ECLI:NL:RBMNE:2022:4621

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
16/230256-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld door Nederlandse jongeren op Mallorca met fatale gevolgen

In de zaak van openlijk geweld gepleegd door een groep Nederlandse jongeren op het Spaanse eiland Mallorca, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2022 uitspraak gedaan. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 14 juli 2021, waarbij de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met andere jongeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten openlijk geweld hebben gepleegd tegen meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], die als gevolg van het geweld is overleden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het geweld is veroorzaakt. De rechtbank benadrukt de ernst van het gepleegde geweld en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers en hun nabestaanden, en heeft een duidelijke boodschap afgegeven dat dergelijk groepsgeweld zwaar bestraft zal worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/230256-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 januari 2022, 4 februari 2022, 13 april 2022, 4 oktober 2022, 11 oktober 2022, 13 oktober 2022, 17 oktober 2022, 21 oktober 2022 en 4 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officieren van justitie mr. A. Drogt, mr. M. Kamper en mr. B. Nitrauw (hierna gezamenlijk: de officier van justitie) en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J.W.D. Roozemond en zijn raadsvrouw mr. R.M.W. de Haan, advocaten te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen:
  • mr. E.W. Bosch, advocaat te Honselersdijk, namens de nabestaanden van [slachtoffer 1] en tevens benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] ;
  • mr. L.A.C. ter Steeg, advocaat te Amsterdam, namens de slachtoffers en benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ;
naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
op 14 juli 2021 te [plaats 1] in Spanje, ter hoogte van bar [bar] , met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar/enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad bij [slachtoffer 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de openlijke geweldpleging jegens [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de openlijk geweldpleging jegens [slachtoffer 2] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
In dit vonnis wordt de bar [bar] aangeduid als “ [bar] ”.
Bewijsmiddelen [1] ten aanzien van:
Het openlijk geweld bij de [bar]
[slachtoffer 5] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 27 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 14 juli 2021 was ik samen met vier vrienden, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in Spanje in het plaatsje [plaats 1] . We zijn naar de [bar] gegaan. [2]
Rond 02:00 uur gingen we naar buiten omdat de kroeg dicht ging. Ik kan mij herinneren dat ik alleen met [slachtoffer 2] , die rechts naast mij liep, naar huis ben gegaan. Het volgende wat ik mij herinner is dat ik wakker werd in het gras. Ik heb niet bewust meegemaakt wat er met mij gebeurd is. Ik had erg veel pijn in mijn linker knie. Aan de binnenkant van mijn knie zat een blauwe plek. Ik had een schaafwond op mijn rechterheup. Ik had een pijnlijke en blauwe plek op mijn linker schouder. Ik had een bebloede schaafwond op de rechterkant van mijn voorhoofd. De binnenkant van mijn rechter oor was blauw. Achter mijn oor op mijn schedel had ik veel pijn en een zwelling en een beurs gevoel. Ik had diverse bulten op mijn hoofd. Ik had een pijnlijke en bebloede neus. Ik had op mijn linkerwang een schaafplek. Ik had een wondje in mijn linker bakkenbaard. [3]
[slachtoffer 2] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 28 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Wij zijn op 13 juli 2021 naar Mallorca gevlogen. Dit alles is in de nacht van 14 juli 2021 gebeurd. Ik ben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] daarheen gegaan. [4]
Wij zijn toen naar een club gegaan. Uiteindelijk zijn wij naar buiten gegaan.
Wat is dan het eerstvolgende dat je weet?
Dat ik in de steeg ben gevallen met zes mensen achter mij aan en dat ik mijn handen
voor mijn ogen heb gedaan. Ik weet dat er vijf mensen om mij heen waren en dat ik zo snel mogelijk op moest staan omdat ik anders problemen had. [5]
Hoe heette die club waar jullie geweest zijn?
De [bar] .
Wat is het eerstvolgende dat jij nog weet?
Dat ik val. In een steeg naast de club. Als je met je gezicht naar de club staat was
op een aantal meter die steeg. Die lag daar echt direct naast. Daar ben ik gevallen.
Waardoor viel je?
Doordat ze mij schopten. Ik weet dat zij mijn benen tegen elkaar wilden trappen en ik ben gevallen doordat ik sprong.
Wie zijn 'zij'?
Die groep. Mannen, jongens. Ik denk dat het er een stuk of vier tot zes waren.
Jij ging dus springen om te voorkomen dat ze jou onderuit schoppen. Je viel en je
weet niet dat het komt omdat jij je verstapte of dat ze jou raakte.
Ik heb last van mijn been dus ik denk dat ze mij wel één keer geraakt hebben. Ik weet niet meer op welk been ze mij geraakt hebben. Mijn knie lag open en ik voelde een plek waaraan je voelde dat ik geraakt was.
Waarom deed jij je handen voor je ogen?
Om mijn hoofd te beschermen zodat zij mij niet op mijn hoofd konden schoppen of slaan. Ik had zes plekken op mijn hoofd waardoor ik kon weten dat ze mij geraakt hebben. Als ik op de plekken drukte deed het pijn. [6]
Je had last van je hoofd, van je knie en een plek op je been?
Ik had ook plekken op mijn hoofd je zag alleen een licht plekje langs mijn oog. De rest deed zeer en zag je niet vooral. [7]
[slachtoffer 4] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 29 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik was op vakantie naar Mallorca samen met vier vrienden waaronder [slachtoffer 1] . De andere vrienden die erbij waren zijn [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] . [8] Wij zijn vervolgens naar de strip gelopen en bij een kroeg gaan zitten. Deze kroeg heette de [bar] . De kroegen gingen op 14 juli om 02.00 uur dicht. Wij gingen toen weg. Vervolgens liepen wij over de strip richting het noorden om naar de straat te gaan waar onze Airbnb zich bevond. Hier kwam een andere groep ons tegemoet lopen. Dit waren alleen maar jongens. Op het moment dat wij de groep passeren ging het heel snel. Vervolgens werden er klappen uitgedeeld. Dit gebeurde voor mij. Ik zag dat iemand van onze groep geslagen werd. Hierop ben ik weggerend, terug richting de bar [bar] . Terwijl ik wegrende voelde ik dat ik meerdere klappen kreeg. [9] Ik voelde dat ik deze klappen kreeg en ik voelde pijn. Er bleven vervolgens nog even mensen achter mij aanrennen maar
die stopten na een tijdje. Ik ben toen tot stilstand gekomen, ongeveer voor de
[bar] . [10]
[slachtoffer 3] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 29 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Plaats delict: Mallorca.
Pleegdatum/tijd: 14 juli 2021.
Wij waren met zijn vijven, dat waren [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en ik. [11] Wij zijn toen een café in gegaan, dat was de [bar] . Daar hebben wij gezeten tot het sluiten. Wij liepen toen een meter of 10 á 15 en wij komen die groep tegen. Ik had het gevoel dat er iets ging gebeuren, we stonden ook ineens stil. Ik zag alleen [slachtoffer 2] . Ik kreeg een klap op mijn neus. Ik raakte in paniek omdat ik voelde dat ik gelijk bloedde. Ik haalde mijn arm langs mijn neus en die zat ook gelijk onder het bloed. Ik dacht gelijk dat ik weg moest rennen. Er rende nog een jongen achter mij aan. Hij probeerde mij nog te tackelen, wat niet is gelukt. Ik ben doorgerend en hij is vrij snel gestopt. Ik dacht dat hij een wit shirt aan had en een spijkerbroekje. Volgens mij was het een wat langer wit shirt, dus niet standaard tot zijn middel. Hij was wel wat groter dan ik. Ik ben 1.84 meter. [12]
Verdachte is op 15 september 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachteals verdachte gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: We waren gebleven bij het tonen van het filmpje. Wat zie je?
A: Ik heb die gozer gewoon een schop tegen zijn kont gegeven daar. lk dacht eigenlijk gewoon, wegwezen weet je wel. lk heb hem een schop voor zijn kont gegeven of twee. [13]
[getuige 1]is op 20 juli 2021 door de Spaanse politie als getuige gehoord. Haar verklaring is, voor zover relevant voor het bewijs, als volgt gerelateerd:
Dat de declarante ter hoogte van de [bar] iets zag wat leek op het begin van een gevecht midden op de openbare weg, aangezien een groep van ongeveer tíen of vijftien jongeren minimaal drie andere jongeren aan het achtervolgen en aanvallen was door middel van stompen en schoppen. De declarante zag dat een van de jongens die aangevallen werd op de grond viel nadat hij verschillende stompen had gekregen en dat, toen hij al op de grond lag, de geweldplegers, minimaal drie personen, hem tegen het hoofd schopten, waarop deze jongen bewusteloos op de grond bleef liggen ter hoogte van de bar " [bar] ". [14] De declarante weet dat de daders en slachtoffers van Nederlandse afkomst waren omdat zij hen hoorde schreeuwen voor en tijdens het gevecht. [15]
[getuige 2] is op 20 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op de boulevard zag ik [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] neus aan neus staan met een andere groep jongens. lk had deze groep nog niet eerder gezien maar later bleek dit de groep van de overleden jongen te zijn. lk zag dat [medeverdachte 1] door jongens uit mijn groep, werd tegengehouden. lk zag dat [medeverdachte 1] loskwam en richting de andere jongens rende. Toen ging de vechtpartij los. Het ging zo snel allemaal. Voor mijn gevoel knipte ik met mijn ogen en lagen er twee jongens op de grond. [16]
[getuige 3] is op 16 juli 2021 door de Spaanse politie als getuige gehoord. Zijn verklaring is, voor zover relevant voor het bewijs, als volgt gerelateerd:
Dat aan hem een video wordt getoond en dat bij de jongens die te zien zijn de volgende
namen horen [17] : - man 1 [medeverdachte 1] , man 2: [medeverdachte 6] , man 3: [medeverdachte 4] , man 4: [medeverdachte 5] , man 5: [medeverdachte 7] , man 6: [medeverdachte 3] , man 7: [medeverdachte 2] . [18] Dat de groep doorloopt zonder bij een gelegenheid naar binnen te gaan, totdat het tweede gevecht begint. Dat dat tweede gevecht begint omdat een jongen in de mond van zijn vriend [medeverdachte 1] spuugt, waardoor deze laatste met hem begint te vechten, waarna andere jongens zich erbij voegen; dit zijn de zeven jongens zoals beschreven bij het voorgaande gevecht, plus nog een vriend van hem die [verdachte] heet. [19]
[getuige 4] is op 27 september 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wat heb jij allemaal gezien de nacht van 13 op 14 juli 2021?
A: Rond 02:00 uur liepen wij op de boulevard. Ik zag een jongen een klap geven en zag dat die andere jongen knocked out zou gaan. Aan de klap hoorde je dat al dat er iemand gaat vallen. Het was een doffe klap. Ik zag die jongen plat achterover vallen. Ik zag toen andere personen daar naartoe rennen en zag dat er trapbewegingen tegen zijn hoofd werden gemaakt. Stuk of drie. Ik weet ook niet of ze raak waren. Ik zag vervolgens die jongens wegrenden de straat in. Ik zag toen die jongen die op straat lag, in een plas bloed liggen. Hier stonden toen al allemaal mensen omheen. [20]
[getuige 5] is op 12 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik zag dat [slachtoffer 1] een klap kreeg die op zijn borst terecht kwam. Daarna gaf diezelfde jongen [slachtoffer 1] nog een klap. lk zag dat die jongen [slachtoffer 1] raakte met zijn vuist in het gezicht ter hoogte van zijn neus. Ik zag dat [slachtoffer 1] gelijk achterover viel en met zijn achterhoofd op de straat terecht kwam. [slachtoffer 1] stond op de stoeprand en viel daar vanaf. Hij stond met zijn gezicht richting de [bar] en viel achterover in de richting van het strand. Hij is daarna niet meer opgestaan. Er liepen nog drie jongens bij de jongen die [slachtoffer 1] sloeg. Zij liepen tegelijk met zijn vieren weg. [21]
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt ten aanzien van een bewezenverklaring voor het tenlastegelegde in het bijzonder als volgt.
Nadat in de nacht van 14 juli 2021 in het bijzijn van verdachte door medeverdachten fors geweld was gepleegd tegen meerdere personen voor [café 1] (hierna: [café 1] ) en [restaurant] (hierna: [restaurant] ), gingen verdachte en de medeverdachten over de boulevard in de richting [café 2] /de bar [bar] (hierna: [bar] ). Nadat de openstaande rekening in [café 2] was betaald, kwam het tot een confrontatie tussen de groep van verdachte en een groep mannen, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (ook: de groep uit [plaats 2] ). De groep van verdachte stond tegenover de groep uit [plaats 2] . Nadat medeverdachte [medeverdachte 1] een eerste klap uitdeelde, ontstond er een massale vechtpartij waarbij door de verschillende personen uit de groep verschillende vormen van geweld werd uitgeoefend tegen de personen van de groep uit [plaats 2] . Bij het begin van dit geweld waren aanwezig verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] (ook: de groep van verdachte).
In korte opeenvolgende tijd volgde vanuit de groep van verdachte onder meer het volgende geweld. [slachtoffer 3] kreeg een klap op zijn gezicht en er werd geprobeerd hem te tackelen. [slachtoffer 1] is op zijn hoofd geslagen en op de grond gevallen. Daarna is hij tegen zijn hoofd geschopt. [slachtoffer 4] is tijdens het wegrennen geslagen. [slachtoffer 5] is tegen de grond gewerkt. Daarna is tegen en in de richting van zijn hoofd geschopt. [slachtoffer 2] is geschopt, geslagen en geduwd.Uit onder meer de verklaring van [A] blijkt dat de groep uit [plaats 2] tijdens deze geweldsuitbarsting niet veel deed, en vooral de klappen kreeg. [22] [slachtoffer 5] is als gevolg van het geweld buiten bewustzijn geraakt. [23] [slachtoffer 1] is als gevolg van het geweld overleden. [24]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte vanaf het begin van het geweld daarbij aanwezig was. Hoewel er door de groep van verdachte fors geweld werd gebruikt tegen de groep uit [plaats 2] , is niet gebleken dat verdachte actie heeft ondernomen om het geweld te voorkomen of te stoppen. Integendeel, nadat hij in eerste instantie in ieder geval daaraan heeft bijgedragen door zijn groep te versterken, heeft hij toen er al twee verschillende personen bewusteloos op de grond lagen, ook nog geweld uitgeoefend. Zo is hij nog naar [slachtoffer 2] toegelopen terwijl die al door meerdere mensen werd belaagd (en geschopt en geslagen), en heeft hij [slachtoffer 2] daarbij ook twee schoppen gegeven – althans proberen te geven.
De voortdurende aanwezigheid van verdachte bij dit geweld en de door hem in dat bestek gepleegde geweldshandelingen leveren naar het oordeel van de rechtbank een voldoende significante bijdrage op aan de openlijke geweldpleging. Niet alleen tegen [slachtoffer 2] , maar ook tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Immers, hetgeen voor de [bar] toen en daar is voorgevallen dient te worden aangemerkt als één, massale aanval tegen een groep personen, door gezamenlijk gepleegd (openlijk) geweld waarbij de ene geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers en er daardoor gemakkelijk escalatie optreedt.
Het openlijk geweld voor de [bar] valt juridisch niet uiteen in meerdere kleine vechtpartijen tegen afzonderlijke personen, waarbij per verdachte moet worden beoordeeld tegen wie hij (openlijk) geweld heeft gepleegd. Dit gaat niet alleen in tegen de feitelijke situatie zoals die heeft plaatsgevonden – te weten één massale aanval van de groep van verdachte op de groep uit [plaats 2] – maar ook tegen de inhoud en ratio van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), te weten het strafbaar stellen van openlijk en in verenigde krachten gepleegd (groeps)geweld tegen personen, waarbij niet iedere pleger zelf geweld moet hebben gepleegd tegen ieder slachtoffer. Voor een bewezenverklaring van het “in vereniging” plegen van geweld moet komen vast te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dat openlijke geweld.
Gelet op voorgenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte welbewust heeft deelgenomen aan het openlijk geweld zoals is tenlastegelegd en daaraan bovendien een significante bijdrage heeft geleverd, zodat hij als pleger daarvan dient te worden aangemerkt.
(Zwaar) lichamelijk letsel tot gevolg
Aan verdachte is voorts tenlastegelegd dat zijn bijdrage aan het openlijk geweld (zwaar) lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, namelijk blauwe plekken op het hoofd, de benen, althans het lichaam van [slachtoffer 2] . De rechtbank overweegt dat voor bewezenverklaring van deze strafverzwarende omstandigheid in ieder geval moest komen te staan dat verdachte [slachtoffer 2] met zijn schoppen daadwerkelijk heeft geraakt. De rechtbank kan dit op grond van de bewijsmiddelen echter niet vaststellen. Verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 juli 2021 te [plaats 1] in Spanje, openlijk, te ter hoogte van bar [bar] op of aan de openbare weg in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] door voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te duwen en en/of naar de grond toe te brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 180 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 6] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voor de duur van vijf jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel en het uit te oefenen toezicht (door de politie) dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de zeer beperkte rol die verdachte in het geweld bij de [bar] heeft gehad, het feit dat hij geen justitiële documentatie heeft en de reclassering in haar rapport heeft geschreven dat zij geen problemen ziet op de verschillende leefgebieden bij verdachte. Voorts heeft hij verzocht in strafmatigende zin in aanmerking te nemen dat de voor- en achternaam en de geboortedatum van verdachte voor altijd op internet te vinden zullen zijn. Dit alles betekent voor de raadsman dat de rechtbank dient te volstaan met het opleggen van een vrijheidsstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Hij heeft daarnaast verzocht aan verdachte geen vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder geldt het volgende.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijk geweld voor de [bar] op Mallorca. Hij maakte deel uit van een groep die zwaar geweld heeft gepleegd tegen vijf slachtoffers: [slachtoffer 5] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Alle vijf deze slachtoffers hebben verwondingen opgelopen en [slachtoffer 1] is door de opgelopen verwondingen overleden. Dat het hier om een ernstig feit gaat met zeer ernstige gevolgen, behoeft geen betoog. De verklaringen die door slachtoffers en nabestaanden ter terechtzitting zijn afgelegd en voorgelezen, maken de ernst van die gevolgen indringend duidelijk.
Verdachte en zijn medeverdachten zijn zonder duidelijke aanleiding overgegaan tot het forse geweld tegen de slachtoffers. Dat geweld had al meteen tot resultaat dat [slachtoffer 1] buiten bewustzijn op de grond achterbleef en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] wisten te ontkomen. Niettemin ging het geweld door tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] . Op de beelden is te zien dat de hele groep zich dan tegen hen beiden richt. [slachtoffer 5] wordt naar de grond gewerkt en tegen zijn hoofd geschopt. Ook wordt met meerdere personen geprobeerd [slachtoffer 2] ten val te brengen en ook naar hem wordt geschopt. De vraag komt op wat er met hem gebeurd zou zijn als hij zich niet ternauwernood staande had weten te houden. Ook verdachte heeft naar [slachtoffer 2] geschopt. Een duidelijke reden daarvoor heeft hij niet kunnen geven; waarom [slachtoffer 2] ‘weggewerkt’ moest worden, zoals verdachte heeft verklaard, is niet duidelijk geworden. Het alcoholgebruik van verdachte die nacht heeft mogelijk een rol gespeeld bij zijn gedrag.
Aan de ernst en strafwaardigheid van het openlijk geweld bij de [bar] draagt nog bij dat de groep van verdachte kort daarvoor ook al betrokken was bij ernstig openlijk geweld bij [café 1] . Dat geweld eindigde met een slachtoffer dat bewusteloos op de grond achterbleef. Aan verdachte is dat openlijk geweld niet ten laste gelegd. Wel was hij daarbij aanwezig en is hij getuige geweest van (de mate van) het geweld dat zijn medeverdachten daarbij uitoefenden. Niettemin is hij kort daarna – wetende hoe het eerdere geweld was verlopen – met die medeverdachten een gevecht begonnen. Hij kon weten hoe dit af zou kunnen lopen en had, in plaats van mee te doen, zich hiervan moeten distantiëren.
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank daarom van oordeel dat voor het openlijk geweld bij de [bar] alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voldoende recht doet aan de ernst van dit feit. Ook als van de bijdrage van verdachte aan dit openlijk geweld niet meer kan worden vastgesteld dan een enkele trap of klap. Ook zijn aanwezigheid met het uitdelen van een enkele trap of klap is immers een essentieel onderdeel van het totale geweld, waardoor medegeweldplegers zich gesterkt en er escalatie optreedt.
Aan verdachte is de dood van [slachtoffer 1] niet tenlastegelegd. Maar de rechtbank is van oordeel dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd tegen alle vijf de slachtoffers, ook tegen [slachtoffer 1] . Dat [slachtoffer 1] is overleden, levert voor verdachte niet een strafverzwarende omstandigheid in de zin van de wet op, maar draagt wel bij aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan en heeft daarmee invloed op de hoogte van de op te leggen straf.
De rechtbank hecht er in dit verband aan het volgende op te merken. Er is in de media en ook ter zitting gesproken over ‘het geheim van Mallorca’. Daarbij is de vraag opgeworpen of betrokkenen meer weten over de dood van [slachtoffer 1] dan zij vertellen. Wat daar van zij, niet vastgesteld kan worden dat dit voor verdachte geldt. Alleen al daarom speelt dit geen rol bij de strafoplegging. Bij de op te leggen straf is alleen bepalend wat ten laste van verdachte bewezen is verklaard.
De vraag rijst waarom verdachte en zijn medeverdachten tot dit geweld zijn overgegaan. Er zijn door hen woorden als “verhaal halen”, “uitpraten” “verdedigen” en “vrienden helpen” gebruikt. Maar waartegen nu verdedigd moest worden en wie er nu geholpen moest worden, blijkt niet. En “verhaal halen” en “uitpraten” lijken, zoals wel vaker in de rechtszaal, synoniemen voor “vechten”.
De slotsom blijft dat sprake is geweest van zonder werkelijke aanleiding gepleegd, zinloos en excessief uitgaansgeweld. Met in dit geval fatale gevolgen.
Mensen moeten veilig uit kunnen gaan en daarna ook weer veilig thuis kunnen komen. Dat geldt ook – en misschien wel in het bijzonder – voor jongeren.
In de media en ook door de officier van justitie is een beeld geschetst van een groep jongens die ‘op oorlogspad’ was. Het mag zo zijn dat dit allemaal niet het vooropgezette plan was van verdachte en zijn medeverdachten was, maar wat wel gezegd mag worden is dit: het is de angst van veel jongeren – en waarschijnlijk ook van hun ouders – dat ze op een uitgaansavond een groep als die van verdachte en zijn medeverdachten tegenkomen.
De persoon van verdachteDe rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 10 augustus 2022 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 5 juli 2022, opgemaakt door de heer L. Scheffers , reclasseringswerker. De reclassering ziet geen risicofactoren. Op de leefgebieden 'relatie partner, gezin en familie' en 'dagbesteding' ziet de reclassering beschermende factoren. Verdachte woont bij zijn ouders thuis en
voelt zich, in de nasleep van de gebeurtenissen op Mallorca en de impact die het op hem heeft gehad, door hen gesteund. Verdachte studeert en streeft maatschappelijke doelen na. Er zijn geen aanwijzingen voor agressieproblematiek en verdachte beschikt over ruim voldoende vaardigheden in het oplossen van (inter)persoonlijke problemen. Het risico op recidive wordt daarom ingeschat als laag.
De rechtbank vindt wel zorgelijk dat, zoals ter terechtzitting is besproken, verdachte ná de gebeurtenissen op Mallorca opnieuw met de politie in aanraking is gekomen wegens een alcoholgerelateerde overtreding.
Het volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit achttien jaar oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c Sr is het mogelijk om bij jongvolwassenen tussen de 16 en 23 jaar af te wijken van die hoofdregel en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De persoonlijkheid van een verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan moeten daarvoor dan aanleiding geven.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat deze uitzondering is ingevoerd om toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen bij jongvolwassenen te bevorderen, wanneer dit, gelet op de ontwikkelingsfase van de jongvolwassene, de meest effectieve manier is om het gedrag in gunstige zin te beïnvloeden. Het doel daarbij is om zo ook de adolescent te stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen. Er wordt daarbij voornamelijk gedacht aan jongvolwassen verdachten van ernstige misdrijven, die als veelpleger te boek staan en die bijzonder kwetsbaar zijn. In die gevallen is er mogelijk sprake van een (forse) vrijheidsbenemende straf, waarbij de tenuitvoerlegging onder het jeugdrecht afwijkt van het volwassenenstrafrecht. Een belangrijk verschil daarbij is dat binnen een justitiële jeugdinrichting (JJI) een pedagogische aanpak mogelijk is. Ook kan er in de hiervoor genoemde gevallen eerder sprake zijn van oplegging van een maatregel met behandeling, waarvoor het jeugdrecht andere mogelijkheden biedt dan het volwassenenstrafrecht.
Dit is het uitgangspunt zoals die op dit moment geldt en door de rechtbank zal worden gehanteerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in de zaak van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. De indruk van verdachte zoals die ter zitting naar voren is gekomen en zoals die ook uit het reclasseringsadvies blijkt, is die van een jongvolwassene die thuis woont, maar ook een zelfstandig leven leidt met studie en een baan als ZZP-er. Verdachte is bovengemiddeld intelligent en er is geen sprake van een stoornis of cognitieve beperking. In het reclasseringsrapport is verder benoemd dat verdachte niet impulsief handelt en zich niet gemakkelijk laat beïnvloeden door vrienden. Gelet op het voorgaande valt niet in te zien waarom, specifiek in de zaak van verdachte, het sanctiestelsel van het jeugdstrafrecht de meest effectieve manier zou zijn om het gedrag van verdachte te beïnvloeden. Het volwassenenstrafrecht is daarom van toepassing.
De straf
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is en zal zij deze straf aan verdachte opleggen.
Deze straf is aanzienlijk hoger dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd. De reden daarvoor is dat de rechtbank, zoals hiervoor uiteengezet, die vordering geen recht vindt doen aan de ernst van het feit en de gevolgen hiervan.
De rechtbank is zich er van bewust dat deze straf ingrijpend is en mogelijk het leven van verdachte en zijn familie zal ontwrichten. Zijn studie komt in het gedrang en de gevolgen voor zijn toekomst zullen groot zijn. Verdachte is een nog jonge man met een grotendeels blanco strafblad, die in één nacht ernstig de fout in is gegaan. Maar de rechtbank moet ook rekening houden met de ernstige gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. En met de ernstige inbreuk die zijn handelen heeft op het gevoel van veiligheid in de samenleving. Het signaal naar verdachte en ook naar anderen moet zijn: dit soort zinloos en extreem groepsgeweld wordt zwaar bestraft.
De raadsman heeft nog melding gemaakt van de gevolgen voor verdachte van de media-aandacht gevraagd voor deze zaak. Inderdaad kan worden vastgesteld dat de gebeurtenissen van 14 juli 2021 op Mallorca veel aandacht hebben gekregen. Dit is echter, gelet op de omstandigheden rond deze zaak en in de huidige tijd van social media, haast onvermijdelijk en vormt op zichzelf geen grond voor strafvermindering. Dat persoonsgegevens van verdachte op social media zijn gepubliceerd, is daarvoor ook onvoldoende. De rechtbank wijst er daarbij ook op dat dit al was gebeurd vóórdat hij als verdachte was aangemerkt.
De rechtbank merkt nog op dat de tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Geen vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet geen aanleiding de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Voor zover die vordering ziet op een contactverbod met [slachtoffer 6] moet zij berusten op een vergissing; het feit waarvan hij slachtoffer is, is immers niet aan verdachte ten laste gelegd. Voor zover de vordering ziet op [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , geldt dat niet is gebleken dat een contactverbod noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot teruggave van de in beslag genomen goederen aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het (klassiek) beslag (ex. Artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering).
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876223);
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876225);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876226);
  • 1 STK Schoeisel (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876238);
  • 1 STK Schoeisel (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876239);
  • 1 STK Schoeisel (omschrijving/goednummer:: PL0900-2021230390-G2876241);
  • 1 STK Schoeisel (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876242);
  • 1 STK Shirt (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876244);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2876246).

10.BENADEELDE PARTIJEN

Nabestaanden en slachtoffers hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij hebben de rechtbank verzocht om hoofdelijke toewijzing van hun vordering, en deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr aan verdachte op te leggen.
10.1.1
Slachtoffers ‘ [bar] ’
[slachtoffer 5]
vordert een bedrag van in totaal € 9.067,39 (€ 4.067,39 materieel en € 5.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Kosten AirBnB Mallorca € 157,68;
  • Huurauto € 56,65;
  • Vliegticket Mallorca-Amsterdam € 145,01;
  • Huurkosten woning € 2.292,15;
  • Kosten laminaatvloer huurwoning € 645,90;
  • Eigen risico zorgverzekering 2022 en 2023 € 770,-;
  • Immateriële schade € 5.000,-.
[slachtoffer 4]
vordert een bedrag van in totaal € 17.598,16, (€ 12.598,16 materieel en
€ 5.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Kosten AirBnB Mallorca € 157,68;
  • Huurauto € 56,65;
  • Bootticket Mallorca-Ibiza € 87,66;
  • Vliegticket Ibiza-Amsterdam € 152,45;
  • Hotel Palma de Mallorca € 56,63;
  • Kleding begrafenis [slachtoffer 1] € 109,94;
  • Taxi naar ziekenhuis Mallorca € 32,-;
  • Eigen risico zorgverzekering 2022 en 2023 € 770,-;
  • Gederfde inkomsten € 11.175,15;
  • Immateriële schade en/of schokschade € 5.000,-.
[slachtoffer 2]
vordert een bedrag van in totaal € 15.595,56 (€ 10.595,56 materieel en
€ 5.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Kosten AirBnB Mallorca € 157,68;
  • Bootticket Mallorca-Ibiza € 87,66;
  • Vliegticket Ibiza-Amsterdam € 152,45;
  • Hotel Palma de Mallorca € 56,63;
  • Taxi van ziekenhuis Mallorca € 40,-;
  • Eigen risico zorgverzekering 2022 en 2023 € 1270,-;
  • Kosten opvragen medische informatie € 31,14;
  • Gederfde inkomsten € 8.800,-;
  • Immateriële schade en/of schokschade € 5.000,-.
[slachtoffer 3]
vordert een bedrag van in totaal € 6.702,42,42 (€1.702,42 materieel en
€ 5.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Kosten AirBnB Mallorca € 157,68;
  • Bootticket Mallorca-Ibiza € 87,66;
  • Vliegticket Ibiza-Amsterdam € 152,45;
  • Hotel Palma de Mallorca € 56,63;
  • Eigen risico zorgverzekering 2022 en 2023 € 1248,-;
  • Immateriële schade en/of schokschade € 5.000,-.
10.1.2
Nabestaanden van [slachtoffer 1]
[benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] , ouders van [slachtoffer 1]
De ouders van [slachtoffer 1] vorderen een bedrag van in totaal € 69.100,63 (€ 9.350,63 materieel en € 59.750,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Vererfde letselschade van € 28.648,11;
  • Overlijdensschade € 40.452,52.
[benadeelde partij 3] , vriendin van [slachtoffer 1]
De vriendin van [slachtoffer 1] vordert een bedrag van in totaal € 307.652,- (€287.652,- materieel en € 20.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Gederfd levensonderhoud van € 287.652,- ;
  • Affectieschade van € 20.000,-.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verschillende standpunten ingenomen ten aanzien van de vorderingen. De rechtbank zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verschillende verweren gevoerd tegen de vorderingen. De rechtbank zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt de rechtbank vast dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit geldt zowel voor de (poging(en) tot) doodslag als het openlijk geweld. Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel wordt toegebracht, en verdachte heeft dat voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Of aan verdachte zelf het opgelopen (zwaar) lichamelijk letsel is tenlastegelegd c.q. bewezenverklaard is daarbij niet van belang. Voor aansprakelijkheid krachtens artikel 6:166 BW is namelijk niet vereist dat een individu uit de groep zelf schade heeft veroorzaakt om daarvoor in civielrechtelijke zin aangesproken te kunnen worden. De regeling beoogt buiten twijfel te stellen dat een deelnemer aan onrechtmatige gedragingen in groepsverband zich niet aan aansprakelijkheid voor de daaruit geresulteerde schade kan onttrekken met het causaliteitsverweer dat de schade ook zonder zijn deelneming zou zijn ontstaan.
10.4.1.
Slachtoffers [bar] ’
Verdachte heeft, samen met medeverdachten [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] , openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de nabestaanden van [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] daardoor hebben geleden.
[slachtoffer 5]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, en de kosten van het vliegticket van Mallorca naar Amsterdam ter hoogte van € 145,01 van de benadeelde partij [slachtoffer 5] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 770,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.
De kosten van de huurauto ter hoogte van € 56,65 zullen worden afgewezen nu deze niet zijn onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat vorderingen van de benadeelde partij die zien op de huurkosten van de woning ter hoogte van € 2.292,15, alsmede de laminaatvloer ter hoogte van € 645,90 onvoldoende zijn onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen het strafbare feit en deze schade onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vorderingen worden ontvangen en kan hij die vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan onder meer zijn hoofd, en de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is door het geweld bewusteloos geraakt en werd er na het bijkomen mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheden bijdragen aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroten. Gelet op de aard van het letsel en de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van de gevorderde € 5.000,- billijk.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Het gedrag van de benadeelde partij voorafgaand aan de strafbare feiten kan, wat er verder ook van zij, niet worden aangemerkt als een gedraging die de schade (mede) heeft veroorzaakt.
[slachtoffer 4]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45, de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63, en de kosten van de taxi naar het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 32,- van de benadeelde partij [slachtoffer 4] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 770,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.
De kosten van de huurauto ter hoogte van € 56,65 zullen worden afgewezen nu deze niet zijn onderbouwd.
De kosten voor de kleding voor de begrafenis van [slachtoffer 1] ter hoogte van € 109,94 zullen worden afgewezen nu het rechtstreeks verband tussen bewezen verklaarde strafbare feit en de schade ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij die ziet op de gederfde inkomsten ter hoogte van € 11.175,15 onvoldoende is onderbouwd. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade/Schokschade
De vorderding tot schokschade zal worden afgewezen, omdat aan de criteria voor toewijzing ervan niet wordt voldaan. In het bijzonder is onvoldoende gebleken van een zodanige aard en hechtheid van de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] dat schokschade kan worden toegewezen.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is er, na het geweld tegen hemzelf, mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheid bijdraagt aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroot. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van € 3.000,- billijk. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
[slachtoffer 2]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45, de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63, de kosten van de taxi van het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 40,-, en de kosten voor het opvragen van de medische informatie ter hoogte van € 31,14 van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 1.270,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.
De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij die ziet op de gederfde inkomsten ter hoogte van € 8.800,- onvoldoende is onderbouwd. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade/schokschade
De vorderding tot schokschade zal worden afgewezen, omdat aan de criteria voor toewijzing ervan niet wordt voldaan. In het bijzonder is onvoldoende gebleken van een zodanige aard en hechtheid van de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] dat schokschade kan worden toegewezen.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is er, na het geweld tegen hemzelf, mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheid bijdraagt aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroot. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van € 3.000,- billijk. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
[slachtoffer 3]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45 en de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63van de benadeelde partij [slachtoffer 3] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 1.248,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.
Immateriële schade/Schokschade
De vorderding tot schokschade zal worden afgewezen, omdat aan de criteria voor toewijzing ervan niet wordt voldaan. In het bijzonder is onvoldoende gebleken van een zodanige aard en hechtheid van de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] dat schokschade kan worden toegewezen.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is er, na het geweld tegen hemzelf, mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheid bijdraagt aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroot. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van € 3.000,- billijk. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
10.4.2
Nabestaanden van [slachtoffer 1]
[benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] , ouders van [slachtoffer 1]
De ouders van [slachtoffer 1] vorderen (mede namens zijn broer) een bedrag van € 28.648,11 aan letselschade van [slachtoffer 1] welke vordering door vererving onder algemene titel op hen is overgegaan. Dit bedrag valt uiteen in een ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van
€ 155,-, reis- en verblijfkosten Mallorca van zijn ouders en vriendin ter hoogte van
€ 3.743,11 en immateriële schade (smartengeld) ter hoogte van € 24.750,- voor de periode die [slachtoffer 1] in het ziekenhuis heeft gelegen zonder kwaliteit van leven.
Voorts vorderen de ouders van [slachtoffer 1] een bedrag van € 40.452,52 aan overlijdensschade, bestaande uit affectieschade ter hoogte van € 35.000,- (tweemaal
€ 17.500,-) en uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452,52.
Op grond van artikel 6:95 lid 2 BW kan een vordering ter zake immateriële schade onder algemene titel overgaan als de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken. De rechtbank is van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW) onaanvaardbaar zou zijn indien verdachte zich erop zou kunnen beroepen dat [slachtoffer 1] , die na het door de groep van verdachte toegebrachte letsel niet meer bij bewustzijn is geweest, geen mededeling heeft gedaan dat hij aanspraak maakt op vergoeding van door hem geleden immateriële schade.
Materiële schade (al dan niet vererfd)
Ten aanzien van de gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van € 155,-, de reis- en verblijfkosten Mallorca van [slachtoffer 1] zijn ouders en vriendin ter hoogte van € 3.743,11, en de uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452,52 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
Voor de gevorderde reis- en verblijfskosten op Mallorca geldt dat [slachtoffer 1] in het ziekenhuis niet meer in staat was zijn eigen belangen te behartigen, zodat zijn ouders en vriendin moesten komen om dat voor hem te doen. De als gevolg daarvan gemaakte kosten zijn te kwalificeren als kosten gemaakt wegens zaakwaarneming (artikel 6:198 BW) die, hoewel zij in eerste instantie zijn gedragen door de ouders van [slachtoffer 1] , op grond van artikel 6:200 BW voor rekening van [slachtoffer 1] kwamen, en derhalve door de erfgenamen van [slachtoffer 1] als materiële schade kunnen worden gevorderd en moeten worden vergoed.
Immateriële schade (al dan niet vererfd)
De gevorderde immateriële schade van [slachtoffer 1] ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat verdachte door het gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, ten gevolge waarvan hij na vijf dagen in het ziekenhuis uiteindelijk is komen te overlijden. De rechtbank acht toewijzing van de gevorderde € 24.750,- billijk.
Op grond van artikel 6:108 lid 3 BW hebben nabestaanden ook recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade (affectieschade). Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade (overlijden door een misdrijf van een meerderjarig uitwonend kind) zal aan beide ouders worden toegewezen het gevorderde bedrag van € 17.500,-, dus in totaal € 35.000,-.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde partij 3] , vriendin van [slachtoffer 1]
Materiële schade
[benadeelde partij 3] vordert een bedrag van € 287.652,- aan gederfd levensonderhoud. Voor toewijzing van dit bedrag moet op grond van artikel 6:108 lid 1 sub c BW komen vast te staan dat zij in gezinsverband samenwoonde met [slachtoffer 1] . [benadeelde partij 3] heeft weliswaar gesteld dat hiervan sprake was, maar de verdediging heeft dit gemotiveerd betwist. Gelet op die betwisting – en op wat door de benadeelde partij ter onderbouwing van haar stelling naar voren is gebracht – staat het op dit moment onvoldoende vast dat [slachtoffer 1] en [benadeelde partij 3] inderdaad in gezinsverband samenwoonden. Er zal op dit punt (nadere) bewijslevering nodig zijn. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:108 lid 3 BW (deels) voor toewijzing gereed, omdat de [benadeelde partij 3] als nabestaande recht heeft op vergoeding van affectieschade. Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade zal aan [benadeelde partij 3] worden toegewezen een bedrag van € 17.500,-. Dit is het bedrag dat op grond van dit besluit toekomt aan een persoon die ten tijde van de gebeurtenis in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene staat, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij voor de toepassing van lid 3 als naaste wordt aangemerkt. [benadeelde partij 3] had € 20.000,- gevorderd. Dit is het bedrag dat op grond van het besluit toekomt aan de levensgezel die met de overledene een gezamenlijke huishouding voerde. Gelet op wat hiervoor op dit punt bij de materiële schade is overwogen, zal [benadeelde partij 3] in het gedeelte van € 2.500,- van haar vordering, niet ontvankelijk worden verklaard en zal worden bepaald dat zij ook dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 14 juli 2022. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen – ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten – aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.
De rechtbank overweegt hierbij dat het jeugdrecht niet van toepassing wordt verklaard, zodat zij geen aanleiding ziet om af te wijken van het gebruikelijke aantal dagen gijzeling, zoals opgenomen in de oriëntatiepunten die door het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld. De rechtbank houdt hierbij rekening met de maximumduur van 1 jaar (360 dagen) gijzeling per schadevergoedingsmaatregel, waarbij de samenloopregeling van artikel 57 en 58 van het Wetboek van Strafrecht in acht wordt genomen. Die maximale duur van de gijzeling zal naar rato van de hoogte van de toegewezen bedragen over de verschillende maatregelen worden verdeeld.
Reeds omdat het in totaal aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag het bedrag waarop conservatoir beslag rust overstijgt, is er geen reden om – zoals de raadsman heeft bepleit – laatstgenoemd beslag geheel of gedeeltelijk op te heffen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12(
twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 5.302,69, waarvan € 302,69 aan materiële schadevergoeding en € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 5] wat betreft de gevorderde kosten aan eigen risico, huurkosten en kosten voor de laminaatvloer niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] wat betreft de gevorderde kosten voor de huurauto af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat
€ 5.302,69 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 32 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 3.486,42, waarvan € 486,42 aan materiële schadevergoeding en € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 4] wat betreft de gevorderde kosten aan eigen risico en gederfde inkomsten niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade en de gevorderde kosten voor de huurauto, kosten voor de kleding van de begrafenis van [slachtoffer 1] en af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 3.486,42 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 23 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 3.525,56, waarvan € 525,56 aan materiële schadevergoeding en € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 2] wat betreft de gevorderde kosten aan eigen risico en gederfde inkomsten niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 3.525,56 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 24 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 3]
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 3.454,42, waarvan € 454,42 aan materiële schadevergoeding en € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 3] wat betreft de meer gevorderde kosten aan eigen risico niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade en af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 3.454,42 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 23 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1]
- wijst de vordering van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] geheel toe tot een bedrag van € 69.100,63, waarvan € 9.350,63 aan materiële schadevergoeding en
€ 59.750,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] aan de Staat € 69.100,63 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 186 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde partij 3]
- wijst de vordering van [benadeelde partij 3] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 17.500,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde partij 3] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde partij 3] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan de Staat € 17.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 72 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mr. V.C. Kool, (kinder)rechter, en mr. H.B.W. Beekman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila en mr. R. van Donk-Carbo, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats 1] , althans in de provincie Balearen, althans in Spanje, openlijk, te weten op de [straat] (ter hoogte van bar [bar] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
door:
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te
brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of met voornoemde slachtoffer(s) te worstelen, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel tengevolge heeft gehad, te weten:
- ( blauwe) plekken op zijn hoofd en/of benen, althans zijn lichaam bij [slachtoffer 2] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772 en het wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek van 17 december 2021 met proces-verbaalnummer 2021230390, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 316. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 108.
3.Pagina 109.
4.Pagina 132.
5.Pagina 133.
6.Pagina 134.
7.Pagina 136.
8.Pagina 145.
9.Pagina 146.
10.Pagina 147.
11.Pagina 179.
12.Pagina 180.
13.Pagina 3121.
14.Pagina 1535.
15.Pagina 1536.
16.Pagina 1963.
17.Pagina 1435.
18.Pagina 1436.
19.Pagina 1437.
20.Pagina 2039.
21.Pagina 1872.
22.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [A] bij de politie op 9 augustus 2021, pagina 1710.
23.Het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden [medeverdachte 2] incident 2), pagina 470.
24.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het forensisch pathologisch onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer 1] , van 9 februari 2022, pagina 3199.