ECLI:NL:RBMNE:2022:4624

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
16/104364-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in strafzaak wegens poging tot doodslag en zware mishandeling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 november 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat de geweldshandelingen een aanmerkelijke kans op de dood opleverden. De rechtbank oordeelde dat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het medeplegen van poging tot zware mishandeling, omdat hij samen met een medeverdachte fors geweld had uitgeoefend op het slachtoffer in een café. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en bepaalde dat de bijzondere voorwaarden van toepassing zijn. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die het slachtoffer had geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/104364-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1994] te [geboorteplaats ] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 2 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S.C.H. Rutjens, advocaat te Roermond, alsmede mr. E.J. Overwater, advocaat te Bussum, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 21 april 2022 in Hilversum, samen met een ander, heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven;
subsidiair
op 21 april 2022 in Hilversum, samen met een ander, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] ;
meer subsidiair
op 21 april 2022 in Hilversum, samen met een ander, heeft geprobeerd om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • Ten aanzien van het primair tenlastegelegde geldt dat er geen sprake was van (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever. Er kan immers niet worden vastgesteld dat het hoofd van aangever daadwerkelijk meer dan eens is geraakt, op welke plek op het hoofd aangever is geraakt en met welke kracht hij is geraakt. De algemene ervaringsregel dat schoppen tegen het hoofd de aanmerkelijke kans op de dood van aangever oplevert vindt geen steun in de wetenschap. Het letsel van aangever en de afwezigheid van fracturen in het gezicht zijn contra-indicaties voor het schoppen met een zodanige kracht dat er sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood.
  • Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde geldt dat het letsel niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Hoewel er sprake is van medisch ingrijpen, is de aard van dit medisch ingrijpen niet zodanig dat kan worden gesproken van zwaar lichamelijk letsel. Er valt geen blijvend letsel te verwachten. Uit jurisprudentie volgt dat een aantal kleinere, oppervlakkige littekens geen zwaar lichamelijk letsel opleveren, ook niet als de letsels gehecht zijn.
  • Ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen geldt dat verdachte niet heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte] een glas gooide naar aangever. Pas na het gooien van een stoel door aangever in de richting van medeverdachte [medeverdachte] en het daaropvolgende handelen van verdachte is er sprake van medeplegen. Het gooien van het glas is een handeling van de medeverdachte alleen geweest.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primair
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde geweldshandelingen niet kunnen worden gekwalificeerd als poging tot doodslag en zal verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde. Dat wordt als volgt toegelicht.
De rechtbank stelt voorop dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. De officier van justitie heeft aangevoerd dat sprake was van voorwaardelijk opzet. Hiervoor is vereist dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood en dat die kans door verdachte bewust is aanvaard. Het dossier bevat geen stukken (van deskundigen of anderszins) die duidelijk maken dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood. Op zichzelf hoeft dat niet in de weg te staan aan het aannemen van die aanmerkelijke kans, omdat de rechtbank ook een eigen inschatting kan maken. Maar hiervoor geldt dat de rechtbank daarbij terug zou moeten vallen op algemene ervaringsregels. En uit de literatuur volgt dat vaak onterecht wordt aangenomen dat schoppen tegen het hoofd naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Deze algemene ervaringsregel vindt geen steun in de wetenschap en daarom dienen de gevolgen van geweld tegen het hoofd telkens naar de omstandigheden van het geval te worden beoordeeld. De hersenen zijn een belangrijk orgaan die vitale functies van het menselijk lichaam aansturen. Juist om die reden worden de hersenen door een sterke schedel en een ‘kreukelzone’ (het gezicht) op natuurlijke wijze beschermd tegen de meeste van buitenaf komende krachten. Bovendien zal niet iedere beschadiging van de hersenen leiden tot de dood. De dood zal pas intreden indien de hersenen in zijn geheel zijn uitgevallen en de vitale functies niet vervangen kunnen worden.
De rechtbank heeft aldus onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat de geweldshandelingen van verdachte, al dan niet in samenhang bezien, van een dusdanige kracht waren dat daarmee een aanmerkelijke kans ontstond dat de schedel van het slachtoffer zou breken, dan wel zodanig beschadigd zou raken, dat de hersenen volledig zouden uitvallen of ander letsel zou worden veroorzaakt waardoor het slachtoffer zou komen te overlijden. In de onderhavige zaak is het immers niet duidelijk welke delen van het hoofd geraakt zijn, met welke kracht, hoe kwetsbaar deze delen zijn en welke gevolgen schade aan deze delen met zich meebrengt.
Vrijspraak subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte veroorzaakte letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel en zal verdachte vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Echter, de verwondingen die voor die conclusie medebepalend zijn, te weten de littekens op de rechterwang en de neusrug van het slachtoffer, zijn niet toegebracht door verdachte. . Uit de stukken in het dossier volgt immers dat die littekens mogelijk veroorzaakt zijn door een scherprandig voorwerp. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel moet zijn veroorzaakt door het gooien van het glas door medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank acht niet bewezen dat er bij het gooien van het glas sprake is geweest van medeplegen. Verdachte heeft immers verklaard dat hij niet heeft gezien dat [medeverdachte] het glas gooide naar aangever en uit de beelden blijkt ook dat verdachte pas in actie komt nadat aangever een stoel naar [medeverdachte] had gegooid. Pas vanaf dat moment is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Bewijsmiddelen meer subsidiair
Het feit is wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft de ten laste gelegde handelingen bekend. De rechtbank is van oordeel dat het plegen van de ten laste gelegde handelingen kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen van poging tot zware mishandeling. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 november 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 25 april 2022, genummerd PL0900-2022110453-15, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende de aangifte van [slachtoffer] , opgenomen op pagina 45 e.v. van het dossier in onderzoek 14Kruid22 / MD1R022027;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 21 april 2022, genummerd PL0900-2022110453-10, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 22 april 2022, genummerd 202110453, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, opgenomen op pagina 51 e.v. van voornoemd dossier.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
meer subsidiair
op 21 april 2022 te Hilversum, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [slachtoffer] meermalen met kracht tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen, en
- voornoemde [slachtoffer] met kracht met zijn arm om de nek heeft vastgepakt en op de grond heeft getrokken, en
- voornoemde [slachtoffer] meermalen met kracht tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen en getrapt terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag, en
- voornoemde [slachtoffer] met kracht met een tafel en een stoel tegen het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • gedragsinterventie COVA;
  • alcoholverbod;
  • meewerken aan middelencontrole;
  • ambulante begeleiding op praktisch gebied.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht al dan niet in combinatie met een groot voorwaardelijk deel met bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering op 9 juni 2022 en eventueel een onvoorwaardelijke taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een zeer heftige mishandeling in een uitgaansgelegenheid. Hierbij hebben zij het slachtoffer naar de grond gewerkt en hebben zij hem meerdere keren geschopt en geslagen tegen het hoofd en het lichaam, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Zelfs nadat het slachtoffer zichtbaar letsel had opgelopen en aangaf dat het genoeg was, gingen verdachte en de medeverdachte verder met de mishandeling. Het slachtoffer heeft hierdoor veel verwondingen opgelopen, waarvan een groot deel in zijn gezicht. Hij heeft de eerste vier dagen na de mishandeling voornamelijk vloeibaar voedsel moeten eten omdat hij te veel pijn had aan zijn kaak. Dat het slachtoffer geen ernstiger letsel heeft opgelopen is een gelukkige omstandigheid die niet aan verdachte en zijn medeverdachte te danken is.
Van slachtoffers van mishandeling is bekend dat zij een dergelijke gebeurtenis als zeer traumatisch kunnen ervaren en dat zij nog lang last kunnen hebben van gevoelens van onveiligheid. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer door de mishandeling niet meer in staat is om te werken in de horeca en dat hij zijn baan heeft opgezegd. Daarnaast brengen feiten als de onderhavige in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 juni 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als het onderhavige.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een rapport van Reclassering Nederland van 9 juni 2022. Uit het rapport van de reclassering volgt dat verdachte zijn leven goed op orde heeft. Er is sprake van huisvesting, inkomen en werk en een stabiele gezinssituatie. Er is geen sprake van psychiatrische problematiek. Verslavingsproblematiek wordt niet gezien, maar de alcoholinname heeft wel invloed gehad op het gedrag van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte ontvangt ambulante begeleiding op praktisch gebied en ervaart dit als prettig. Het gezin en zijn motivatie voor zijn werk zijn beschermende factoren. Ook het feit dat verdachte hulp ontvangt in een vrijwillig kader en open staat voor reclasseringstoezicht kan gezien worden als beschermend.
De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. Geadviseerd wordt om verdachte de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • gedragsinterventie COVA;
  • alcoholverbod;
  • meewerken aan middelencontrole;
  • ambulante begeleiding op praktisch gebied.
Conclusie
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van bijvoorbeeld schoppen/trappen tegen het hoofd uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden. Ondanks het feit dat in de onderhavige zaak ‘slechts’ sprake is van een poging om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, ziet de rechtbank geen aanleiding om in het voordeel van verdachte aanzienlijk af te wijken van deze oriëntatiepunten. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aantal stafverzwarende omstandigheden die zwaarder wegen.
De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte en zijn medeverdachte onder invloed van alcohol zeer zwaar geweld hebben uitgeoefend. Zij hebben meerdere keren in de richting van het hoofd van het slachtoffer geschopt, waarbij het hoofd in ieder geval één keer hard wordt geraakt. Bovendien zijn zij met zijn tweeën doorgegaan toen het slachtoffer al gewond was en met gebaren duidelijk probeerde te maken dat hij zich overgaf. Daarbij gaat het om uitgaansgeweld en zijn er een stoel en een tafel gebruikt om het slachtoffer te mishandelen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, passend en geboden is.
De rechtbank zal bevelen dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte uit het niets ernstig geweld heeft toegepast en verdachte blijkens zijn verklaringen ter zitting zelf ook niet goed begrijpt hoe dat heeft kunnen gebeuren. Zonder onmiddellijke interventies moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie. In het bijzonder geldt daarbij dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.
Omdat verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd zal krijgen die de duur van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet overstijgt heeft de rechtbank bij afzonderlijke beslissing van 2 november 2022 het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 6.010,87. Dit bedrag bestaat uit € 1.010,87 materiële schade en € 5.000,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de materiële schadeposten huishoudelijke hulp en verhuiskosten af te wijzen dan wel de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren, omdat er geen sprake is van rechtstreeks verband tussen het ten laste gelegde feit en de gevorderde schade. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw de rechtbank, met verwijzing naar vergelijkbare uitspraken, verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen tot een bedrag van € 1.500,--. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schadeposten reiskosten, eigen risico, medische kosten, overige kosten, huishoudelijke hulp en verlies van arbeidsvermogen ter hoogte van in totaal € 938,87 komt voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten staan in een causaal verband tot het bewezenverklaarde en zijn deugdelijk onderbouwd. Voor de ‘verhuiskosten’, bestaande uit de kosten van een etentje met vrienden die daarbij hebben geholpen, geldt dat het causale verband onvoldoende is komen vast te staan.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade geldt dat de benadeelde partij hiervoor in aanmerking komt, nu hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank bepaalt de schade naar billijkheid op een bedrag van € 2.000,--. Daarbij heeft zij gelet op de beslissingen in soortgelijke zaken. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 2.938,87 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 april 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Aanhouding van de procedure ten einde de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen zijn vordering op dat punt nader te onderbouwen, levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.938,87, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 april 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 39 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht zal melden, en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal deelnemen aan een gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan verdachte zullen worden gegeven zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich bij zijn praktische zaken zal laten begeleiden door stichting Humanitas Homerun, of een soortgelijke forensische ambulante begeleiding, indien de begeleiding van Foss & Partners niet kan worden voortgezet;
* zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol teneinde het alcoholverbod te controleren, waarbij urineonderzoek en ademonderzoek onderdeel kan zijn van de controle, zo vaak als de reclassering noodzakelijk acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [1997] te [geboorteplaats ] , zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht. De politie houdt toezicht op dit verbod;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
- waarbij de politie wordt opgedragen toezicht te houden op naleving van het contactverbod;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 2.938,87, bestaande uit € 938,87 materiële schade en € 2.000,-- immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 2.938,87 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 april 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 39 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits en M.E. Dekker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2022.
Mrs. Dekker en Nahumury zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 april 2022 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- ( met kracht) met een glas richting het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gegooid, en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] (met kracht) met zijn arm en/of hand om de keel/nek heeft vastgepakt en/of op de grond heeft gegooid/geduwd/getrokken en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag),
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een tafel en/of een stoel tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 april 2022 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer verwonding(en) en/of kneuzing(en) in het gezicht en/of op het lichaam en/of een of meer onregelmatige littekens op wang(en) en/of de neusrug , heeft toegebracht, door
- ( met kracht) met een glas richting het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] te gooien, en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] (met kracht) met zijn arm en/of hand om de keel/nek vast te pakken en/of op de grond te gooien en/of te duwen en/of te trekken en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of schoppen (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag),
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een tafel en/of een stoel tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 april 2022 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- ( met kracht) met een glas richting het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gegooid, en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- ( vervolgens) voornoemde [slachtoffer] (met kracht) met zijn arm en/of hand om de keel/nek heeft vastgepakt en/of op de grond heeft gegooid en/of geduwd en/of getrokken en/of
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd en/of het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [slachtoffer] op de grond lag),
- voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een tafel en/of een stoel tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen,,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.