ECLI:NL:RBMNE:2022:4672

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
22/3851
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verzocht om een voorlopige voorziening nadat haar Ziektewet-uitkering was stopgezet per 15 juli 2022. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster het verschuldigde griffierecht van € 50,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had verzoekster per aangetekende brief op 19 september 2022 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te voldoen. Aangezien verzoekster dit niet heeft gedaan en geen geldige reden heeft opgegeven voor de niet-betaling, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen, waarbij de griffier en de voorzieningenrechter aanwezig waren bij de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3851

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 oktober 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 14 juni 2022 (primaire besluit) heeft verweerder besloten dat eiseres geen Ziektewet-uitkering meer krijgt vanaf 15 juli 2022.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening.
Iemand die een verzoek om een voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht € 50,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen dit griffierecht moet worden betaald. Als het griffierecht niet of niet op tijd wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als voor het niet of niet op tijd betalen van het griffierecht een geldige reden wordt gegeven. [1]
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 19 september 2022 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen twee weken te betalen. Op 21 oktober 2022 was het griffierecht nog steeds niet door de rechtbank ontvangen. Verzoekster heeft het griffierecht dus niet binnen de gestelde termijn betaald en heeft hiervoor geen (geldige) reden gegeven.
Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:82 van de Awb en artikel 8:41 van de Awb.