ECLI:NL:RBMNE:2022:4617

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
16/216622-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsgeweld op Mallorca met fatale gevolgen voor slachtoffer

In de zaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een gewelddadig voorval op Mallorca op 14 juli 2021, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten, waaronder poging tot doodslag en openlijk geweld in vereniging. Het geweld vond plaats in de context van een uitgaansincident waarbij de verdachte en zijn medeverdachten een groep jongeren aanvielen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag op [slachtoffer 7] en openlijk geweld tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 5], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank overwoog dat het geweld ernstig was en dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan de geweldshandeling, die resulteerde in de dood van [slachtoffer 1]. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de doodslag op [slachtoffer 1], maar erkende de ernstige gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers en de samenleving. De rechtbank benadrukte de noodzaak van een stevige straf om een signaal af te geven tegen groepsgeweld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/216622-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2003] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 november 2021, 21 januari 2022, 4 februari 2022, 13 april 2022, 4 oktober 2022, 5 oktober 2022, 10 oktober 2022, 13 oktober 2022, 17 oktober 2022, 18 oktober 2022 en 4 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officieren van justitie mr. A. Drogt, mr. M. Kamper en mr. B. Nitrauw (hierna gezamenlijk: de officier van justitie) en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.M. Hof , advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen:
  • mr. E.W. Bosch, advocaat te Honselersdijk, namens de nabestaanden van [slachtoffer 1] en tevens benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] ;
  • mr. L.A.C. ter Steeg, advocaat te Amsterdam, namens de slachtoffers en benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ;
  • mr. B. Roodveldt, advocaat te Zaandam, namens de slachtoffers en benadeelde partijen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] ;
  • mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem, namens het slachtoffer en benadeelde partij [slachtoffer 9] ;
  • S.A. Moonen, gezondheidszorgpsycholoog,
naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 13 april 2022 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
primair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, met een of meer ander(en), [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd;
subsidiair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, met een of meer ander(en) aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, terwijl dit feit de dood ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje met een of meer ander(en) [slachtoffer 1] heeft mishandeld, terwijl dit feit de dood ten gevolge heeft gehad;
feit 2
primair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje met een of meer ander(en) heeft geprobeerd [slachtoffer 5] opzettelijk van het leven te beroven;
subsidiair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje met een of meer ander(en) heeft geprobeerd aan [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 3
primair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje met een of meer ander(en) heeft geprobeerd [slachtoffer 7] opzettelijk van het leven te beroven;
subsidiair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje met een of meer ander(en) heeft geprobeerd aan [slachtoffer 7] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 4
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, ter hoogte van [café 1] en/of [restaurant] ,
met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 7] , terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar/enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad bij [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 7] ;
feit 5
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, ter hoogte van bar [bar] , met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar/enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad bij [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 3 tenlastegelegde. Zij acht het onder 1 primair, 2 primair, 4 en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2, en 3 tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 tenlastegelegde ten aanzien van [slachtoffer 10] . De raadsvrouw heeft zich voor het overige ten aanzien van het onder 4 en 5 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank bespreekt de ten laste gelegde feiten in chronologische volgorde. Dit betekent dat eerst het geweld bij [café 1] en de [restaurant] wordt besproken (feiten 3 en 4) en daarna het geweld bij de bar [bar] (feiten 1, 2 en 5). Hierbij wordt [café 1] aangeduid als “ [café 1] ”, de [restaurant] als “ [restaurant] ” en de bar [bar] als “ [bar] ”.
Bewijsmiddelen [1] ten aanzien van:
Het openlijk geweld bij [café 1] (feit 4)
[slachtoffer 9] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 21 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Plaats delict: [locatie] , [plaats] , Mallorca
Pleegdatum: 14 juli 2021
Ik zag dat er opeens heel veel jongeren buiten voor [café 1] stonden. Die jongen, die eerder aan het bellen was, kwam dicht bij onze groep staan. Hij kwam heel intimiderend over. Ik heb hem toen een duw gegeven met een hand op zijn borst en gezegd dat hij niet zo dichtbij moest gaan staan. Voor dat ik het wist voelde ik een harde dreun in mijn gezicht links naast mijn neus en zag ik niets meer. Ik voelde toen nog een harde dreun rechts op mijn kaak en daarna nog een harde dreun weer op dezelfde plek als de eerste. Ik had het gevoel dat zij van alle kanten kwamen. Ik zag [slachtoffer 6] ook met zijn armen voor zijn gezicht staan. Hij werd ook aangevallen door die groep. Ik zag later dat ik ook een scheurtje in mijn linker neusvleugel had en dat ik een tand door mijn lip had. Mijn neus stond scheef. Ik heb deze zelf weer teruggezet toen ik voor de spiegel stond. Ik voelde toen een knak en mijn neus ging toen weer terug op zijn plek. [2]
Uit een
geschrift, te weten de
schriftelijke slachtofferverklaringvan [slachtoffer 9] van 12 oktober 2022, die ter terechtzitting van 13 oktober 2022 is voorgedragen door zijn advocaat mr. Breukink, blijkt het volgende, voor zover relevant voor het bewijs:
Mijn neus is nog steeds niet de oude, ik vraag me af of dat ooit nog goedkomt. Ik ben bij de huisarts en de KNO-arts geweest, die een breuk hebben geconstateerd. Door de klappen is een wellicht licht natuurlijke scheefstand binnen in mijn neus erger geworden. Inmiddels ben ik eraan geopereerd, maar dit heeft nog niet genoeg geholpen, mijn linkerneusgat zit altijd dicht. Na Mallorca dacht ik dit op te lossen met neusspray, met als gevolg dat ik waarschijnlijk mijn slijmvliezen heb beschadigd door het teveel te gebruiken. Mogelijk dat dit herstelt, misschien ook niet, maar alleen maar kunnen ademen door 1 neusgat is heel irritant. [3]
[slachtoffer 6] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 5 augustus 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
De avond van 13 juli 2021 waren wij in [café 1] in [plaats] Mallorca. [4] Om 02.00 uur moest [café 1] dicht. [slachtoffer 9] was meteen naar buiten gekomen en kwam bij mij staan. Kennelijk was de rest van de groep van de jongens uit [woonplaats] toen ook daar gekomen. Er kwam een groep van acht à negen man op mij en [slachtoffer 9] afgerend. Ik werd meteen een keer of vier geslagen. Twee keer op mijn oogkas, één keer op mijn kin en één keer op mijn achterhoofd. Ik hield mijn armen voor mijn hoofd en liep snel naar achteren. Ik zag meteen dat [slachtoffer 9] twee à drie rake klappen vol op zijn neus kreeg. [slachtoffer 9] liep samen met mij naar achteren in een reflex. Zo snel als die groep aan kwam rennen, waren ze daarna ook weer weg. [5]
V: Hoe zag de jongen eruit die jou heeft geslagen?
A: Buitenlands uiterlijk, iets Marokkaans misschien; een tintje; donkerblauw of zwart Dsquared2 shirt aan met gele 1etters; 18 à 19 jaar; donker haar. Hij was ongeveer even lang als ik (1.80 meter [6] ); redelijk dun gebouwd. Ik heb een blauw oog gehad. Bijlage 7: letsel aangever [slachtoffer 6] . [7]
Verdachte is op 13 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachteals verdachte gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik stond tegenover een jongen. Het was een beetje duwen en toen heb ik hem geslagen op zijn neus. Een
jabzeg maar gewoon naar voren. Gewoon een linker rechte beweging met mijn arm en toen rechts en rechts.
V: Betekent dat dat jij twee keer met jouw rechter vuist een klap op zijn neus hebt gegeven?
A: Ja, dat bedoel ik. [8] Zijn neus stond krom. [9]
Poging doodslag [slachtoffer 7] (feit 3 primair) en het openlijk geweld bij [restaurant] (feit 4)
[slachtoffer 7] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 21 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
In de nacht van 13 op 14 juli 2021 zijn wij naar [café 1] in [plaats] op Mallorca gegaan. [10] Ik zag Jens staan. Hij stond op ongeveer drie of vier meter van mij vandaan. Ik zag dat hij tegen zijn kin werd geslagen. Hij werd door meerdere personen tegen zijn gezicht geslagen. Ik zag dat hij direct hierop zijn armen voor zijn gezicht hield ter bescherming. [11] Ik zag dat ongeveer vijf personen op mij af kwamen. Voor ik het wist werd ik van alle kanten geslagen. Ik weet niet eens waar ik allemaal werd geraakt. Ik heb mijzelf gelijk beschermd door mijn armen voor mijn gezicht te houden. Ik ben neergegaan. Ik denk dat ik even bewusteloos ben geweest. Wat ik mij vervolgens herinner is dat ik tegen mijn benen werd geschopt. Het lukte mij om op te staan en ik weet dat ik mij heb verweerd door ook iemand van de anderen te slaan, maar ik weet niet eens of ik deze persoon heb geraakt. Ik weet ook dat er met een stoel is gegooid. Ik ben vervolgens weer geslagen en weer onderuit gegaan. Vanaf dat moment kan ik mij niets meer herinneren. Op het moment dat ik bijkwam was de andere partij weg. Ook mijn neus deed pijn en ik had een opgezwollen enkel. Ik toon u een foto van mijn gezicht vlak nadat het was gebeurd. [12] Ook kan ik vertellen dat ik nog enkele blauwe plekken heb op mijn beide armen. [13]
[slachtoffer 8] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 11 augustus 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
In de nacht van 13 op 14 juli was ik in [café 1] aan de [locatie] in [plaats] Mallorca gegaan. [14] Ik stond tussen [café 1] en [restaurant] , maar meer richting [restaurant] . Ik stond met [slachtoffer 7] . Ik zag dat er links een groep jongens aan kwam lopen in onze richting. Ik herkende hiertussen die [medeverdachte 1] weer. Zij kwamen vanaf de weg en liepen recht op ons af. Zij waren met ongeveer vier of zes jongens. Mijn aandacht ging vooral naar [medeverdachte 1] uit. Er liep een jongen tussen. Hij was een kop kleiner dan ik. Hij droeg zwart T-shirt met gele letters, had kort zwart opgeschoren haar. Hij leek een Marokkaanse of Turkse afkomst te hebben. Hij liep recht op mij af en ik zag en voelde dat met zijn hand of vuist mij in mijn gezicht sloeg. Ik voelde direct een stekende pijn in mijn neus. Ik liep vervolgens naar achter en voelde nog steeds dat ik klappen kreeg. Ik kon niet verder omdat er een stapel stoelen stond. Ik kwam er tegenaan. Ik voelde pijn aan de linkerkant van mijn hoofd, achter mijn oor. Ik zag niet wie dit deed. Ik had mijn ogen dicht en beschermde mijn gezicht door mijn armen voor mijn hoofd te houden. Terwijl dit gebeurde kon ik een kort moment tussen mijn armen door naar rechts kijken en zag [slachtoffer 7] . Ik zag hem staan en zag dat een jongen die mij sloeg naar [slachtoffer 7] liep en hem ook sloeg. Het volgende moment dat ik weer kon kijken naar [slachtoffer 7] , zag ik dat hij op de grond lag en zag ik een stoel in de richting van [slachtoffer 7] vliegen, terwijl hij dus op de grond lag. Daarna werd ik met rust gelaten. [15]
Van de gebeurtenissen voor de [restaurant] bevinden zich camerabeelden in het procesdossier. [16] De rechtbank neemt op deze beelden – voor zover relevant voor het bewijs – het volgende waar:
Op 1:44:18 staan [medeverdachte 2] en [slachtoffer 8] tegenover elkaar. Achter/naast [medeverdachte 2] staan [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . [slachtoffer 7] staat naast [slachtoffer 8] ;
Op 1:44:22 geeft [medeverdachte 1] (vanachter [medeverdachte 2] ) [slachtoffer 8] een klap op zijn gezicht. [slachtoffer 8] wankelt naar achteren en beweegt zich vervolgens naar voren richting [medeverdachte 1] . [slachtoffer 8] wordt vervolgens tegen zijn hoofd/gezicht geslagen door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] . [medeverdachte 4] beweegt ook in zijn richting. [slachtoffer 8] valt achteruit richting gestapelde stoelen. [slachtoffer 8] wordt vervolgens nog steeds geslagen door [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] . [medeverdachte 5] beweegt richting [slachtoffer 8] . [slachtoffer 7] slaat [medeverdachte 5] op zijn achterhoofd. [medeverdachte 5] valt naar achteren en trekt [slachtoffer 8] mee.
Op 1:44:27 valt [slachtoffer 8] op de grond.
Op 1:44:28 valt [slachtoffer 7] op de grond.
[medeverdachte 5] maakt vervolgens een schoppende beweging in de richting van de opstaande [slachtoffer 8] . [medeverdachte 2] slaat en [medeverdachte 3] schopt de op de grond liggende [slachtoffer 7] .
Op 1:44:31 komt [slachtoffer 7] overeind. Hij wordt dan geslagen door [medeverdachte 2] en er wordt naar hem geschopt door [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] . [slachtoffer 7] valt weer op de grond en wordt dan geschopt door [medeverdachte 3] . [slachtoffer 7] krabbelt weer op en wordt dan geslagen door [verdachte] . Terwijl [slachtoffer 7] overeind blijft, wordt er gelijktijdig van drie verschillende kanten naar hem geslagen door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] .
Op 1:44:33 loopt [medeverdachte 6] richting het gevecht.
Op 1:44:35 komt [verdachte] van opzij en geeft [slachtoffer 7] een harde klap in het gezicht. [slachtoffer 7] wankelt en wordt vervolgens van verschillende kanten geslagen door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 6] maakt een slaande beweging richting [slachtoffer 7] .
Op 1:44:37 valt [slachtoffer 7] achterover op de grond. Terwijl [slachtoffer 7] op de grond ligt maakt [medeverdachte 2] achtereenvolgens met zijn linkervoet een stampende en met zijn rechtervoet een schoppende beweging richting het hoofd van [slachtoffer 7] . Vervolgens geeft [medeverdachte 5] twee trappen tegen de benen van de op de grond liggende [slachtoffer 7] . Bij de eerste trap stampt hij met kracht tegen het onderbeen van [slachtoffer 7] .
Op 1:44:39 vliegt van rechts een stoel door het beeld. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] worden door [medeverdachte 7] weggeleid van de op de grond liggende [slachtoffer 7] .
Verdachte is op 23 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachteals verdachte gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: wij laten jou een filmpje zien. Herken jij de omgeving?
A: ja, dit is [restaurant] . Ik zie mezelf. Hier geef ik die eerste klap. Die komt ergens in zijn gezicht. Dan sta ik hier, trek ik mijn hand terug en dan komt het hierheen, blijf ik iets achter, hier wordt gevochten, daar sta ik nog, daar valt iemand zoals ik zei, dan kom ik aan, ik maak nog een keer een slaande beweging.
V: zie je wat je hier aan het doen bent?
A: ja hier geef ik een klap.
V: en kan je iets over zijn positie zeggen?
A: ja die ligt wel op de grond, ja dat is een harde klap, ook wel op iemands achterhoofd. [17]
V: je loopt hier rechts uit beeld,
A: hier duw ik hem volgens mij, en hier op zijn wang ja,
V: wat doe je op zijn wang?
A: ik sloeg hem op zijn wang,
V: dat is de tweede klap aan die jongen van jou.
A: ja, dan heb ik me toch vergist dan waren het er toch twee
V: en ze waren raak.
A: klopt.
V: kan je je iets herinneren over een stoel?
A: ja vast gepakt, heel hard opzij geschoven. Ik gooi hem gewoon. [18]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van:
Vrijspraak ten aanzien van [slachtoffer 10]
Door [slachtoffer 10] is aangifte gedaan van (openlijk) geweld voor [café 1] en [restaurant] , maar de rechtbank kan – net als de officier van justitie en de raadsvrouw – op basis van de inhoud van het procesdossier niet goed plaatsen wanneer, waar, hoe en door wie er geweld tegen haar is gebruikt. De verdachte zal dan ook van openlijk geweld tegen [slachtoffer 10] worden vrijgesproken nu niet kan worden vastgesteld dat hij daaraan een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Splitsing geweld [café 1] en [restaurant]
Aan verdachte is het geweld bij [café 1] en [restaurant] ten laste gelegd als één feitelijk geheel. De rechtbank ziet dit anders en verwijst hierbij naar de verklaringen van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en verdachte. [19] Ook wijst de rechtbank op de camerabeelden van de gebeurtenissen voor [restaurant] . Uit die beelden en de daarbij weergegeven tijdsaanduidingen volgt ook dat de confrontatie voor [restaurant] pas begint, geruime tijd nádat de groep van verdachten richting [café 1] loopt en ook enige tijd nádat [slachtoffer 9] , kennelijk gewond, uit de richting van [café 1] komt. [20] Eerst heeft er (openlijk) geweld plaatsgevonden voor [café 1] , tegen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 9] ; zij kregen klappen. Na deze klappen was dit geweld voorbij en liepen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 9] weg. [21] Korte tijd daarna ontstond er opnieuw geweld, dit keer voor [restaurant] , waar [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] door verdachte en medeverdachten, werden geslagen en geschopt. Het geweld heeft kortom plaatsgevonden op twee verschillende momenten, op twee verschillende plekken, met andere slachtoffers en deels met andere daders. Dit maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van twee afzonderlijke gebeurtenissen en dat zij voor iedere gebeurtenis ook afzonderlijk zal beoordelen of er sprake was van deelname aan openlijk geweld.
Het openlijk geweld bij [café 1] (feit 4)
Uit het procesdossier blijkt dat een deel van de groep van verdachte en de groep van aangevers die avond in [café 1] aanwezig waren. Vanwege de coronamaatregelen was het verplicht om op een stoel te zitten. Op een bepaald moment ontstond er een discussie over van wie een bepaalde stoel was tussen een deel van de groep van verdachte en de groep van aangevers. [22] Dit leidde er uiteindelijk toe dat medeverdachte [medeverdachte 1] werd geduwd door [slachtoffer 6] en daarna een klap kreeg van [slachtoffer 8] . Hierop werd [slachtoffer 6] [café 1] uitgezet. [slachtoffer 8] ging met hem mee.
Vervolgens blijkt uit het procesdossier dat er door onder andere [medeverdachte 1] en [getuige 1] contact werd gezocht met de rest van de groep van verdachte, die zich op dat moment in de [café 2] bevond. [23] Er werd hen verteld dat medeverdachte [medeverdachte 1] was geslagen en hen werd gevraagd naar [café 1] te komen, om de andere groep “een lesje te leren”. Hierop was de rest van de groep, waaronder verdachte, naar [café 1] gegaan. In de tussentijd bleven medeverdachte [medeverdachte 1] , en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] elkaar uitdagen.
Op het moment dat de rest van de groep van verdachte aankwam bij [café 1] stonden hun vrienden en de groep van aangevers buiten. Hierop ging een aantal jongens, waaronder verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , dicht op de groep van aangevers staan. [24] Op het moment dat aangevers hierop reageerden door hen van zich af te duwen, begon de groep van verdachte aangevers aan te vallen. Hierbij werd [slachtoffer 9] meerdere keren door verdachte in het gezicht geslagen, waaronder minimaal één keer vol op zijn neus, en werd [slachtoffer 6] een aantal keer door medeverdachte [medeverdachte 2] in het gezicht geslagen.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte zich samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] . Door [slachtoffer 9] meerdere keren in het gezicht te slaan, heeft verdachte een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan dit geweld.
Letsel [slachtoffer 9]Uit de verklaringen van [slachtoffer 9] volgt dat hij als een gevolg van dit geweld een gebroken neus heeft opgelopen. Verdachte is de enige geweest die [slachtoffer 9] op zijn neus heeft geslagen. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat bij degene die hij geslagen heeft zijn neus daarna scheef stond. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit letsel bij [slachtoffer 9] heeft veroorzaakt.
De vraag is of dit letsel kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Voor die beoordeling is van belang de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel. Uit het procesdossier is gebleken dat [slachtoffer 9] is geopereerd om zijn gebroken neus herstellen. Op de terechtzitting is gebleken dat dit er helaas niet toe heeft geleid dat zijn neus volledig is hersteld. [slachtoffer 9] heeft nog steeds moeite met ademhalen door zijn neus. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 9] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Het openlijk geweld bij [restaurant] (feit 4)
De bewijsmiddelen leiden tot de volgende conclusies.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] . Het geweld is begonnen met een klap van een medeverdachte aan [slachtoffer 8] , waarna het geweld zich voortzette tegen [slachtoffer 8] en vervolgens ook tegen [slachtoffer 7] . Beide slachtoffers zijn geslagen en/of gestompt, zijn geduwd en/of getrokken, zijn tegen de grond gewerkt en zijn geschopt. Ook is er met een stoel gegooid. Verdachte heeft aan dit in vereniging gepleegde geweld een significante en wezenlijke bijdrage geleverd. Hij heeft [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] geslagen en heeft de stoel gegooid.
Letsel [slachtoffer 7]
Verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer 7] meermalen geslagen. Op de beelden is te zien dat hij [slachtoffer 7] op enig moment een harde klap in het gezicht geeft, waardoor [slachtoffer 7] wankelt. De rechtbank is van oordeel dat déze klap redelijkerwijs het blauwe oog van [slachtoffer 7] tot gevolg heeft gehad. De rechtbank kwalificeert dit niet als zwaar letsel.
Poging doodslag [slachtoffer 7] (feit 3 primair)
Uit de bij de bewijsmiddelen weergegeven waarnemingen van de rechtbank volgt dat [slachtoffer 7] op enig moment op de grond belandt. Vanaf dat moment wordt hij – terwijl hij probeert op te staan – door verdachte en zijn medeverdachten bij voortduring en van verschillende kanten geslagen en geschopt. Hij lijkt een speelbal in het aanvankelijk door zes daders op hem uitgeoefende geweld. Er wordt daarbij onder andere door verdachte naar hem geslagen. Nadat [slachtoffer 7] voor de tweede keer is opgekrabbeld en al vele malen is geschopt en geslagen, krijgt hij een harde klap in zijn gezicht van verdachte. Terwijl hij wankelt, wordt hij van verschillende kanten tegen zijn hoofd geslagen door medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Als hij ten gevolge daarvan achterover op de grond valt wordt hij – terwijl hij weerloos op de grond ligt – door medeverdachte [medeverdachte 2] meermalen naar zijn hoofd geschopt en door medeverdachte [medeverdachte 5] nog tweemaal tegen zijn benen. [slachtoffer 7] blijft buiten bewustzijn op de grond liggen.
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande volgt dat tussen verdachte en de hiervoor genoemde medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, bestaande in een gezamenlijke uitvoering. Zij hebben immers ieder zowel gelijktijdig als afwisselend en bij voortduring geweldshandelingen gepleegd tegen [slachtoffer 7] . Verdachte heefteen grote bijdrage geleverd aan dit geweld; en hij is doorgegaan met slaan, ook nadat [slachtoffer 7] verschillende keren op de grond was beland. De laatste harde klap van verdachte in het gezicht van [slachtoffer 7] is er mede de oorzaak van dat [slachtoffer 7] voor de laatste maal op de grond belandt, waarna er door medeverdachte [medeverdachte 2] naar zijn hoofd wordt geschopt. Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank het enkele feit dat verdachte op dat laatste moment zelf geen geweldshandelingen meer heeft gepleegd onvoldoende om te kunnen oordelen dat hij zich van het geweld heeft gedistantieerd. Ook dat hij zich tóen uit de richting van het geweld begaf, zoals zijn raadsvrouw aanvoert, is – gelet op wat er daarvóór al was gebeurd – onvoldoende om te kunnen oordelen dat daarom van medeplegen geen sprake was.
De rechtbank overweegt verder dat het geweld tegen [slachtoffer 7] een aanmerkelijke kans op zijn overlijden opleverde. Zoals hiervoor is vastgesteld, is er tegen [slachtoffer 7] gedurende enige tijd door meerdere personen bij voortduring fors geweld uitgeoefend. Dit geweld bleef doorgaan, ook terwijl hij meerdere keren op de grond belandde. De klappen en schoppen kwamen van alle kanten. Er is, ook terwijl hij op de grond lag, meerdere malen naar en tegen hem geschopt, ook naar zijn hoofd. [slachtoffer 7] is ten gevolge van dit geweld buiten bewustzijn geraakt. Het is dit geheel aan geweldshandelingen dat, gelet op de aard, duur en intensiteit ervan, maakt dat de kans op overlijden aanmerkelijk is.
De rechtbank overweegt tenslotte dat de gedragingen van verdachte – in het bijzonder het samen met zijn medeverdachten door blijven gaan met (hard) slaan en schoppen, ook nadat [slachtoffer 7] meermalen op de grond was beland – naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op een dodelijk gevolg gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 7] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van:
Het openlijk geweld bij de [bar] (feit 5)
[slachtoffer 5] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 27 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 14 juli 2021 was ik samen met vier vrienden, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in Spanje in het plaatsje [plaats] . We zijn naar de [bar] gegaan. [25]
Rond 02:00 uur gingen we naar buiten omdat de kroeg dicht ging. Ik kan mij herinneren dat ik alleen met [slachtoffer 2] , die rechts naast mij liep, naar huis ben gegaan. Het volgende wat ik mij herinner is dat ik wakker werd in het gras. Ik heb niet bewust meegemaakt wat er met mij gebeurd is. Ik had erg veel pijn in mijn linker knie. Aan de binnenkant van mijn knie zat een blauwe plek. Ik had een schaafwond op mijn rechterheup. Ik had een pijnlijke en blauwe plek op mijn linker schouder. Ik had een bebloede schaafwond op de rechterkant van mijn voorhoofd. De binnenkant van mijn rechter oor was blauw. Achter mijn oor op mijn schedel had ik veel pijn en een zwelling en een beurs gevoel. Ik had diverse bulten op mijn hoofd. Ik had een pijnlijke en bebloede neus. Ik had op mijn linkerwang een schaafplek. Ik had een wondje in mijn linker bakkenbaard. [26]
[slachtoffer 2] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 28 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Wij zijn op 13 juli 2021 naar Mallorca gevlogen. Dit alles is in de nacht van 14 juli 2021 gebeurd. Ik ben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] daarheen gegaan. [27]
Wij zijn toen naar een club gegaan. Uiteindelijk zijn wij naar buiten gegaan.
Wat is dan het eerstvolgende dat je weet?
Dat ik in de steeg ben gevallen met zes mensen achter mij aan en dat ik mijn handen
voor mijn ogen heb gedaan. Ik weet dat er vijf mensen om mij heen waren en dat ik zo snel mogelijk op moest staan omdat ik anders problemen had. [28]
Hoe heette die club waar jullie geweest zijn?
De [bar] .
Wat is het eerstvolgende dat jij nog weet?
Dat ik val. In een steeg naast de club. Als je met je gezicht naar de club staat was
op een aantal meter die steeg. Die lag daar echt direct naast. Daar ben ik gevallen.
Waardoor viel je?
Doordat ze mij schopten. Ik weet dat zij mijn benen tegen elkaar wilden trappen en ik ben gevallen doordat ik sprong.
Wie zijn 'zij'?
Die groep. Mannen, jongens. Ik denk dat het er een stuk of vier tot zes waren.
Jij ging dus springen om te voorkomen dat ze jou onderuit schoppen. Je viel en je
weet niet dat het komt omdat jij je verstapte of dat ze jou raakte.
Ik heb last van mijn been dus ik denk dat ze mij wel één keer geraakt hebben. Ik weet niet meer op welk been ze mij geraakt hebben. Mijn knie lag open en ik voelde een plek waaraan je voelde dat ik geraakt was.
Waarom deed jij je handen voor je ogen?
Om mijn hoofd te beschermen zodat zij mij niet op mijn hoofd konden schoppen of slaan. Ik had zes plekken op mijn hoofd waardoor ik kon weten dat ze mij geraakt hebben. Als ik op de plekken drukte deed het pijn. [29]
Je had last van je hoofd, van je knie en een plek op je been?
Ik had ook plekken op mijn hoofd je zag alleen een licht plekje langs mijn oog. De rest deed zeer en zag je niet vooral. [30]
[slachtoffer 4] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 29 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik was op vakantie naar Mallorca samen met vier vrienden waaronder [slachtoffer 1] . De andere vrienden die erbij waren zijn [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] . [31] Wij zijn vervolgens naar de strip gelopen en bij een kroeg gaan zitten. Deze kroeg heette de [bar] . De kroegen gingen op 14 juli om 02.00 uur dicht. Wij gingen toen weg. Vervolgens liepen wij over de strip richting het noorden om naar de straat te gaan waar onze Airbnb zich bevond. Hier kwam een andere groep ons tegemoet lopen. Dit waren alleen maar jongens. Op het moment dat wij de groep passeren ging het heel snel. Vervolgens werden er klappen uitgedeeld. Dit gebeurde voor mij. Ik zag dat iemand van onze groep geslagen werd. Hierop ben ik weggerend, terug richting de bar [bar] . Terwijl ik wegrende voelde ik dat ik meerdere klappen kreeg. [32] Ik voelde dat ik deze klappen kreeg en ik voelde pijn. Er bleven vervolgens nog even mensen achter mij aanrennen maar
die stopten na een tijdje. Ik ben toen tot stilstand gekomen, ongeveer voor de
[bar] . [33]
[slachtoffer 3] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 29 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Plaats delict: Mallorca.
Pleegdatum/tijd: 14 juli 2021.
Wij waren met zijn vijven, dat waren [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en ik. [34] Wij zijn toen een café in gegaan, dat was de [bar] . Daar hebben wij gezeten tot het sluiten. Wij liepen toen een meter of 10 á 15 en wij komen die groep tegen. Ik had het gevoel dat er iets ging gebeuren, we stonden ook ineens stil. Ik zag alleen [slachtoffer 2] . Ik kreeg een klap op mijn neus. Ik raakte in paniek omdat ik voelde dat ik gelijk bloedde. Ik haalde mijn arm langs mijn neus en die zat ook gelijk onder het bloed. Ik dacht gelijk dat ik weg moest rennen. Er rende nog een jongen achter mij aan. Hij probeerde mij nog te tackelen, wat niet is gelukt. Ik ben doorgerend en hij is vrij snel gestopt. Ik dacht dat hij een wit shirt aan had en een spijkerbroekje. Volgens mij was het een wat langer wit shirt, dus niet standaard tot zijn middel. Hij was wel wat groter dan ik. Ik ben 1.84 meter. [35]
Verdachte is op 13 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachteals verdachte gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
A: Een lange grote gozer. Ik zag daarna [medeverdachte 2] echt wel een stuk in de lucht springen want het was een lange jongen, en hij slaat die jongen op zijn wang. Toen was het, in no time ging iedereen, zij op ons wij op hun, toen was het gewoon boem. Toen gingen we gewoon, en toen stond ik helemaal links, en op dat moment is bij mij toch ook de woede uitgebroken. Ik zag een jongen die in mijn ogen echt een bedreiging voor mij was en toen heb ik ook een jongen, een slag uitgedeeld, op z'n neus, of iets ernaast en hij bleef gewoon staan maar hij schrok ervan, hij rende weg en ik, ik was er niet klaar mee ik wilde hem nog op z'n minst gewoon een trap op z'n billen geven van nu oprotten en toen rende ik achter hem aan. [36]
A: Ik ren terug en ik heb een botsing met nog een andere jongen die ook achterna werd gerend, en op dat moment sta ik daar en zie ik dat er nog een gevecht is. Ik zag daar gewoon een grote gozer een beetje om zich heen slaan en natuurlijk ook mijn vrienden. Ik ben er toch heen gerend en ik dacht ik geef gewoon een klap eigenlijk, en dat was eigenlijk het einde, vanaf daar, ik gaf hem een klap, die jongen die dacht ook van nou ik neem nu de benen het is genoeg geweest, ik zie nog een paar jongens achter hem aan rennen, gewoon voor een aantal meters en hij loopt weg, en op dat moment markeert het ook het einde van het gevecht. [37]
[getuige 2]is op 20 juli 2021 door de Spaanse politie als getuige gehoord. Haar verklaring is, voor zover relevant voor het bewijs, als volgt gerelateerd:
Dat de declarante ter hoogte van de [bar] iets zag wat leek op het begin van een gevecht midden op de openbare weg, aangezien een groep van ongeveer tíen of vijftien jongeren minimaal drie andere jongeren aan het achtervolgen en aanvallen was door middel van stompen en schoppen. De declarante zag dat een van de jongens die aangevallen werd op de grond viel nadat hij verschillende stompen had gekregen en dat, toen hij al op de grond lag, de geweldplegers, minimaal drie personen, hem tegen het hoofd schopten, waarop deze jongen bewusteloos op de grond bleef liggen ter hoogte van de bar " [bar] ". [38] […] De declarante weet dat de daders en slachtoffers van Nederlandse afkomst waren omdat zij hen hoorde schreeuwen voor en tijdens het gevecht. De beschrijving van de geweldplegers die zij kan aandragen is dat het, zoals gezegd, een groep Nederlanders is bestaande uit ongeveer 10-15 jongeren. Zij denkt dat zij enkele van hen zou kunnen herkennen als zij hen opnieuw zou zien en zij gaat over tot het geven van de beschrijving van drie van wie zij zich herinnert:
1.- Een jonge man van tussen de 19-20 jaar oud, met een lengte van ongeveer 180 cm, slank postuur, kort zwart haar en mogelíjk gekleed in een donker shirt, maar dat kan ze niet nader omschrijven. [39]
[getuige 3] is op 20 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op de boulevard zag ik [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte] neus aan neus staan met een andere groep jongens. lk had deze groep nog niet eerder gezien maar later bleek dit de groep van de overleden jongen te zijn. lk zag dat [medeverdachte 2] door jongens uit mijn groep, werd tegengehouden. lk zag dat [medeverdachte 2] loskwam en richting de andere jongens rende. Toen ging de vechtpartij los. Het ging zo snel allemaal. Voor mijn gevoel knipte ik met mijn ogen en lagen er twee jongens op de grond. [40]
O: We laten jou het filmpje zien wat op de site [site] heeft gestaan
V: Wat kan je hier over vertellen?
A: Dat is die jongen die de trap kreeg van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] . [41]
[getuige 1] is op 16 juli 2021 door de Spaanse politie als getuige gehoord. Zijn verklaring is, voor zover relevant voor het bewijs, als volgt gerelateerd:”
Dat aan hem een video wordt getoond en dat bij de jongens die te zien zijn de volgende namen horen [42] : - man 1 [medeverdachte 2] , man 2: [medeverdachte 4] , man 3: [medeverdachte 3] , man 4: [medeverdachte 5] , man 5: [medeverdachte 1] , man 6: [verdachte] , man 7: [medeverdachte 6] . [43] Dat de groep doorloopt zonder bij een gelegenheid naar binnen te gaan, totdat het tweede gevecht begint. Dat dat tweede gevecht begint omdat een jongen in de mond van zijn vr¡end [medeverdachte 2] spuugt, waardoor deze laatste met hem begint te vechten, waarna andere jongens zich erbij voegen; dit zijn de zeven jongens zoals beschreven bij het voorgaande gevecht, plus nog een vriend van hem die [medeverdachte 8] heet. [44]
[getuige 4] is op 27 september 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wat heb jij allemaal gezien de nacht van 13 op 14 juli 2021?
A: Rond 02:00 uur liepen wij op de boulevard. Ik zag een jongen een klap geven en zag dat die andere jongen knocked out zou gaan. Aan de klap hoorde je dat al dat er iemand gaat vallen. Het was een doffe klap. Ik zag die jongen plat achterover vallen. Ik zag toen andere personen daar naartoe rennen en zag dat er trapbewegingen tegen zijn hoofd werden gemaakt. Stuk of drie. Ik weet ook niet of ze raak waren. Ik zag vervolgens die jongens wegrenden de straat in. Ik zag toen die jongen die op straat lag, in een plas bloed liggen. Hier stonden toen al allemaal mensen omheen. [45]
[getuige 5] is op 12 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik zag dat [slachtoffer 1] een klap kreeg die op zijn borst terecht kwam. Daarna gaf diezelfde jongen [slachtoffer 1] nog een klap. lk zag dat die jongen [slachtoffer 1] raakte met zijn vuist in het gezicht ter hoogte van zijn neus. Ik zag dat [slachtoffer 1] gelijk achterover viel en met zijn achterhoofd op de straat terecht kwam. [slachtoffer 1] stond op de stoeprand en viel daar vanaf. Hij stond met zijn gezicht richting de [bar] en viel achterover in de richting van het strand. Hij is daarna niet meer opgestaan. Er liepen nog drie jongens bij de jongen die [slachtoffer 1] sloeg. Zij liepen tegelijk met zijn vieren weg. [46]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van:
Vrijspraak van de doodslag op dan wel (zware) mishandeling van [slachtoffer 1](feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair)
De rechtbank zal verdachte van de doodslag dan wel (zware) mishandeling met de dood tot gevolg van [slachtoffer 1] vrijspreken. Aan het begin van het onderzoek waren er meerdere aanwijzingen in de richting van verdachte. De rechtbank verwees daarbij onder meer naar de verklaringen van [getuige 6] , [getuige 2] en medeverdachte [medeverdachte 6] . Uit deze verklaringen volgde dat verdachte aan het begin van het gevecht vooraan zou hebben gestaan, neus aan neus met de groep van [slachtoffer 1] , en dus betrokken was op het moment waarop [slachtoffer 1] moet zijn aangevallen. Daarnaast volgde uit deze verklaringen dat verdachte achteraf zou hebben gezegd dat hij iemand een klap of een trap zou hebben gegeven waardoor een neus van het slachtoffer scheef stond. Dit achtte de rechtbank bezwaarlijk gelet op het feit dat bij [slachtoffer 1] zijn neus was gebroken. Op grond van onder meer die verklaringen, in samenhang bezien, heeft de rechtbank in een eerder stadium de ernstige bezwaren aangenomen voor betrokkenheid van verdachte bij de doodslag op [slachtoffer 1] .
Op de terechtzitting van 21 januari 2022 heeft de rechtbank die ernstige bezwaren voor dit feit niet langer aangenomen. Zij heeft toen in haar motivering aangegeven dat de reden hiervoor was dat een aantal getuigen en verdachten inmiddels nog een keer was gehoord, waardoor bleek dat bepaalde zaken anders lagen dan oorspronkelijk werd gedacht. Zo bleek dat verdachte aan het begin van het gevecht achter iemand anders is aangegaan, namelijk [slachtoffer 3] . Daarnaast bleek dat de uitspraak van verdachte op iemand anders betrekking lijkt te hebben, namelijk op [slachtoffer 9] . Dit maakte dat de rechtbank onvoldoende aanwijzingen in het procesdossier zag om verdachte voor dit feit vast te houden.
In het verdere onderzoek zijn er geen nieuwe aanwijzingen bijgekomen op basis waarvan kan worden bewezen dat verdachte betrokken was bij de doodslag op [slachtoffer 1] . Ook gelet op de toelichting van het Openbaar Ministerie – die geen nieuwe gezichtspunten bevat – ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen. Dit maakt dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij de doodslag dan wel (zware) mishandeling met de dood tot gevolg van [slachtoffer 1] , zodat hij hiervan zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak van de poging doodslag op dan wel zware mishandeling van [slachtoffer 5](feit 2 primair en subsidiair)
Uit het procesdossier volgt dat verdachte [slachtoffer 5] een vuistslag of een elleboog heeft gegeven, waardoor [slachtoffer 5] op de grond is gevallen. [47] Uit de hierna genoemde bewijsmiddelen met betrekking tot het openlijk geweld bij de bar [bar] volgt dat vervolgens, op het moment dat [slachtoffer 5] op de grond ligt, zowel medeverdachte [medeverdachte 2] als medeverdachte [medeverdachte 6] een trap in de richting van het hoofd van [slachtoffer 5] geeft. Verdachte is hierbij niet meer aanwezig. Hij heeft zich na het op de grond werken van [slachtoffer 5] omgedraaid en is weggerend in de richting van [slachtoffer 2] . [48]
De rechtbank is van oordeel dat uit deze feiten en omstandigheden onvoldoende blijkt dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten gericht op de dood dan wel zware mishandeling van [slachtoffer 5] . Gelet op de aard van de door hem gepleegde geweldshandelingen en het moment waarop deze gedurende het totale geweld hebben plaatsgevonden – voordat [slachtoffer 5] op zijn hoofd werd getrapt – kan niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van een (al dan niet voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer 5] . Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging doodslag op, dan wel poging tot zware mishandeling, van [slachtoffer 5] .
Het openlijk geweld bij de [bar] (feit 5)
De rechtbank overweegt ten aanzien van een bewezenverklaring voor feit 5 in het bijzonder als volgt.
Nadat in de nacht van 14 juli 2021 door verdachte en medeverdachten al fors geweld was gepleegd tegen meerdere personen voor [café 1] en voor [restaurant] , gingen verdachte en de medeverdachten over de boulevard in de richting [café 2] /de bar [bar] (hierna: [bar] ). Nadat de openstaande rekening in [café 2] was betaald, kwam het tot een confrontatie tussen de groep van verdachte en een groep mannen, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (ook: de groep uit [woonplaats] ). De groep van verdachte stond tegenover de groep uit [woonplaats] . Nadat medeverdachte [medeverdachte 2] een eerste klap uitdeelde, ontstond er een massale vechtpartij waarbij door de verschillende personen uit de groep verschillende vormen van geweld werd uitgeoefend tegen de personen van de groep uit [woonplaats] . Bij het begin van dit geweld waren aanwezig verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 4] (ook: de groep van verdachte).
In korte opeenvolgende tijd volgde vanuit de groep van verdachte onder meer het volgende geweld. [slachtoffer 3] kreeg een klap op zijn gezicht en er werd geprobeerd hem te tackelen. [slachtoffer 1] is op zijn hoofd geslagen en op de grond gevallen. Daarna is hij tegen zijn hoofd geschopt. [slachtoffer 4] is tijdens het wegrennen geslagen. [slachtoffer 5] is tegen de grond gewerkt. Daarna is tegen en in de richting van zijn hoofd geschopt. [slachtoffer 2] is geschopt, geslagen en geduwd. Uit onder meer de verklaring van [getuige 7] blijkt dat de groep uit [woonplaats] tijdens deze geweldsuitbarsting niet veel deed, en vooral de klappen kreeg. [49]
[slachtoffer 5] is als gevolg van het geweld buiten bewustzijn geraakt. [50] [slachtoffer 1] is als gevolg van het geweld overleden. [51]
Voor een bewezenverklaring van het “in vereniging” plegen van geweld moet komen vast te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dat geweld.
Verdachte heeft in het begin van het geweld [slachtoffer 3] geslagen. Nadat die was weggerend, is verdachte teruggekeerd en heeft hij [slachtoffer 5] tegen de grond gewerkt en vervolgens [slachtoffer 2] nog op zijn nek gesprongen en geslagen en geschopt. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een voldoende significante bijdrage op aan de openlijke geweldpleging, niet alleen tegen deze drie slachtoffers maar tegen de hele groep uit [woonplaats] , dus ook tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] . Immers, hetgeen voor de [bar] toen en daar is voorgevallen dient te worden aangemerkt als één, massale aanval tegen een groep personen, door gezamenlijk gepleegd (openlijk) geweld waarbij de ene geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers en er daardoor gemakkelijk escalatie optreedt.
Gelet op voorgenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte welbewust heeft deelgenomen aan het openlijk geweld zoals is tenlastegelegd als feit 5, en daaraan bovendien een significante bijdrage heeft geleverd, zodat hij als pleger daarvan dient te worden aangemerkt.
(Zwaar) lichamelijk letsel tot gevolg
Aan verdachte is voorts tenlastegelegd dat zijn bijdrage aan het openlijk geweld (zwaar lichamelijk) letsel ten gevolge heeft gehad. De rechtbank acht niet bewezen dat het door verdachte gepleegde (zwaar lichamelijk) geweld letsel bij [slachtoffer 1] Dat is anders bij het letsel van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] . Verdachte heeft [slachtoffer 5] een stoot gegeven waardoor hij op de grond terecht is gekomen. De rechtbank acht op grond daarvan voldoende bewezen dat het door verdachte gepleegde geweld blauwe plekken en schaafwonden op de knie en heup van [slachtoffer 5] tot gevolg heeft gehad. Immers dit letsel is redelijkerwijs het gevolg van iemand met kracht naar de grond werken. Verdachte heeft, net als een aantal medeverdachten, [slachtoffer 2] geslagen en geschopt. De rechtbank overweegt dat wanneer, zoals in dit geval, een slachtoffer door meerdere daders wordt geslagen en geschopt over het algemeen niet vast kan worden gesteld wélke schop en wélke klap welk letsel heeft veroorzaakt. Maar de rechtbank acht wel voldoende bewezen dat het door verdachte gepleegde geweld een blauwe plek op lichaam van [slachtoffer 2] tot gevolg heeft gehad. Een blauwe plek is immers redelijkerwijs het gevolg van een klap of schop tegen het lichaam. Het letsel van [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] kwalificeert niet als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 3
primair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 7] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [slachtoffer 7] meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd en het (boven)lichaam, heeft geslagen en
- voornoemde [slachtoffer 7] meermalen, (met kracht) op/tegen het hoofd en het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [slachtoffer 7] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, openlijk, te weten op de [locatie] ter hoogte van [café 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] door voornoemde [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] te duwen en te trekken en met de vuist te stompen en te slaan en op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten een gebroken neus bij [slachtoffer 9]
en
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, openlijk, te weten op de [locatie] ter hoogte van [restaurant] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] door voornoemde [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] te duwen en te trekken en naar de grond toe te brengen en met de vuist te stompen en te slaan en te schoppen en te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en het (boven)lichaam en met een stoel te gooien in de richting van voornoemde slachtoffers en andere personen, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten een blauw oog bij [slachtoffer 7] ;
feit 5
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanke, in Spanje openlijk, te weten ter hoogte van bar [bar] op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]
door:
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5] te duwen en/of naar de grond toe te
brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen
op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam , terwijl dit door hem gepleegde geweld lichamelijk letsel tengevolge heeft gehad, te weten:
- ( blauwe) plekken op zijn hoofd en/of benen, althans zijn lichaam bij [slachtoffer 2]
en
-blauwe plekken op de knie en de heup bij [slachtoffer 5] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 3 primair, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 3 primair
medeplegen van poging tot doodslag;
feit 4
(bij [café 1] )
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
en
(bij [restaurant] )
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dit door hem gepleegde geweld lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
feit 5
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dit door hem gepleegde geweld lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 9] voor de duur van vijf jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel en het uit te oefenen toezicht (door de politie) dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdedigingDe raadsvrouw van verdachte heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en verdachte, ook indien er geen jeugdstrafrecht wordt toegepast, geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Mocht de rechtbank naast een onvoorwaardelijke straf ook nog een voorwaardelijke straf opleggen, dan heeft de raadsvrouw verzocht bij het opnemen van bijzondere voorwaarden de voorwaarde van het meewerken aan middelencontrole niet op te nemen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder geldt het volgende.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de nacht van 14 juli 2021 op Mallorca schuldig gemaakt aan meerdere ernstige geweldsfeiten. Hij heeft zich zowel bij [café 1] als bij [restaurant] als bij de [bar] schuldig gemaakt aan openlijk geweld. Bij [café 1] heeft hij daarbij [slachtoffer 9] een gebroken neus geslagen. Bij [restaurant] heeft hij met anderen geweld gebruikt tegen [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] , waardoor [slachtoffer 7] gewond is geraakt. Dat geweld tegen [slachtoffer 7] was zelfs zo hevig en intens dat [slachtoffer 7] daaraan had kunnen overlijden. Bij de [bar] maakte verdachte vervolgens deel uit van een groep die zwaar geweld heeft gepleegd tegen vijf slachtoffers: [slachtoffer 5] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Alle vijf deze slachtoffers hebben verwondingen opgelopen en [slachtoffer 1] is door de opgelopen verwondingen overleden. Dat het hier om ernstige feiten gaat met zeer ernstige gevolgen, behoeft geen betoog.
Uit verklaringen van verdachte en aangevers en uit de beelden van het geweld voor [restaurant] blijkt dat verdachte bij [café 1] en [restaurant] zich zeer agressief heeft gedragen. Hij heeft de verschillende slachtoffers meerdere keren hard geslagen. Hij heeft [slachtoffer 7] meermalen geslagen, ook toen deze op de grond was beland en weer op wilde krabbelen. [slachtoffer 7] was een speelbal van het op hem door verdachte en zijn medeverdachten uitgeoefende geweld en is uiteindelijk buiten bewustzijn op de grond achtergebleven.
Alleen de feiten voor [café 1] en [restaurant] rechtvaardigen, gelet op de ernst ervan, al een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Maar, terwijl te verwachten zou zijn dat verdachte van dit geweld en het resultaat ervan geschrokken zou zijn, gaat hij enige tijd later bij de [bar] opnieuw over tot geweld. Zonder dat er voor hem enige wezenlijke aanleiding was, heeft hij zich met zijn medeverdachten op een groep mannen gestort. Dat geweld had al meteen tot resultaat dat [slachtoffer 1] buiten bewustzijn op de grond achterbleef en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] gewond wisten te ontkomen. Niettemin ging het geweld door tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] . Op de beelden is te zien dat de hele groep zich dan tegen hen beiden richt. [slachtoffer 5] wordt naar de grond gewerkt en tegen zijn hoofd geschopt, waarna hij bewusteloos blijft liggen. Ook wordt met meerdere personen, waaronder verdachte, geprobeerd [slachtoffer 2] ten val te brengen en ook naar hem wordt geslagen en geschopt. De vraag komt op wat er met hem zou zijn gebeurd als hij zich niet ternauwernood staande had weten te houden. Verdachte was van het begin af aan bij het geweld betrokken en heeft meerdere slachtoffers geslagen en geschopt. Hij heeft er ook voor gezorgd dat slachtoffer [slachtoffer 5] op de grond viel, waar hij vervolgens door medeverdachten tegen zijn hoofd werd geschopt.
Aan de ernst en strafwaardigheid van het openlijk geweld bij de [bar] draagt nog bij dat verdachte kort daarvoor ook al betrokken was bij ernstig openlijk geweld bij [café 1] en [restaurant] . Dat geweld eindigde met een slachtoffer dat bewusteloos op de grond achterbleef, terwijl verdachte nog een stoel naar hem toegooide. Niettemin heeft hij zich kort daarna – wetende hoe het eerdere geweld was afgelopen – samen met die medeverdachten opnieuw in een gevecht gestort. Hij kon weten hoe dit af zou kunnen lopen en had, in plaats van mee te doen, zich hiervan moeten distantiëren.
Verdachte is vrijgesproken van de doodslag van [slachtoffer 1] . Maar de rechtbank is van oordeel dat verdachte in vereniging geweld heeft gepleegd tegen alle vijf de slachtoffers, ook tegen [slachtoffer 1] . Dat [slachtoffer 1] is overleden, levert voor verdachte niet een strafverzwarende omstandigheid in de zin van de wet op, maar draagt wel bij aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan en heeft daarmee invloed op de hoogte van de op te leggen straf.
De rechtbank hecht er aan het volgende op te merken. Er is in de media en ook ter zitting gesproken over ‘het geheim van Mallorca’. Daarbij is de vraag opgeworpen of betrokkenen meer weten over de dood van [slachtoffer 1] dan zij vertellen. Wat daar van zij, niet vastgesteld kan worden dat dit voor verdachte geldt. Alleen al daarom speelt dit geen rol bij de strafoplegging. Bij de op te leggen straf is alleen bepalend wat ten laste van verdachte bewezen is verklaard.
De vraag rijst waarom verdachte en zijn medeverdachten tot dit geweld zijn overgegaan. Er zijn door hen woorden als “verhaal halen”, “uitpraten” “verdedigen” en “vrienden helpen” gebruikt. Maar waartegen nu verdedigd moest worden en wie er nu geholpen moest worden, blijkt niet. En “verhaal halen” en “uitpraten” lijken, zoals wel vaker in de rechtszaal, synoniemen voor “vechten”.
De slotsom blijft dat sprake is geweest van zonder werkelijke aanleiding gepleegd, zinloos en excessief uitgaansgeweld. Met in dit geval fatale gevolgen.
Mensen moeten veilig uit kunnen gaan en daarna ook weer veilig thuis kunnen komen. Dat geldt ook – en misschien wel in het bijzonder – voor jongeren.
In de media en ook door de officier van justitie is een beeld geschetst van een groep jongens die ‘op oorlogspad’ was. Het mag zo zijn dat dit allemaal niet het vooropgezette plan was van verdachte en zijn medeverdachten was, maar wat wel gezegd mag worden is dit: het is de angst van veel jongeren – en waarschijnlijk ook van hun ouders – dat ze op een uitgaansavond een groep als die van verdachte en zijn medeverdachten tegenkomen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 25 januari 2022. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder voor vergelijkbare delicten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro-Justitia rapportage van 13 december 2021, opgemaakt door S.A. Moonen, gezondheidspsycholoog, waaruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de zin van ADHD. Dit was ten tijde van het tenlastegelegde niet anders. Over de beoordeling van een verband tussen de stoornis (ADHD) en de door verdachte bekende ten laste gelegde feiten kan volgens de psycholoog worden betoogd dat verdachte weliswaar vanuit zijn stoornis geneigd kan zijn enigszins impulsief te handelen, maar dat zijn gedrag niet in die mate hierdoor bepaald wordt dat gesproken kan worden van beperkingen in zijn wilsvrijheid. De alcoholinname van verdachte kwam niet voort uit een stoornis. De psycholoog adviseert verdachte de ten laste gelegde feiten, bij een bewezenverklaring, volledig toe te rekenen. Bij gebrek aan een doorwerking van de stoornis in de ten laste gelegde feiten, kan geen op pathologie gestoelde risico inschatting worden gedaan. Volgens de psycholoog kan verdachte beschouwd worden als een typische adolescent die nog met één been in zijn jeugd staat en met één been in de volwassenwereld, en bij wie gesproken kan worden van een nog onvoltooide ontwikkeling. Er zijn geen contra-indicaties voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht. Ter terechtzitting van 10 oktober 2022 heeft de deskundige haar standpunten herhaald en haar advies gehandhaafd.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het een reclasseringsadvies van 20 september 2022, opgemaakt door C.P.M. Cruijen, reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de reclassering het risico op recidive en letsel inschat als laag-gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering, indien de duur van een mogelijke gevangenisstraf dit toelaat, een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met de slachtoffers.
De rechtbank overweegt dat uit het procesdossier – in het bijzonder uit de inhoud van afgeluisterde gesprekken – een beeld naar voren komt van een verdachte die met de nodige bravoure over zijn handelen praat, daarvan weinig spijt lijkt te hebben en de verantwoordelijkheid daarvoor deels bij de slachtoffers lijkt te leggen. Dit beeld vindt ook bevestiging in wat sommige getuigen over hem verklaren. En ook uit het laatste reclasseringsrapport volgt deze houding van verdachte; het heeft er toe geleid dat de schorsing van zijn voorlopige hechtenis is opgeheven. Ook ter terechtzitting heeft verdachte deze zorgelijke kant van zijn persoonlijkheid af en toe laten zien. Tegelijkertijd toont verdachte zich op sommige momenten ook schuldbewust en kwetsbaar; hij heeft erkend dat hij hulp nodig heeft om agressief gedrag in de toekomst te voorkomen.
Het volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten achttien jaar oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c Sr is het mogelijk om bij jongvolwassenen tussen de 16 en 23 jaar af te wijken van die hoofdregel en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De persoonlijkheid van een verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan moeten daarvoor dan aanleiding geven.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat deze uitzondering is ingevoerd om toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen bij jongvolwassenen te bevorderen, wanneer dit, gelet op de ontwikkelingsfase van de jongvolwassene, de meest effectieve manier is om het gedrag in gunstige zin te beïnvloeden. Het doel daarbij is om zo ook de adolescent te stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen. Er wordt daarbij voornamelijk gedacht aan jongvolwassen verdachten van ernstige misdrijven, die als veelpleger te boek staan en die bijzonder kwetsbaar zijn. In die gevallen is er mogelijk sprake van een (forse) vrijheidsbenemende straf, waarbij de tenuitvoerlegging onder het jeugdrecht afwijkt van het volwassenenstrafrecht. Een belangrijk verschil daarbij is dat binnen een justitiële jeugdinrichting (JJI) een pedagogische aanpak mogelijk is. Ook kan er in de hiervoor genoemde gevallen eerder sprake zijn van oplegging van een maatregel met behandeling, waarvoor het jeugdrecht andere mogelijkheden biedt dan het volwassenenstrafrecht.
Dit is het uitgangspunt zoals die op dit moment geldt en door de rechtbank zal worden gehanteerd. Met betrekking tot de door de raadsvrouw benoemde discussies ten aanzien van een mogelijke wijziging hiervan, overweegt de rechtbank dat deze ontwikkeling niet zo eenduidig en pertinent is dat zij daarin reden ziet een ander uitgangspunt te hanteren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in de zaak van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is een jongvolwassene die (tot aan zijn detentie) thuiswonend was, maar ook een zelfstandig leven had met studie, vrienden en een eigen bedrijf. Verder blijkt uit de psychologische rapportage dat er bij verdachte, naast ADHD, geen sprake is van een stoornis of een cognitieve beperking. Daarnaast wordt in deze rapportage opgemerkt dat er bij verdachte een mogelijkheid bestaat van pedagogische beïnvloeding, maar dat daar geen noodzaak toe is. Er wordt ook geen specifieke behandeling of maatregel van het jeugdstrafrecht geadviseerd. Dit alles tezamen maakt dat de rechtbank er niet van is overtuigd dat het sanctiestelsel van het jeugdstrafrecht de meest effectieve manier is om het gedrag van verdachte te beïnvloeden. Het verzoek van de verdediging tot toepassing van het jeugdstrafrecht zal dan ook worden afgewezen.
De straf
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is en zij zal deze straf aan verdachte opleggen. Deze straf is lager dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank het medeplegen van de doodslag op [slachtoffer 1] – wat voor de hoogte van de gevorderde straf bepalend was – niet bewezen acht.
De rechtbank is zich ervan bewust dat ook de door de rechtbank opgelegde straf ingrijpend is en mogelijk het leven van verdachte en zijn familie zal ontwrichten. Zijn studie komt in het gedrang en de gevolgen voor zijn toekomst zullen groot zijn. Verdachte is een nog jonge man met een grotendeels blanco strafblad, die in één nacht ernstig de fout in is gegaan. Maar de rechtbank moet ook rekening houden met de ernstige gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. En met de ernstige inbreuk die zijn handelen heeft gemaakt op het gevoel van veiligheid in de samenleving. Het signaal naar verdachte en ook naar anderen moet zijn: dit soort zinloos en extreem groepsgeweld wordt zwaar bestraft.
De rechtbank merkt nog op dat de tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt, gelet op de bewezenverklaring en de straf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, afgewezen. De rechtbank weegt hierbij mee dat er sprake is van een bewezenverklaring voor een feit waardoor de rechtsorde is geschokt.
Geen vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet geen aanleiding de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Er is geen enkele aanwijzing dat verdachte contact zou willen zoeken met slachtoffers in deze zaak. Niet gebleken is daarom dat een contactverbod noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot teruggave van de in beslag genomen goederen aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de in beslag genomen laptop terug te geven aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861880);
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861881);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861884);
  • 1 STK Shirt (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861885);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861886);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861888);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861890);
  • 1 STK Notebook, inclusief lader, zwart merk: Lenovo (Omschrijving/goednummer: G2861856).

10.BENADEELDE PARTIJEN

Nabestaanden en slachtoffers hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij hebben de rechtbank verzocht om hoofdelijke toewijzing van hun vordering, en deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr aan verdachte op te leggen.
10.1
De vorderingen
10.1.1
Slachtoffers ‘ [café 1] ’
[slachtoffer 9]
vordert een bedrag van in totaal € 3.146,93 (€ 646,93 materieel en € 2.500,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Medische kosten € 130,-;
  • Reis- parkeerkosten naar KNO-arts € 141,93;
  • Kosten bebloede kleding € 125,-;
  • Eigen risico rechtsbijstandsverzekering € 250,-;
  • Immateriële schade € 2.500,-.
[slachtoffer 6]
vordert een bedrag van in totaal € 2.702,50 (€ 862,50 materieel, € 1.750,- immaterieel en € 90,- proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
- Gederfde inkomsten € 862,50;
  • Immateriële schade € 1.750,-;
  • Reiskosten naar de rechtbank € 90,-.
10.1.2
Slachtoffers ‘ [restaurant] ’
[slachtoffer 7]
vordert een bedrag van in totaal € 3.702,46 (€ 572,46 materieel, € 3.000,- immaterieel en € 130,- proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
  • Reiskosten naar ziekenhuis Mallorca € 45,66;
  • Ziektekosten € 385,-;
  • Reiskosten naar ziekenhuis Nederland € 22,80;
  • Horloge € 119,-;
  • Immateriële schade € 3.000,-;
  • Reiskosten naar de rechtbank € 130,-.
[slachtoffer 8]
vordert een bedrag van in totaal € 1991,20 (€ 150,- materieel, € 1.750,- immaterieel en € 91,20 proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
  • Beschadigde kleding € 150,-;
  • Immateriële schade € 1.750,-;
  • Reiskosten naar de rechtbank € 91,20.
10.1.3
Slachtoffers ‘ [bar] ’
[slachtoffer 5]
vordert een bedrag van in totaal € 9.067,39 (€ 4.067,39 materieel en € 5.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Kosten AirBnB Mallorca € 157,68;
  • Huurauto € 56,65;
  • Vliegticket Mallorca-Amsterdam € 145,01;
  • Huurkosten woning € 2.292,15;
  • Kosten laminaatvloer huurwoning € 645,90;
  • Eigen risico zorgverzekering 2022 en 2023 € 770,-;
  • Immateriële schade € 5.000,-.
[slachtoffer 4]
vordert een bedrag van in totaal € 17.598,16, (€ 12.598,16 materieel en
€ 5.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Kosten AirBnB Mallorca € 157,68;
  • Huurauto € 56,65;
  • Bootticket Mallorca-Ibiza € 87,66;
  • Vliegticket Ibiza-Amsterdam € 152,45;
  • Hotel Palma de Mallorca € 56,63;
  • Kleding begrafenis [slachtoffer 1] € 109,94;
  • Taxi naar ziekenhuis Mallorca € 32,-;
  • Eigen risico zorgverzekering 2022 en 2023 € 770,-;
  • Gederfde inkomsten € 11.175,15;
  • Immateriële schade en/of schokschade € 5.000,-.
[slachtoffer 2]
vordert een bedrag van in totaal € 15.595,56 (€ 10.595,56 materieel en
€ 5.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Kosten AirBnB Mallorca € 157,68;
  • Bootticket Mallorca-Ibiza € 87,66;
  • Vliegticket Ibiza-Amsterdam € 152,45;
  • Hotel Palma de Mallorca € 56,63;
  • Taxi van ziekenhuis Mallorca € 40,-;
  • Eigen risico zorgverzekering 2022 en 2023 € 1270,-;
  • Kosten opvragen medische informatie € 31,14;
  • Gederfde inkomsten € 8.800,-;
  • Immateriële schade en/of schokschade € 5.000,-.
[slachtoffer 3]
vordert een bedrag van in totaal € 6.702,42,42 (€1.702,42 materieel en
€ 5.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Kosten AirBnB Mallorca € 157,68;
  • Bootticket Mallorca-Ibiza € 87,66;
  • Vliegticket Ibiza-Amsterdam € 152,45;
  • Hotel Palma de Mallorca € 56,63;
  • Eigen risico zorgverzekering 2022 en 2023 € 1248,-;
  • Immateriële schade en/of schokschade € 5.000,-.
10.1.4
Nabestaanden van [slachtoffer 1]
[benadeelde 2] en [benadeelde 1] , ouders van [slachtoffer 1]
De ouders van [slachtoffer 1] vorderen een bedrag van in totaal € 69.100,63 (€ 9.350,63 materieel en € 59.750,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Vererfde letselschade van € 28.648,11;
  • Overlijdensschade € 40.452,52.
[benadeelde 3] , vriendin van [slachtoffer 1]
De vriendin van [slachtoffer 1] vordert een bedrag van in totaal € 307.652,- (€ 287.652,- materieel en € 20.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Gederfd levensonderhoud van € 287.652,- ;
  • Affectieschade van € 20.000,-.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verschillende standpunten ingenomen ten aanzien van de vorderingen. De rechtbank zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verschillende verweren gevoerd tegen de vorderingen. De rechtbank zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt de rechtbank vast dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit geldt zowel voor de (poging(en) tot) doodslag als het openlijk geweld. Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel wordt toegebracht, en verdachte heeft dat voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Of aan verdachte zelf het opgelopen (zwaar) lichamelijk letsel is tenlastegelegd c.q. bewezenverklaard is daarbij niet van belang. Voor aansprakelijkheid krachtens artikel 6:166 BW is namelijk niet vereist dat een individu uit de groep zelf schade heeft veroorzaakt om daarvoor in civielrechtelijke zin aangesproken te kunnen worden. De regeling beoogt buiten twijfel te stellen dat een deelnemer aan onrechtmatige gedragingen in groepsverband zich niet aan aansprakelijkheid voor de daaruit geresulteerde schade kan onttrekken met het causaliteitsverweer dat de schade ook zonder zijn deelneming zou zijn ontstaan.
10.4.1
Slachtoffers ‘ [café 1] ’
Verdachte heeft, samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] . Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] daardoor hebben geleden.
[slachtoffer 9]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde medische kosten ter hoogte van € 130,-, de reis- en parkeerkosten naar de KNO-arts ter hoogte van € 141,93, de kosten van de bebloede kleding ter hoogte van € 125,-, en het eigen risico van de rechtsbijstandsverzekering ter hoogte van
€ 250,- van de benadeelde partij [slachtoffer 9] geldt dat zij allemaal voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
Immateriële schadeDe gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een gebroken neus en een hersenschudding. Gelet op de aard van het letsel en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van de gevorderde € 2.500,- billijk.
ProceskostenVerdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
[slachtoffer 6]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] die ziet op de gederfde inkomsten ter hoogte van € 862,50 onvoldoende is onderbouwd. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een blauw oog en litteken boven zijn ooglid. Gelet op de aard van het letsel en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van een vergoeding van € 500,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ter hoogte van € 90,- aan reiskosten van en naar de rechtbank. Anders dan de verdediging heeft gesteld vormt het bepaalde uit artikel 238 lid 1 het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geen beletsel voor het toekennen van deze reiskosten. Dit komt voort uit het feit dat de benadeelde partij uitsluitend zijn eigen reiskosten vordert, en daarbij niet ook vergoeding vordert van kosten van zijn gemachtigde advocaat.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
10.4.2
Slachtoffers ‘ [restaurant] ’
Verdachte heeft zich, met de medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] , schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer 7] .
Verdachte heeft, met medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 7] .
Verdachte heeft, met medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 8] .
Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] daardoor hebben geleden.
[slachtoffer 7]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten naar het ziekenhuis in Mallorca ter hoogte van
€ 45,66, de ziektekosten ter hoogte van € 385,-, en de reiskosten naar het ziekenhuis in Nederland ter hoogte van € 22,80 van de benadeelde partij [slachtoffer 7] geldt dat zij allemaal voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij die ziet op het horloge ter hoogte van € 119,- onvoldoende is onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen de strafbare feiten en de schade onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van onder meer een gebroken duim, en de benadeelde partij door het forse geweld op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de aard van het letsel en de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van de gevorderde
€ 3.000,- billijk.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ter hoogte van € 130,- aan reiskosten van en naar de rechtbank. Anders dan de verdediging heeft gesteld vormt het bepaalde uit artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geen beletsel voor het toekennen van deze reiskosten. Dit komt voort uit het feit dat de benadeelde partij uitsluitend zijn eigen reiskosten vordert, en daarbij niet ook vergoeding vordert van kosten van zijn gemachtigde advocaat.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
[slachtoffer 8]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] die ziet op de beschadigde kleding ter hoogte van € 150,- onvoldoende is onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen het strafbare feit en de schade onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan zijn neus en hoofd. Gelet op de aard van het letsel en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank toewijzing van een vergoeding van € 1.000,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ter hoogte van € 91,20 aan reiskosten van en naar de rechtbank. Anders dan de verdediging heeft gesteld vormt het bepaalde uit artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geen beletsel voor het toekennen van deze reiskosten. Dit komt voort uit het feit dat de benadeelde partij uitsluitend zijn eigen reiskosten vordert, en daarbij niet ook vergoeding vordert van kosten van zijn gemachtigde advocaat.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. De klap die de benadeelde partij eerder aan een medeverdachte heeft gegeven kan in de omstandigheden van dit geval niet worden aangemerkt als een gedraging die de schade (mede) heeft veroorzaakt.
10.4.3.
Slachtoffers [bar] ’
Verdachte heeft, samen met medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] , openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de nabestaanden van [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] daardoor hebben geleden.
[slachtoffer 5]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, en de kosten van het vliegticket van Mallorca naar Amsterdam ter hoogte van € 145,01 van de benadeelde partij [slachtoffer 5] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 770,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.
De kosten van de huurauto ter hoogte van € 56,65 zullen worden afgewezen nu deze niet zijn onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat vorderingen van de benadeelde partij die zien op de huurkosten van de woning ter hoogte van € 2.292,15, alsmede de laminaatvloer ter hoogte van € 645,90 onvoldoende zijn onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen het strafbare feit en deze schade onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vorderingen worden ontvangen en kan hij die vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan onder meer zijn hoofd, en de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is door het geweld bewusteloos geraakt en werd er na het bijkomen mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheden bijdragen aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroten. Gelet op de aard van het letsel en de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van de gevorderde € 5.000,- billijk.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Het gedrag van de benadeelde partij voorafgaand aan de strafbare feiten kan, wat er verder ook van zij, niet worden aangemerkt als een gedraging die de schade (mede) heeft veroorzaakt.
[slachtoffer 4]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45, de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63, en de kosten van de taxi naar het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 32,- van de benadeelde partij [slachtoffer 4] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 770,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.
De kosten van de huurauto ter hoogte van € 56,65 zullen worden afgewezen nu deze niet zijn onderbouwd.
De kosten voor de kleding voor de begrafenis van [slachtoffer 1] ter hoogte van € 109,94 zullen worden afgewezen nu het rechtstreeks verband tussen bewezen verklaarde strafbare feit en de schade ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij die ziet op de gederfde inkomsten ter hoogte van € 11.175,15 onvoldoende is onderbouwd. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade/schokschade
De vorderding tot schokschade zal worden afgewezen, omdat aan de criteria voor toewijzing ervan niet wordt voldaan. In het bijzonder is onvoldoende gebleken van een zodanige aard en hechtheid van de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] dat schokschade kan worden toegewezen.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is er, na het geweld tegen hemzelf, mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheid bijdraagt aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroot. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van € 3.000,- billijk. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
[slachtoffer 2]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45, de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63, de kosten van de taxi van het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 40,-, en de kosten voor het opvragen van de medische informatie ter hoogte van € 31,14 van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 1.270,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.
De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij die ziet op de gederfde inkomsten ter hoogte van € 8.800,- onvoldoende is onderbouwd. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade/schokschade
De vorderding tot schokschade zal worden afgewezen, omdat aan de criteria voor toewijzing ervan niet wordt voldaan. In het bijzonder is onvoldoende gebleken van een zodanige aard en hechtheid van de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] dat schokschade kan worden toegewezen.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is er, na het geweld tegen hemzelf, mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheid bijdraagt aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroot. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van € 3.000,- billijk. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
[slachtoffer 3]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45 en de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63van de benadeelde partij [slachtoffer 3] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 1.248,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.
Immateriële schade/schokschade
De vorderding tot schokschade zal worden afgewezen, omdat aan de criteria voor toewijzing ervan niet wordt voldaan. In het bijzonder is onvoldoende gebleken van een zodanige aard en hechtheid van de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] dat schokschade kan worden toegewezen.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is er, na het geweld tegen hemzelf, mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheid bijdraagt aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroot. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van € 3.000,- billijk. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
10.4.4
Nabestaanden van [slachtoffer 1]
[benadeelde 2] en [benadeelde 1] , ouders van [slachtoffer 1]
De ouders van [slachtoffer 1] vorderen (mede namens zijn broer) een bedrag van € 28.648,11 aan letselschade van [slachtoffer 1] welke vordering door vererving onder algemene titel op hen is overgegaan. Dit bedrag valt uiteen in een ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van
€ 155,-, reis- en verblijfkosten Mallorca van zijn ouders en vriendin ter hoogte van
€ 3.743,11 en immateriële schade (smartengeld) ter hoogte van € 24.750,- voor de periode die [slachtoffer 1] in het ziekenhuis heeft gelegen zonder kwaliteit van leven.
Voorts vorderen de ouders van [slachtoffer 1] een bedrag van € 40.452,52 aan overlijdensschade, bestaande uit affectieschade ter hoogte van € 35.000,- (tweemaal
€ 17.500,-) en uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452,52.
Op grond van artikel 6:95 lid 2 BW kan een vordering ter zake immateriële schade onder algemene titel overgaan als de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken. De rechtbank is van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW) onaanvaardbaar zou zijn indien verdachte zich erop zou kunnen beroepen dat [slachtoffer 1] , die na het door de groep van verdachte toegebrachte letsel niet meer bij bewustzijn is geweest, geen mededeling heeft gedaan dat hij aanspraak maakt op vergoeding van door hem geleden immateriële schade.
Materiële schade (al dan niet vererfd)
Ten aanzien van de gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van € 155,-, de reis- en verblijfkosten Mallorca van [slachtoffer 1] zijn ouders en vriendin ter hoogte van € 3.743,11, en de uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452,52 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
Voor de gevorderde reis- en verblijfskosten op Mallorca geldt dat [slachtoffer 1] in het ziekenhuis niet meer in staat was zijn eigen belangen te behartigen, zodat zijn ouders en vriendin moesten komen om dat voor hem te doen. De als gevolg daarvan gemaakte kosten zijn te kwalificeren als kosten gemaakt wegens zaakwaarneming (artikel 6:198 BW) die, hoewel zij in eerste instantie zijn gedragen door de ouders van [slachtoffer 1] , op grond van artikel 6:200 BW voor rekening van [slachtoffer 1] kwamen, en derhalve door de erfgenamen van [slachtoffer 1] als materiële schade kunnen worden gevorderd en moeten worden vergoed.
Immateriële schade (al dan niet vererfd)
De gevorderde immateriële schade van [slachtoffer 1] ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat verdachte door het gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, ten gevolge waarvan hij na vijf dagen in het ziekenhuis uiteindelijk is komen te overlijden. De rechtbank acht toewijzing van de gevorderde € 24.750,- billijk.
Op grond van artikel 6:108 lid 3 BW hebben nabestaanden ook recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade (affectieschade). Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade (overlijden door een misdrijf van een meerderjarig uitwonend kind) zal aan beide ouders worden toegewezen het gevorderde bedrag van € 17.500,-, dus in totaal € 35.000,-.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 3] , vriendin van [slachtoffer 1]
Materiële schade
[benadeelde 3] vordert een bedrag van € 287.652,- aan gederfd levensonderhoud. Voor toewijzing van dit bedrag moet op grond van artikel 6:108 lid 1 sub c BW komen vast te staan dat zij in gezinsverband samenwoonde met [slachtoffer 1] . [benadeelde 3] heeft weliswaar gesteld dat hiervan sprake was, maar de verdediging heeft dit gemotiveerd betwist. Gelet op die betwisting – en op wat door de benadeelde partij ter onderbouwing van haar stelling naar voren is gebracht – staat het op dit moment onvoldoende vast dat [slachtoffer 1] en [benadeelde 3] inderdaad in gezinsverband samenwoonden. Er zal op dit punt (nadere) bewijslevering nodig zijn. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:108 lid 3 BW (deels) voor toewijzing gereed, omdat de [benadeelde 3] als nabestaande recht heeft op vergoeding van affectieschade. Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade zal aan [benadeelde 3] worden toegewezen een bedrag van € 17.500,-. Dit is het bedrag dat op grond van dit besluit toekomt aan een persoon die ten tijde van de gebeurtenis in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene staat, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij voor de toepassing van lid 3 als naaste wordt aangemerkt. [benadeelde 3] had € 20.000,- gevorderd. Dit is het bedrag dat op grond van het besluit toekomt aan de levensgezel die met de overledene een gezamenlijke huishouding voerde. Gelet op wat hiervoor op dit punt bij de materiële schade is overwogen, zal [benadeelde 3] in het gedeelte van € 2.500,- van haar vordering, niet ontvankelijk worden verklaard en zal worden bepaald dat zij ook dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 14 juli 2022. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen – ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten – aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.
De rechtbank overweegt hierbij dat het jeugdrecht niet van toepassing wordt verklaard, zodat zij geen aanleiding ziet om af te wijken van het gebruikelijke aantal dagen gijzeling, zoals opgenomen in de oriëntatiepunten die door het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld. De rechtbank houdt hierbij rekening met de maximumduur van 1 jaar (360 dagen) gijzeling per schadevergoedingsmaatregel, waarbij de samenloopregeling van artikel 57 en 58 van het Wetboek van Strafrecht in acht wordt genomen. Die maximale duur van de gijzeling zal naar rato van de hoogte van de toegewezen bedragen over de verschillende maatregelen worden verdeeld.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 60a, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair, subsidiair meer subsidiair, 2 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 3 primair, 4 en 5 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 3 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig)maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861880);
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861881);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861884);
  • 1 STK Shirt (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861885);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861886);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861888);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2861890);
  • 1 STK Notebook, inclusief lader, zwart merk: Lenovo (Omschrijving/goednummer: G2861856).
Voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 9]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 9] geheel toe tot een bedrag van € 3.146,93, waarvan € 646,93 aan materiele schadevergoeding en € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 9] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 9] aan de Staat € 3.146,93 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 19 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
[slachtoffer 6]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 6] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 500,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 6] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 6] wat betreft de gevorderde gederfde inkomsten niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 6] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 90,-;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat € 500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 7]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 7] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 3.453,46, waarvan € 453,46 aan materiële schadevergoeding en € 3.000 aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 7] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 7] wat betreft de kosten voor het verloren horloge niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 130,-;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de Staat € 3.453,46te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 8]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 8] gedeeltelijk toe tot een bedrag van €1.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 8] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 8] wat betreft de gevorderde kosten aan beschadigde kleding niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 8] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 91,20;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat
€ 1.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 5.302,69, waarvan € 302,69 aan materiële schadevergoeding en € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 5] wat betreft de gevorderde kosten aan eigen risico, huurkosten en kosten voor de laminaatvloer niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] wat betreft de gevorderde kosten voor de huurauto af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 5.302,69 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 28 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 3.486,42, waarvan € 486,42 aan materiële schadevergoeding en € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 4] wat betreft de gevorderde kosten aan eigen risico en gederfde inkomsten niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade en de gevorderde kosten voor de huurauto, kosten voor de kleding van de begrafenis van [slachtoffer 1] en af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 3.486,42 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 3.525,56, waarvan € 525,56 aan materiële schadevergoeding en € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 2] wat betreft de gevorderde kosten aan eigen risico en gederfde inkomsten niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 3.525,56 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 3]
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 3.454,42, waarvan € 454,42 aan materiële schadevergoeding en € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 3] wat betreft de meer gevorderde kosten aan eigen risico niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade en af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat
€ 3.454,42 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 2] en [benadeelde 1]
- wijst de vordering van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] geheel toe tot een bedrag van € 69.100,63, waarvan € 9.350,63 aan materiële schadevergoeding en
€ 59.750,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] en [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] aan de Staat € 69.100,63 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 158 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 3]
- wijst de vordering van [benadeelde 3] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 17.500,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde 3] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 17.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 61 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mr. V.C. Kool, (kinder)rechter, en mr. H.B.W. Beekman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila en mr. R. van Donk-Carbo, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
primair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1]
opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, te trappen en/of te schoppen, (terwijl voornoemde [slachtoffer 1]
op de grond lag);
subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder andere) een of meerdere onderhuidse bloeduitstorting(en) en/of schaafletsel(s) en/of huidscheur(en) aan het hoofd en/of een gebroken neus en/of een of meerdere schedelbreuk(en), heeft toegebracht, door
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, te trappen en/of te schoppen, (terwijl voornoemde [slachtoffer 1]
op de grond lag), terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1]
heeft mishandeld door
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, te trappen en/of te schoppen, (terwijl voornoemde [slachtoffer 1]
op de grond lag), terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
feit 2
primair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 5] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of geduwd en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt (terwijl voornoemde [slachtoffer 5] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans
het (bovenlichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of
geduwd en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans
het (bovenlichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt (terwijl
voornoemde [slachtoffer 5] op de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
primair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 7] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [slachtoffer 7] op
de grond lag),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 7] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (bovenlichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [slachtoffer 7] op
de grond lag) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in Spanje, openlijk, te weten op de [locatie] (ter hoogte van [café 1] en/of [restaurant] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 9] en/of J. [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 7] door:
- voornoemde [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of met voornoemde slachtoffer(s) te worstelen en/of met een stoel te gooien in de richting van voornoemde slachtoffer(s) en/of een of meer andere perso(o)n(en), terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel tengevolge heeft gehad, te weten:
- een gebroken neus en/of een scheurtje in de neusvleugel en/of een tand door de lip bij [slachtoffer 9]
en/of
- een gebroken duim en/of een dikke neus en/of een opgezwollen enkel en/of blauwe
plekken op de armen, althans het lichaam, en/of een blauw oog bij [slachtoffer 7] ;
feit 5
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in Spanje, openlijk, te weten op de [locatie] (ter hoogte van bar [bar] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
door:
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5]
meermalen, althans eenmaal, te duwen en/ofte trekken en/of naar de grond toe te
brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen
op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of met voornoemde slachtoffer(s) te worstelen, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel tengevolge heeft gehad, te weten:
- ( blauwe) plekken op zijn hoofd en/of benen, althans zijn lichaam bij [slachtoffer 2]
en/of
- een of meer blauwe plek(en) en/of schaafwond(en) op de knie en/of de heup en/of het
oor en/of in het gezicht, althans het lichaam, en/of een gezwollen schedel en/of een bult op
het hoofd bij [slachtoffer 5] en/of
- een of meerdere onderhuidse bloeduitstorting(en) en/of schaafletsel(s) en/of huidscheur(en) aan het hoofd en/of een gebroken neus en/of een of meerdere schedelbreuk(en) bij [slachtoffer 1] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772 en het wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek van 17 december 2021 met proces-verbaalnummer 2021230390, doorgenumerd pagina 1 tot en met pagina 316. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 90.
3.een geschrift, inhoudende de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 9] van 12 oktober 2022, pagina 2.
4.Pagina 66.
5.Pagina 67.
6.Pagina 68.
7.Pagina 69 en bijlage 7 op pagina 77.
8.Pagina 2657.
9.Pagina 2658.
10.Pagina 54.
11.Pagina 55.
12.Deze foto is weergegeven op pagina 58. Hierop is te zien dat [slachtoffer 7] een blauw oog heeft.
13.Pagina 56.
14.Pagina 98.
15.Pagina 100.
16.Het bestand ‘ [bestandsnaam] ’. Daar waar de rechtbank verwijst naar tijdstippen, gaat dit om de tijd die rechtsboven in beeld wordt weergegeven. Op deze beelden zijn door de politie de namen van verdachten en slachtoffers aangegeven.
17.Pagina 2690.
18.Pagina 2691.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , pagina 56; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] , pagina 100 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris op 11 april 2022, pagina 10.
20.Het bestand ‘ [bestandsnaam] ’.
21.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , pagina 88-90; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , pagina 66-69; het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8] , pagina 1832-1834; het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris op 27 juni 2022, pagina 7 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] op 13 augustus 2021, pagina 2657 en 2658.
22.Zie onder meer de beschrijving van de beelden van [café 1] , .pagina 267 e.v.
23.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek telefoon [medeverdachte 6] ), pagina 1084 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 4] van 1 september 2021, pagina 2972.
24.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 6] , pagina 4 en 5, en het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 9] , pagina 4.
25.Pagina 108.
26.Pagina 109.
27.Pagina 132.
28.Pagina 133.
29.Pagina 134.
30.Pagina 136.
31.Pagina 145.
32.Pagina 146.
33.Pagina 147.
34.Pagina 179.
35.Pagina 180.
36.Pagina 2635.
37.Pagina 2637.
38.Pagina 1535.
39.Pagina 1536.
40.Pagina 1963.
41.Pagina 1964.
42.Pagina 1435.
43.Pagina 1436.
44.Pagina 1437.
45.Pagina 2039.
46.Pagina 1872.
47.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 2720.
48.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 2720.
49.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] bij de politie op 9 augustus 2021, pagina 1710.
50.Het proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden [medeverdachte 6] incident 2), pagina 470.
51.Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van het forensisch pathologisch onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer 1] , van 9 februari 2022, pagina 3199.