan ook volgen. Ook anderszins is niet gebleken van onevenredig nadeel voor derden en de argumenten over de zwembadpomp en een mogelijke chloorlucht kunnen niet als zodanig worden aangemerkt. Dat er ook andere plekken in de tuin van de vergunninghouder mogelijk zijn waar het zwembad zou kunnen worden aangelegd is waar, maar dat is geen reden om niet aan deze vergunning mee te werken.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2022 door
mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.