ECLI:NL:RBMNE:2022:4627

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
22/1036
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde heffingsaanslag wegens gebrek aan aanvraag huisnummerbesluit

In deze zaak heeft eiseres, een vastgoedbeheerder, een omgevingsvergunning aangevraagd voor het transformeren van een bedrijfsgebouw naar drie woningen. De gemeente verleende deze vergunning, maar de heffingsambtenaar legde eiseres een heffingsaanslag op van € 115,20 voor een huisnummertoekenning. Eiseres betwistte deze aanslag, stellende dat zij geen expliciete aanvraag voor een huisnummerbesluit had ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2022 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat er geen belastbaar feit was ontstaan, omdat eiseres geen aanvraag voor een huisnummerbesluit had ingediend. De heffingsambtenaar was van mening dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning ook een aanvraag voor een huisnummerbesluit inhield, maar de rechtbank was het daar niet mee eens. Volgens de Algemene wet bestuursrecht moet een aanvraag gericht zijn op het nemen van een besluit, en dat was hier niet het geval.

De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar ten onrechte een heffingsaanslag had opgelegd, omdat er geen aanvraag voor een huisnummerbesluit was gedaan. Het bestreden besluit werd vernietigd, en de rechtbank herstelde de situatie door het primaire besluit te herroepen. Eiseres kreeg ook een vergoeding van haar proceskosten toegewezen, die op € 2.600,- werd vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. V.E.H.G. Visser en is openbaar uitgesproken op 18 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1036

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.P.W. van Delden),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(de heffingsambtenaar)
(gemachtigde: mr. D.D. de Winter).

Inleiding

Eiseres heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het (gedeeltelijk) transformeren van een bedrijfsgebouw. Deze omgevingsvergunning is door het college van B&W van de gemeente [gemeente] aan eiseres verleend. Met de omgevingsvergunning zijn drie woningen vergund aan de [adres] in [plaats] . Eiseres is geen eigenaar van deze woningen maar heeft de omgevingsvergunning voor deze woningen aangevraagd in haar rol als vastgoedbeheerder en toezichthouder vastgoed. Deze rol heeft eiseres uitgevoerd voor de eigenaar van de gebouwde woningen.
De heffingsambtenaar heeft aan eiseres een heffingsaanslag van € 115,20 opgelegd (het primaire besluit) vanwege een huisnummertoekenning voor de woningen aan de [adres] .
Met het bestreden besluit van 3 januari 2022 is de heffingsambtenaar bij het primaire besluit gebleven. Daartegen heeft eiseres beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.

Overwegingen

Wettelijk kader
Ten tijde van het primaire besluit was de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Zeist houdende regels omtrent de heffing en invordering van leges (Legesverordening 2020) van toepassing. Artikel 3 van de Legesverordening 2020 bepaalt: "
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst, de Nederlandse identiteitskaart of het reisdocument, dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.”
In artikel 5 van de Legesverordening 2020 is bepaald dat de leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel. In de tarieventabel zijn tarieven opgenomen die horen bij het in behandeling nemen van een aanvraag om toekenning van de huisnummers.
Tot slot is in artikel 6, eerste lid van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (Wet Bag) de verplichting voor de gemeente opgenomen om een nummeraanduiding toe te kennen aan verblijfsobjecten binnen die gemeente.
Het geschil
4. Volgens eiseres heeft zij geen expliciete aanvraag ingediend voor een huisnummerbesluit. Ook vindt eiseres dat met het indienen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning geen impliciete aanvraag voor een huisnummerbesluit is ingediend. Dat betekent dat er geen belastbaar feit heeft plaatsgevonden en dat de heffingsambtenaar daardoor geen heffingsaanslag kan opleggen.
5. De heffingsambtenaar is van mening dat eiseres met het indienen van een aanvraag voor de omgevingsvergunning tegelijkertijd ook een aanvraag heeft ingediend voor een huisnummerbesluit. Hierdoor is de heffingsambtenaar bevoegd om een legesaanslag aan eiseres op te leggen omdat eiseres degene is die de aanvraag om een huisnummerbesluit heeft ingediend.
6. Niet in geschil is dat de heffingsambtenaar het juiste tarief heeft gehanteerd voor de berekening van de legesaanslag en dat de heffingsambtenaar deze berekening ook juist heeft uitgevoerd. Ook is niet in geschil dat er slechts een belastbaar feit is ontstaan als er sprake is van een aanvraag om huisnummertoekenning door eiseres. Artikel 3 van de Legesverordening 2020 vermeldt weliswaar tevens dat belastingplichtig is degene ten behoeve van wie de dienst is verleend, maar partijen zijn het erover eens dat deze belastingplicht in dit geval niet volgt uit de Legesverordening 2020 voor toekenning van een huisnummer als daartoe geen aanvraag is gedaan.
Beoordeling rechtbank
7. Partijen zijn het erover eens dat het belastbaar feit in dit geval de aanvraag voor een huisnummerbesluit is. Dat betekent dat de heffingsambtenaar alleen een heffingsaanslag aan eiseres mag opleggen voor het toekennen van een huisnummer als er een aanvraag is ingediend voor een huisnummerbesluit. Niet in geschil is dat eiseres geen expliciete aanvraag heeft ingediend voor een huisnummerbesluit. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er sprake is van een aanvraag om een huisnummerbesluit door het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het realiseren van de drie woningen.
8. De rechtbank vindt dat dit niet het geval is. Daartoe is onder meer van belang wat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onder een aanvraag wordt verstaan. Uit artikel 1:3, derde lid, van de Awb volgt dat onder aanvraag wordt verstaan:
een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.Een verzoek aan het bestuursorgaan is slechts een aanvraag als het is gericht op het nemen van een besluit. Een verzoek dat niet is gericht op het nemen van een besluit, kan daarom geen aanvraag zijn als bedoeld in de Awb. Een verzoek dat in algemene bewoordingen is gedaan kan ook niet aangemerkt worden als een aanvraag. Voor het antwoord op de vraag of een verzoek gericht is op het nemen van een besluit, zijn de inhoud en de strekking van het verzoek bepalend.
9. Eiseres heeft geen (ondubbelzinnig) verzoek ingediend voor het nemen van een huisnummerbesluit voor de drie woningen. De rechtbank is het niet met de heffingsambtenaar eens dat uit de aanvraag om een omgevingsvergunning ook een aanvraag voor een huisnummerbesluit volgt. Er is alleen sprake van een aanvraag als er een verzoek is ingediend aan het bestuursorgaan om een bepaald besluit te nemen. De aanvraag om een omgevingsvergunning is een verzoek om het verkrijgen van een omgevingsvergunning en niet om het verkrijgen van een huisnummerbesluit. Nergens uit blijkt dat eiseres bij de gemeente ook een verzoek heeft ingediend, of de bedoeling had om dat verzoek in te dienen, om een huisnummerbesluit te nemen. Dat de gemeente dit besluit wel heeft genomen komt doordat de gemeente verplicht is om een huisnummer toe te kennen aan de verblijfsobjecten binnen de gemeente. Een aanvraag om een huisnummerbesluit is dus niet vereist voor het nemen van dat huisnummerbesluit.
10. Het gevolg hiervan is dat eiseres geen aanvraag heeft ingediend voor een huisnummerbesluit en dat er dus geen belastbaar feit is ontstaan. De beroepsgrond slaagt.
11. Omdat de beroepsgrond slaagt, hoeven de overige beroepsgronden niet meer besproken te worden.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. Het belastbare feit is in dit geval een aanvraag om een huisnummerbesluit. Die aanvraag heeft eiseres niet ingediend. De heffingsambtenaar kan niet uit de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de realisatie van drie woningen afleiden dat daarmee ook een aanvraag voor een huisnummerbesluit is ingediend voor die woningen. De heffingsambtenaar heeft dus ten onrechte een heffingsaanslag aan eiseres opgelegd voor toekenning huisnummerbesluit. Dat heeft de heffingsambtenaar in het bestreden besluit niet erkend.
13. Dat betekent dat het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in zaak te voorzien omdat de heffingsambtenaar niet bevoegd is om een legesaanslag aan eiseres op te leggen vanwege het nemen van een huisnummerbesluit. De rechtbank zal daarom het primaire besluit herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
14. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 2.600,- (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting met een waarde per punt van € 541,-

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 3 januari 2022;
- herroept het primaire besluit van 29 maart 2021;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 2.600,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.