In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiseres, een besloten vennootschap, vorderingen ingesteld tegen gedaagden A en gedaagde 1, met betrekking tot onrechtmatig handelen in het kader van een conservatoir derdenbeslag. Eiseres had eerder een vonnis verkregen waarbij een bedrag van € 36.744,19 aan haar moest worden betaald door een bedrijf, waarvoor zij managementwerkzaamheden had verricht. Eiseres legde op 13 juli 2020 conservatoir beslag onder A, die opslagruimtes verhuurde. Eiseres stelde dat A onrechtmatig had gehandeld door toegang te verlenen tot de beslagen zaken, die vervolgens door gedaagde 1 in appartementen waren ingebouwd. De rechtbank heeft op 21 december 2022 geoordeeld dat A niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat hij geen feitelijke beschikking had over de zaken en er geen sprake was van een bewaarnemingsovereenkomst. De rechtbank oordeelde ook dat gedaagde 1 te goeder trouw was en niet op de hoogte was van het beslag. De vorderingen van eiseres zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten. In de vrijwaringszaak van A tegen gedaagden 2 en 3, die als bestuurders van het bedrijf betrokken waren, zijn de vorderingen eveneens afgewezen.