ECLI:NL:RBMNE:2022:4654

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/860
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting met betrekking tot laden en lossen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 11 november 2022, wordt het beroep van eiseres tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van 8 juni 2021 beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde N.G.A. Voorbach, heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht was opgelegd. De naheffingsaanslag van € 65,30 was opgelegd omdat eiseres haar voertuig had geparkeerd zonder parkeerbelasting te betalen. Eiseres betoogde dat zij bezig was met het onmiddellijk laden en lossen van goederen, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd om deze claim te onderbouwen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 26 mei 2021 een scanauto had geconstateerd dat het voertuig van eiseres geparkeerd stond op een parkeerplaats in de Amsterdamsestraatweg in Utrecht. Eiseres voerde aan dat zij niet aan het parkeren was, maar aan het laden en lossen, en dat de laad-en losstrook bezet was door een vuilcontainer. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres niet had aangetoond dat zij daadwerkelijk aan het laden en lossen was. De overgelegde foto’s en de afleverbon waren onvoldoende om haar stelling te onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat eiseres haar voertuig had geparkeerd en dat zij derhalve parkeerbelasting verschuldigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. Eiseres kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en ook geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, in aanwezigheid van griffier mr. A. Vranken, en werd openbaar uitgesproken op 11 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/860

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: N.G.A. Voorbach),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(verweerder)
(gemachtigde: mr. B. Boersma).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting van 8 juni 2021.
Met het bestreden besluit van 28 december 2021 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of eiseres de naheffingsaanslag moet betalen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. Op 26 mei 2021 om 11:10 uur heeft een scanauto vastgesteld dat een voertuig van eiseres met het kenteken [kenteken] geparkeerd stond in de Amsterdamsestraatweg in Utrecht. Omdat er voor het parkeren geen parkeerbelasting is betaald, heeft verweerder eiseres een naheffingsaanslag opgelegd van € 65,30.
3. Eiseres voert aan dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd, omdat er geen sprake was van parkeren. Eiseres was namelijk bezig met het onmiddellijk laden en lossen van een bestelling. De laad-en losstrook was bezet door een vuilcontainer dus daarom stond eiseres op een parkeerplaats te laden en lossen. Ter onderbouwing van haar standpunt dat zij aan het laden en lossen was, heeft zij een afleverbon overgelegd van dezelfde datum als de naheffingsaanslag. Daarnaast was het voertuig een bedrijfsauto en daarmee is het aannemelijk dat eiseres bezig was met laden en lossen. Daarentegen heeft verweerder onvoldoende onderbouwd dat sprake was van parkeren. In het dossier zit namelijk maar één foto.
4. Deze beroepsgrond slaagt niet. Niet in geschil is dat eiseres haar voertuig gedurende een korte, aaneengesloten periode heeft laten stilstaan op een bepaald parkeren plaats in de Amsterdamsestraatweg in Utrecht. De hoofdregel is dat degene die zijn voertuig parkeert op een betaald parkeren plaats, parkeerbelasting is verschuldigd. Het onmiddellijk laden en lossen van zaken vormt hierop een uitzondering. Dit volgt uit artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet. De bewijslast rust op eiseres om aannemelijk te maken dat sprake is van laden en lossen. Hieraan heeft eiseres niet voldaan. Uit de overgelegde foto’s van de scanauto is niet te zien dat eiseres bezig was met het laden en lossen. Zo staan bijvoorbeeld de parkeerlichten niet aan en ook de deuren staan niet open. Verder toont de overgelegde afleverbon niet aan dat er op het moment van de naheffingsaanslag sprake was van voortdurend in- en uitladen van goederen.
5. De stelling van eiseres dat er op de laad-en losstrook een vuilcontainer stond, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Verweerder heeft hierover navraag gedaan, maar er bleek voor die dag geen vergunning te zijn afgegeven voor een vuilcontainer. Daarnaast zijn er in de Amsterdamsestraatweg meerdere laad-en losstroken, dus eiseres had haar voertuig ook op een andere laad-en losstrook kunnen neerzetten.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is dus geen sprake van onmiddellijk laden en lossen, maar van parkeren. Hiervoor was eiseres parkeerheffing verschuldigd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.