Op 16 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] betreffende de omgevingsvergunning voor de aanleg van een zwembad. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 11 maart 2021 door het college is verleend voor de aanleg van een zwembad van 8 bij 4 meter in de achtertuin van de vergunninghouder. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft op 9 maart 2022 de bezwaren ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 16 november 2022 was de eiser afwezig, maar de gemachtigden van het college en de vergunninghouder waren aanwezig. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en partijen gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank oordeelde dat het college terecht heeft geconcludeerd dat er geen omgevingsvergunning nodig was voor de bouw van het zwembad, omdat dit vergunningsvrij is, mits er geen overkapping is. Wel was er een vergunning nodig voor het gebruik van het zwembad, aangezien dit in strijd was met het bestemmingsplan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college redelijkerwijs heeft kunnen besluiten om de vergunning te verlenen, gezien de kleinschaligheid van het zwembad en de verwachte gebruiksperiode. De rechtbank volgde het standpunt van het college dat er geen onaanvaardbare geluidsoverlast te verwachten viel en dat er geen onevenredig nadeel voor derden was. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.