4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank bespreekt de ten laste gelegde feiten in chronologische volgorde. Dit betekent dat eerst het geweld bij [café 1] en de [restaurant] wordt besproken (de feiten 3 en 4), en daarna het geweld bij de bar [bar] (de feiten 1, 2 en 5). Hierbij wordt [café 1] aangeduid als “ [café 1] ”, de [restaurant] als “ [restaurant] ” en de bar [bar] als “ [bar] ”.
Bewijsmiddelenten aanzien van:
Het openlijk geweld bij [café 1] (feit 4)
[slachtoffer 9] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 21 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Plaats delict: [locatie] , [plaats] , Mallorca
Pleegdatum: 14 juli 2021
Ik zag dat er opeens heel veel jongeren buiten voor [café 1] stonden. Die jongen, die eerder aan het bellen was, kwam dicht bij onze groep staan. Hij kwam heel intimiderend over. Ik heb hem toen een duw gegeven met een hand op zijn borst en gezegd dat hij niet zo dichtbij moest gaan staan. Voor dat ik het wist voelde ik een harde dreun in mijn gezicht links naast mijn neus en zag ik niets meer. Ik voelde toen nog een harde dreun rechts op mijn kaak en daarna nog een harde dreun weer op dezelfde plek als de eerste. Ik had het gevoel dat zij van alle kanten kwamen. Ik zag [slachtoffer 6] ook met zijn armen voor zijn gezicht staan. Hij werd ook aangevallen door die groep. Ik zag later dat ik ook een scheurtje in mijn linker neusvleugel had en dat ik een tand door mijn lip had. Mijn neus stond scheef. Ik heb deze zelf weer teruggezet toen ik voor de spiegel stond. Ik voelde toen een knak en mijn neus ging toen weer terug op zijn plek.
[slachtoffer 6] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 5 augustus 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
De avond van 13 juli 2021 waren wij in [café 1] in [plaats] Mallorca.Om 02.00 uur moest [café 1] dicht. [slachtoffer 9] was meteen naar buiten gekomen en kwam bij mij staan. Kennelijk was de rest van de groep van de jongens uit [woonplaats] toen ook daar gekomen. Er kwam een groep van acht à negen man op mij en [slachtoffer 9] afgerend. Ik werd meteen een keer of vier geslagen. Twee keer op mijn oogkas, één keer op mijn kin en één keer op mijn achterhoofd. Ik hield mijn armen voor mijn hoofd en liep snel naar achteren. Ik zag meteen dat [slachtoffer 9] twee à drie rake klappen vol op zijn neus kreeg. [slachtoffer 9] liep samen met mij naar achteren in een reflex. Zo snel als die groep aan kwam rennen, waren ze daarna ook weer weg.
V: Hoe zag de jongen eruit die jou heeft geslagen?
A: Buitenlands uiterlijk, iets Marokkaans misschien; een tintje; donkerblauw of zwart Dsquared2 shirt aan met gele 1etters; 18 à 19 jaar; donker haar. Hij was ongeveer even lang als ik (1.80 meter); redelijk dun gebouwd. Ik heb een blauw oog gehad. Bijlage 7: letsel aangever [slachtoffer 6] .
Verdachte is op 27 juni 2022 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigedoor de rechter-commissaris als getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Wanneer kwam u aan bij [café 1] Mallorca? Waarom en met wie was u?
Ik ging daarheen en ik weet dat er een paar jongens voor mij daarheen gingen en na mij ook. Ik zag mijn vriendengroep. Ik zag mijn vrienden praten met anderen. Er is toen een opstootje gekomen.
Wie deed wat en wie was erbij?
Ik weet alleen nog [medeverdachte 5] en ik. Ik heb ook geweldshandelingen verricht.
De
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 4 oktober 2022, zakelijk weergegeven:
U, voorzitter, houdt mij voor dat de politie (op pagina 536 van het procesdossier) heeft gerelateerd dat ik in de nacht van 13 op 14 juli 2022 het volgende signalement had: kort donker haar, licht getinte huidskleur, donker shirt met gele opdruk, blauwe korte broek, en u vraagt mij of dat klopt. Dat klopt.
Poging doodslag [slachtoffer 7] (feit 3 primair) en het openlijk geweld bij [restaurant] (feit 4)
[slachtoffer 7] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 21 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
In de nacht van 13 op 14 juli 2021 zijn wij naar [café 1] in [plaats] op Mallorca gegaan.Ik zag [slachtoffer 8] staan. Hij stond op ongeveer drie of vier meter van mij vandaan. Ik zag dat hij tegen zijn kin werd geslagen. Hij werd door meerdere personen tegen zijn gezicht geslagen. Ik zag dat hij direct hierop zijn armen voor zijn gezicht hield ter bescherming.Ik zag dat ongeveer vijf personen op mij af kwamen. Voor ik het wist werd ik van alle kanten geslagen. Ik weet niet eens waar ik allemaal werd geraakt. Ik heb mijzelf gelijk beschermd door mijn armen voor mijn gezicht te houden. Ik ben neergegaan. Ik denk dat ik even bewusteloos ben geweest. Wat ik mij vervolgens herinner is dat ik tegen mijn benen werd geschopt. Het lukte mij om op te staan en ik weet dat ik mij heb verweerd door ook iemand van de anderen te slaan, maar ik weet niet eens of ik deze persoon heb geraakt. Ik weet ook dat er met een stoel is gegooid. Ik ben vervolgens weer geslagen en weer onderuit gegaan. Vanaf dat moment kan ik mij niets meer herinneren. Op het moment dat ik bijkwam was de andere partij weg. Ook mijn neus deed pijn en ik had een opgezwollen enkel. Ik toon u een foto van mijn gezicht vlak nadat het was gebeurd.Ook kan ik vertellen dat ik nog enkele blauwe plekken heb op mijn beide armen.
[slachtoffer 8] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 11 augustus 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
In de nacht van 13 op 14 juli was ik in [café 1] aan de [locatie] in [plaats] Mallorca gegaan.Ik stond tussen [café 1] en [restaurant] , maar meer richting [restaurant] . Ik stond met [slachtoffer 7] . Ik zag dat er links een groep jongens aan kwam lopen in onze richting. Ik herkende hiertussen die [medeverdachte 1] weer. Zij kwamen vanaf de weg en liepen recht op ons af. Zij waren met ongeveer vier of zes jongens. Mijn aandacht ging vooral naar [medeverdachte 1] uit. Er liep een jongen tussen. Hij was een kop kleiner dan ik. Hij droeg zwart T-shirt met gele letters, had kort zwart opgeschoren haar. Hij leek een Marokkaanse of Turkse afkomst te hebben. Hij liep recht op mij af en ik zag en voelde dat met zijn hand of vuist mij in mijn gezicht sloeg. Ik voelde direct een stekende pijn in mijn neus. Ik liep vervolgens naar achter en voelde nog steeds dat ik klappen kreeg. Ik kon niet verder omdat er een stapel stoelen stond. Ik kwam er tegenaan. Ik voelde pijn aan de linkerkant van mijn hoofd, achter mijn oor. Ik zag niet wie dit deed. Ik had mijn ogen dicht en beschermde mijn gezicht door mijn armen voor mijn hoofd te houden. Terwijl dit gebeurde kon ik een kort moment tussen mijn armen door naar rechts kijken en zag [slachtoffer 7] . Ik zag hem staan en zag dat een jongen die mij sloeg naar [slachtoffer 7] liep en hem ook sloeg. Het volgende moment dat ik weer kon kijken naar [slachtoffer 7] , zag ik dat hij op de grond lag en zag ik een stoel in de richting van [slachtoffer 7] vliegen, terwijl hij dus op de grond lag. Daarna werd ik met rust gelaten.
Van de gebeurtenissen voor de [restaurant] bevinden zich camerabeelden in het procesdossier.De rechtbank neemt op deze beelden– voor zover relevant voor het bewijs – het volgende
waar:
Op 1:44:18 staan [verdachte] en [slachtoffer 8] tegenover elkaar. Achter/naast [verdachte] staan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] . [slachtoffer 7] staat naast [slachtoffer 8] ;
Op 1:44:22 geeft [medeverdachte 1] (vanachter [verdachte] ) [slachtoffer 8] een klap op zijn gezicht. [slachtoffer 8] wankelt naar achteren en beweegt zich vervolgens naar voren richting [medeverdachte 1] . [slachtoffer 8] wordt vervolgens tegen zijn hoofd/gezicht geslagen door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] . [medeverdachte 3] beweegt ook in zijn richting. [slachtoffer 8] valt achteruit richting gestapelde stoelen. [slachtoffer 8] wordt vervolgens nog steeds geslagen door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] . [medeverdachte 4] beweegt richting [slachtoffer 8] . [slachtoffer 7] slaat [medeverdachte 4] op zijn achterhoofd. [medeverdachte 4] valt naar achteren en trekt [slachtoffer 8] mee.
Op 1:44:27 valt [slachtoffer 8] op de grond.
Op 1:44:28 valt [slachtoffer 7] op de grond.
[medeverdachte 4] maakt vervolgens een schoppende beweging in de richting van de opstaande [slachtoffer 8] . [verdachte] slaat en [medeverdachte 2] schopt de op de grond liggende [slachtoffer 7] .
Op 1:44:31 komt [slachtoffer 7] overeind. Hij wordt dan geslagen door [verdachte] en er wordt naar hem geschopt door [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . [slachtoffer 7] valt weer op de grond en wordt dan geschopt door [medeverdachte 2] . [slachtoffer 7] krabbelt weer op en wordt dan geslagen door [medeverdachte 5] . Terwijl [slachtoffer 7] overeind blijft, wordt er gelijktijdig van drie verschillende kanten naar hem geslagen door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [verdachte] .
Op 1:44:33 loopt [medeverdachte 6] richting het gevecht.
Op 1:44:35 komt [medeverdachte 5] van opzij en geeft [slachtoffer 7] een harde klap in het gezicht. [slachtoffer 7] wankelt en wordt vervolgens van verschillende kanten geslagen door [medeverdachte 2] en [verdachte] . [medeverdachte 6] maakt een slaande beweging richting [slachtoffer 7] .
Op 1:44:37 valt [slachtoffer 7] achterover op de grond. Terwijl [slachtoffer 7] op de grond ligt maakt [verdachte] achtereenvolgens met zijn linkervoet een stampende en met zijn rechtervoet een schoppende beweging richting het hoofd van [slachtoffer 7] . Vervolgens geeft [medeverdachte 4] twee trappen tegen de benen van de op de grond liggende [slachtoffer 7] . Bij de eerste trap stampt hij met kracht tegen het onderbeen van [slachtoffer 7] .
Op 1:44:39 vliegt van rechts een stoel door het beeld. [verdachte] en [medeverdachte 4] worden door [medeverdachte 8] weggeleid van de op de grond liggende [slachtoffer 7] .
Verdachte is op 4 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachteals verdachte gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
O: De camerabeelden van [restaurant] van 01.44.13 uur tot 01:44:50 uur worden aan verdachte laten zien.
V: Heb je jezelf gezien?
A: ja, ik zag mezelf en dat wij daar ruzie hadden.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van:
Vrijspraak ten aanzien van [slachtoffer 10]
Door [slachtoffer 10] is aangifte gedaan van (openlijk) geweld voor [café 1] en [restaurant] , maar de rechtbank kan – net als de officier van justitie en de raadslieden – op basis van de inhoud van het procesdossier niet goed plaatsen wanneer, waar, hoe en door wie er geweld tegen haar is gebruikt. Verdachte zal dan ook van openlijk geweld tegen [slachtoffer 10] worden vrijgesproken nu niet kan worden vastgesteld dat hij daaraan een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Splitsing geweld [café 1] en [restaurant]
Aan verdachte is het geweld bij [café 1] en [restaurant] ten laste gelegd als één feitelijk geheel. De rechtbank ziet dit anders en verwijst hierbij naar de verklaringen van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [medeverdachte 5] .Ook wijst de rechtbank op de camerabeelden van de gebeurtenissen voor [restaurant] . Uit die beelden en de daarbij weergegeven tijdsaanduidingen volgt ook dat de confrontatie voor [restaurant] pas begint, enige tijd nádat de groep van verdachte richting [café 1] loopt en ook enige tijd nádat [slachtoffer 9] , kennelijk gewond, uit de richting van [café 1] komt.Eerst heeft er (openlijk) geweld plaatsgevonden voor [café 1] , tegen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 9] ; zij kregen klappen. Na deze klappen was dit geweld voorbij en liepen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 9] weg.Korte tijd daarna ontstond er opnieuw geweld, dit keer voor [restaurant] , waar [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] door verdachte en medeverdachten, werden geslagen en geschopt. Het geweld heeft kortom plaatsgevonden op twee verschillende momenten, op twee verschillende plekken, met andere slachtoffers en deels met andere daders. Dit maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van twee afzonderlijke gebeurtenissen en dat zij voor iedere gebeurtenis ook afzonderlijk zal beoordelen of er sprake was van deelname aan openlijk geweld.
Het openlijk geweld bij [café 1] (feit 4)
Uit het procesdossier blijkt dat een deel van de groep van verdachte en de groep van aangevers die avond in [café 1] aanwezig waren. Vanwege de coronamaatregelen was het verplicht om op een stoel te zitten. Op een bepaald moment ontstond er een discussie over van wie een bepaalde stoel was tussen een deel van de groep van verdachte en de groep van aangevers. Dit leidde er uiteindelijk toe dat [medeverdachte 1] werd geduwd door [slachtoffer 6] en daarna een klap kreeg van [slachtoffer 8] . Hierop werd [slachtoffer 6] [café 1] uitgezet. [slachtoffer 8] ging met hem mee.
Vervolgens blijkt uit het procesdossier dat er door onder andere [medeverdachte 1] en [getuige 1] contact werd gezocht met de rest van de groep van verdachte, die zich op dat moment in de [café 2] bevond.Er werd hen verteld dat [medeverdachte 1] was geslagen en hen werd gevraagd naar [café 1] te komen, om de andere groep “een lesje te leren”. Hierop is de rest van de groep, waaronder verdachte, naar [café 1] gegaan. In de tussentijd bleven [medeverdachte 1] , en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] elkaar uitdagen.
Op het moment dat de rest van de groep van verdachte aankwam bij [café 1] stonden hun vrienden en de groep van aangevers buiten. Hierop ging een aantal jongens, waaronder [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] , dicht op de groep van aangevers staan.Op het moment dat aangevers hierop reageerden door hen van zich af te duwen, viel de groep van verdachte aangevers aan. Hierbij werd [slachtoffer 9] meerdere keren door [medeverdachte 5] in het gezicht geslagen, waaronder minimaal één keer vol op zijn neus, en werd [slachtoffer 6] een aantal keer door verdachte in het gezicht geslagen.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte zich samen met medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] . Door [slachtoffer 6] meerdere keren in het gezicht te slaan, heeft verdachte een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan dit in vereniging gepleegde geweld.
Letsel [slachtoffer 6]Uit de verklaringen van [slachtoffer 6] volgt dat hij als een gevolg van dit geweld een blauw oog heeft opgelopen. De rechtbank stelt vast dat verdachte als enige [slachtoffer 6] heeft geslagen en dat hij hem daarbij tweemaal op zijn oog heeft geraakt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit letsel bij [slachtoffer 6] heeft veroorzaakt.
Het openlijk geweld bij [restaurant] (feit 4)De bewijsmiddelen leiden tot de volgende conclusies.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] . Het geweld is begonnen met een klap van een medeverdachte aan [slachtoffer 8] , waarna het geweld zich voortzette tegen [slachtoffer 8] en vervolgens ook tegen [slachtoffer 7] . Beide slachtoffers zijn geslagen en/of gestompt, zijn geduwd en/of getrokken, zijn tegen de grond gewerkt en zijn geschopt. Ook is er met een stoel gegooid. Verdachte heeft aan dit in vereniging gepleegde geweld een significante en wezenlijke bijdrage geleverd. Hij heeft [slachtoffer 8] geslagen en heeft [slachtoffer 7] meermalen geslagen en geschopt.
Letsel [slachtoffer 7]Verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer 7] meermalen geslagen en geschopt. De rechtbank overweegt dat wanneer, zoals in dit geval, een slachtoffer door meerdere daders wordt geslagen en geschopt, over het algemeen niet vast kan worden gesteld wélke schop en wélke klap welk letsel heeft veroorzaakt. Maar de rechtbank acht wel voldoende bewezen dat het door verdachte gepleegde geweld in ieder geval blauwe plekken op het lichaam van [slachtoffer 7] tot gevolg heeft gehad. Een blauwe plek is immers redelijkerwijs het gevolg van een klap of schop tegen het lichaam. De rechtbank kwalificeert dit niet als zwaar letsel.
Poging doodslag [slachtoffer 7] (feit 3 primair)Uit de bij de bewijsmiddelen weergegeven waarnemingen van de rechtbank volgt dat [slachtoffer 7] op enig moment op de grond belandt. Vanaf dat moment wordt hij – terwijl hij probeert op te staan – door verdachte en zijn medeverdachten bij voortduring en van verschillende kanten geslagen en geschopt. Hij lijkt een speelbal in het aanvankelijk door zes daders op hem uitgeoefende geweld. Er wordt daarbij onder andere door verdachte naar hem geslagen en geschopt. Nadat [slachtoffer 7] voor de tweede keer is opgekrabbeld en al vele malen is geschopt en geslagen, krijgt hij een harde klap in zijn gezicht van medeverdachte [medeverdachte 5] . Terwijl hij wankelt, wordt hij van verschillende kanten tegen zijn hoofd geslagen door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Als hij ten gevolge daarvan achterover op de grond valt, wordt hij – terwijl hij weerloos op de grond ligt – door verdachte meermalen naar zijn hoofd geschopt en door medeverdachte [medeverdachte 4] nog tweemaal tegen zijn benen. [slachtoffer 7] blijft buiten bewustzijn op de grond liggen.
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande volgt dat tussen verdachte en de hiervoor genoemde medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, bestaande in een gezamenlijke uitvoering. Zij hebben immers ieder zowel gelijktijdig als afwisselend en bij voortduring geweldshandelingen gepleegd tegen [slachtoffer 7] . Verdachte heeft een grote bijdrage geleverd aan dit geweld; en hij is doorgegaan met slaan, ook nadat [slachtoffer 7] verschillende keren op de grond was beland. Hij heeft, nadat [slachtoffer 7] voor de laatste keer naar de grond was gegaan en weerloos achterover op de grond lag, nog tweemaal naar zijn hoofd geschopt. Het geweld is pas geëindigd toen verdachte door een groepsgenoot werd weggeleid.
De rechtbank overweegt verder dat het geweld tegen [slachtoffer 7] een aanmerkelijke kans op zijn overlijden opleverde. Zoals hiervoor is vastgesteld, is er tegen [slachtoffer 7] gedurende enige tijd door meerdere personen bij voortduring fors geweld uitgeoefend. Dit geweld bleef doorgaan, ook terwijl hij meerdere keren op de grond belandde. De klappen en schoppen kwamen van alle kanten. Er is, ook terwijl hij op de grond lag, meerdere malen naar en tegen hem geschopt, ook naar zijn hoofd. [slachtoffer 7] is ten gevolge van dit geweld buiten bewustzijn geraakt. Het is dit geheel aan geweldshandelingen dat, gelet op de aard, duur en intensiteit ervan, maakt dat de kans op overlijden aanmerkelijk is.
De rechtbank overweegt ten slotte dat de gedragingen van verdachte – het samen met zijn medeverdachten door blijven gaan met (hard) slaan en schoppen, ook nadat [slachtoffer 7] meermalen op de grond was beland en in het bijzonder het meermalen naar het hoofd schoppen terwijl [slachtoffer 7] weerloos achterover op de grond lag – naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op een dodelijk gevolg gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 7] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van:
Doodslag [slachtoffer 1] (feit 1 primair), poging doodslag [slachtoffer 5] (feit 2 primair) en het openlijk geweld bij de [bar] (feit 5)
[slachtoffer 5] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 27 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 14 juli 2021 was ik samen met vier vrienden, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in Spanje in het plaatsje [plaats] . We zijn naar de [bar] gegaan.Rond 02:00 uur gingen we naar buiten omdat de kroeg dicht ging. Ik kan mij herinneren dat ik alleen met [slachtoffer 2] , die rechts naast mij liep, naar huis ben gegaan. Het volgende wat ik mij herinner is dat ik wakker werd in het gras. Ik heb niet bewust meegemaakt wat er met mij gebeurd is. Ik had erg veel pijn in mijn linker knie. Aan de binnenkant van mijn knie zat een blauwe plek. Ik had een schaafwond op mijn rechterheup. Ik had een pijnlijke en blauwe plek op mijn linker schouder. Ik had een bebloede schaafwond op de rechterkant van mijn voorhoofd. De binnenkant van mijn rechter oor was blauw. Achter mijn oor op mijn schedel had ik veel pijn en een zwelling en een beurs gevoel. Ik had diverse bulten op mijn hoofd. Ik had een pijnlijke en bebloede neus. Ik had op mijn linkerwang een schaafplek. Ik had een wondje in mijn linker bakkenbaard.
[slachtoffer 2] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 28 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Wij zijn op 13 juli 2021 naar Mallorca gevlogen. Dit alles is in de nacht van 14 juli 2021 gebeurd. Ik ben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] daarheen gegaan.Wij zijn toen naar een club gegaan. Uiteindelijk zijn wij naar buiten gegaan.
Wat is dan het eerstvolgende dat je weet?
Dat ik in de steeg ben gevallen met zes mensen achter mij aan en dat ik mijn handen
voor mijn ogen heb gedaan. Ik weet dat er vijf mensen om mij heen waren en dat ik zo snel mogelijk op moest staan omdat ik anders problemen had.
Hoe heette die club waar jullie geweest zijn?
De [bar] .
Wat is het eerstvolgende dat jij nog weet?
Dat ik val. In een steeg naast de club. Als je met je gezicht naar de club staat was
op een aantal meter die steeg. Die lag daar echt direct naast. Daar ben ik gevallen.
Waardoor viel je?
Doordat ze mij schopten. Ik weet dat zij mijn benen tegen elkaar wilden trappen en ik ben gevallen doordat ik sprong.
Wie zijn 'zij'?
Die groep. Mannen, jongens. Ik denk dat het er een stuk of vier tot zes waren.
Jij ging dus springen om te voorkomen dat ze jou onderuit schoppen. Je viel en je
weet niet dat het komt omdat jij je verstapte of dat ze jou raakte.
Ik heb last van mijn been dus ik denk dat ze mij wel één keer geraakt hebben. Ik weet niet meer op welk been ze mij geraakt hebben. Mijn knie lag open en ik voelde een plek waaraan je voelde dat ik geraakt was.
Waarom deed jij je handen voor je ogen?
Om mijn hoofd te beschermen zodat zij mij niet op mijn hoofd konden schoppen of slaan. Ik had zes plekken op mijn hoofd waardoor ik kon weten dat ze mij geraakt hebben. Als ik op de plekken drukte deed het pijn.
Je had last van je hoofd, van je knie en een plek op je been?
Ik had ook plekken op mijn hoofd je zag alleen een licht plekje langs mijn oog. De rest deed zeer en zag je niet vooral.
[slachtoffer 4] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 29 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik was op vakantie naar Mallorca samen met vier vrienden waaronder [slachtoffer 1] . De andere vrienden die erbij waren zijn [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] .Wij zijn vervolgens naar de strip gelopen en bij een kroeg gaan zitten. Deze kroeg heette de [bar] . De kroegen gingen op 14 juli om 02.00 uur dicht. Wij gingen toen weg. Vervolgens liepen wij over de strip richting het noorden om naar de straat te gaan waar onze Airbnb zich bevond. Hier kwam een andere groep ons tegemoet lopen. Dit waren alleen maar jongens. Op het moment dat wij de groep passeren ging het heel snel. Vervolgens werden er klappen uitgedeeld. Dit gebeurde voor mij. Ik zag dat iemand van onze groep geslagen werd. Hierop ben ik weggerend, terug richting de bar [bar] . Terwijl ik wegrende voelde ik dat ik meerdere klappen kreeg.Ik voelde dat ik deze klappen kreeg en ik voelde pijn. Er bleven vervolgens nog even mensen achter mij aanrennen maar
die stopten na een tijdje. Ik ben toen tot stilstand gekomen, ongeveer voor de
[bar] .
[slachtoffer 3] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 29 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Plaats delict: Mallorca.
Pleegdatum/tijd: 14 juli 2021.
Wij waren met zijn vijven, dat waren [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en ik.Wij zijn toen een café in gegaan, dat was de [bar] . Daar hebben wij gezeten tot het sluiten. Wij liepen toen een meter of 10 á 15 en wij komen die groep tegen. Ik had het gevoel dat er iets ging gebeuren, we stonden ook ineens stil. Ik zag alleen [slachtoffer 2] . Ik kreeg een klap op mijn neus. Ik raakte in paniek omdat ik voelde dat ik gelijk bloedde. Ik haalde mijn arm langs mijn neus en die zat ook gelijk onder het bloed. Ik dacht gelijk dat ik weg moest rennen. Er rende nog een jongen achter mij aan. Hij probeerde mij nog te tackelen, wat niet is gelukt. Ik ben doorgerend en hij is vrij snel gestopt. Ik dacht dat hij een wit shirt aan had en een spijkerbroekje. Volgens mij was het een wat langer wit shirt, dus niet standaard tot zijn middel. Hij was wel wat groter dan ik. Ik ben 1.84 meter.
[medeverdachte 6] is op 12 januari 2022 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigedoor de rechter-commissaris als getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik zag op een gegeven moment [slachtoffer 5] op mij afkomen. Ik kende hem toen niet. Het was een jongen in een zwart shirt, beetje klein. Hij kwam op mij aflopen. Voordat hij op mij af kwam lopen, sprong [verdachte] ertussen. Hij vocht met de jongen in het zwarte shirt. Ik was met mijn volle aandacht daarop gefocust. De jongen met het zwarte shirt kwam van de rechterkant. Ik weet dat [verdachte] vanaf de rechterkant kwam aangesneld tussen ons in. Hij kwam ertussen om [slachtoffer 5] weg te duwen. Hij heeft [slachtoffer 5] geduwd. Er zijn klappen uitgedeeld van beide kanten. Ik weet niet welke klappen het waren of waar het was. Ik weet ook dat [medeverdachte 5] op een gegeven moment van de rechterkant kwam aangesneld. Volgens mij om een trap te geven tegen het been van [slachtoffer 5] of om een klap te geven. Daardoor is [slachtoffer 5] uit balans geraakt. Toen viel hij uiteindelijk op de grond. Toen heb ik hem nog een schop gegeven en [verdachte] ook nog eentje.
[getuige 2]is op 20 juli 2021 door de Spaanse politie als getuige gehoord. Haar verklaring is, voor zover relevant voor het bewijs, als volgt gerelateerd:
Dat de declarante ter hoogte van de [bar] iets zag wat leek op het begin van een gevecht midden op de openbare weg, aangezien een groep van ongeveer tíen of vijftien jongeren minimaal drie andere jongeren aan het achtervolgen en aanvallen was door middel van stompen en schoppen. De declarante zag dat een van de jongens die aangevallen werd op de grond viel nadat hij verschillende stompen had gekregen en dat, toen hij al op de grond lag, de geweldplegers, minimaal drie personen, hem tegen het hoofd schopten, waarop deze jongen bewusteloos op de grond bleef liggen ter hoogte van de bar " [bar] ".De declarante weet dat de daders en slachtoffers van Nederlandse afkomst waren omdat zij hen hoorde schreeuwen voor en tijdens het gevecht. De beschrijving van de geweldplegers die zij kan aandragen is dat het, zoals gezegd, een groep Nederlanders is bestaande uit ongeveer 10-15 jongeren. Zij denkt dat zij enkele van hen zou kunnen herkennen als zij hen opnieuw zou zien en zij gaat over tot het geven van de beschrijving van drie van wie zij zich herinnert:
1.- Een jonge man van tussen de 19-20 jaar oud, met een lengte van ongeveer 180 cm, slank postuur, kort zwart haar en mogelijk gekleed in een donker shirt, maar dat kan ze niet nader omschrijven.
[getuige 3] is op 20 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op de boulevard zag ik [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] neus aan neus staan met een andere groep jongens. lk had deze groep nog niet eerder gezien maar later bleek dit de groep van de overleden jongen te zijn. lk zag dat [verdachte] door jongens uit mijn groep, werd tegengehouden. lk zag dat [verdachte] loskwam en richting de andere jongens rende. Toen ging de vechtpartij los. Het ging zo snel allemaal. Voor mijn gevoel knipte ik met mijn ogen en lagen er twee jongens op de grond.
[getuige 4] is op 11 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wij zijn hier natuurlijk omdat er een incident heeft plaatsgevonden, wat heb jij daarvan meegekregen?
A: Ik zag die twee mannen. Ik stond er twee meter bij vandaan, want ik was bij die jongens. Voordat ik het wist sprongen die jongens er op en lagen zij binnen no time op de grond die mannen. Wij wilden richting 'Whala' lopen., Wij waren denk ik 100 meter verderop. Toen zagen wij nog steeds die twee mannen liggen. Er stonden veel mensen omheen. Een van die mannen stond op.
V: Je zei dat die twee mannen iets zeiden tegen de groep uit [woonplaats] ?
A: Ja want die mannen stonden op de hoek van de stoep die jongens stonden een beetje bij ons, er zat denk ik twee meter tussen. Ze zeiden iets, ik weet niet wat maar het zag er uitdagend uit. En toen zag ik gelijk die jongens een soort woede in hun ogen krijgen en toen zijn ze er op gesprongen. Ze zijn wel het gevecht begonnen weet ik, ze werden wel uitgedaagd.
V: Wie?
A: [verdachte] , weet ik, die zag ik erop gaan. [medeverdachte 2] geloof ik ook en er waren er wel meer.
V: Je vertelde dat vooral [verdachte] en [medeverdachte 2] getriggered werden door, achteraf, de racistische uitspraken.
Wat hebben zij toen gedaan?
A: Ja, zij zijn er gelijk opgesprongen, op die mannen.
V: Je zei opgesprongen, hoe zou je kunnen omschrijven wat je toen zag?
A: lk ben daar echt van geschrokken, het leken wel twee beesten. Ze waren echt heel snel met veel agressie, ik zag het in hun ogen.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden [medeverdachte 6] incident 2)het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Afb. 08, 14/07/2021, Tijdstip onbekend (Camera Getuige (IMG_ [bestandsnaam] ))
[medeverdachte 5] sprong op slachtoffer [slachtoffer 5] die ten val kwam. [verdachte] schopte hem terwijl hij lag. [medeverdachte 6] stond achter [medeverdachte 5] en zette aan richting [slachtoffer 5] . [medeverdachte 6] was op dit beeld steeds net buiten beeld.
Afb. 09, 14/07/2021, Tijdstip onbekend (Camera Getuige (VID- [bestandsnaam] ))
[medeverdachte 6] stond bij slachtoffer [slachtoffer 5] waar [verdachte] aan de andere kant van stond. [verdachte] haalde uit met zijn rechterbeen. [medeverdachte 6] deed eenzelfde aanzet. Het been van [verdachte] ging naar achteren en op hetzelfde moment draaide [slachtoffer 5] zich naar [medeverdachte 6] toe. De camera bewoog naar links en zowel [verdachte] als het slachtoffer [slachtoffer 5] verdwenen uit beeld.
Afb. 10, 14/07/2021, Tijdstip onbekend (Camera Getuige (VID- [bestandsnaam] ))
Net voordat [medeverdachte 6] ook uit beeld verdween doordat de camera naar links draaide, was
te zien dat [medeverdachte 6] ook aanzette en met zijn been richting de plek ging waar [slachtoffer 5] lag.
Afb. 11, 14/07/2021, Tijdstip onbekend (Camera Getuige (VID- [bestandsnaam] ))
De camera draaide terug naar [slachtoffer 5] die nog op de grond lag. [verdachte] stond bij hem met zijn voet dicht tegen hem aan. [medeverdachte 6] trok zijn been terug en stond ook vlak bij [slachtoffer 5] . (het beeld werd bij de volgende frames weer scherp en personen waren te herkennen)
Afb. 12, 14/07/2021, Tijdstip onbekend (Camera Getuige (VlD- [bestandsnaam] ))
[medeverdachte 6] trok zijn been terug en draaide zich om. [verdachte] stapte over en langs [slachtoffer 5] die roerloos op de grond bleef liggen. [medeverdachte 6] volgde [verdachte] een stukje en ging toen naar links in de richting van waar [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] slachtoffer [slachtoffer 2] belaagden.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen (onderzoekswens video)het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik onderzocht video [bestandsnaam] . mp4. Op de aangeleverde USB-stick is dit filmpje genaamd: ‘Blauw shirt rent weg’.Ik zag dat [slachtoffer 5] op de grond lag. Boven hem stonden [verdachte] en [medeverdachte 6] . Ik zag dat [medeverdachte 6] zijn armen strekte, deze evenredig hield aan zijn schouders en vervolgens deze opzij zwaaide. Ik herken deze beweging als een beweging om een schop meer kracht bij te zetten.
[getuige 5] is op 24 augustus 2022 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigedoor de rechter-commissaris als getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
mr. Bertels:
Kunt u vertellen wat u bij die andere jongen hebt zien gebeuren en wanneer dat gebeurde?
Ik weet wel dat [slachtoffer 1] al lag toen die andere jongen nog geschopt werd. Als je het zo bekijkt, dan gebeurde het bij [slachtoffer 1] eerder dan bij die andere jongen. Dat is ook op het filmpje te zien. Ik heb het filmpje niet nodig om te weten dat de jongen aan beide kanten op zijn hoofd is getrapt. Dat is iets dat ik echt 100% zeker weet. Dat heb ik ook gezien en bij de politie verteld. Dit gaat over de jongen die niet dood is gegaan.
De rechter-commissaris:
Even zonder het filmpje. Wat zag u toen met uw eigen ogen?
Die jongen viel op de grond. Ik weet niet of hij eerst van de rechter- of linkerkant een trap kreeg. Hij kreeg van twee verschillende jongens van beide kanten een trap. De een kwam van rechts en de ander kwam van links.
mr. Nitrauw:
Hoe vaak werd hij getrapt?
Een op zijn hoofd en een dicht bij zijn hoofd. Hiermee bedoel ik het bovenlichaam boven de ellenboog.
Wat gebeurde er met die jongen?
Hij bleef even liggen op de grond.
De rechter-commissaris:
Bij beide trappen?
Ja. Hij bleef na beide trappen, die redelijk vlot na elkaar waren, gedekt/in een beschermhouding op de grond liggen.
[getuige 6] is op 23 augustus 2022 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
U hebt verklaard dat u de aanleiding niet hebt gezien, maar dat er een grote vechtpartij ontstond. Kunt u beschrijven wat u precies zag gebeuren vanaf het eerste moment dat u keek?
Het eerste moment kan ik mij niet helemaal meer herinneren. Schuin tegenover, bij [slachtoffer 1] , stonden best veel mensen. Ik heb niet gezien hoe hij naar de grond is gekomen. Toen ik keek, lag hij al op de grond met allemaal mensen eromheen. Er was nog een andere jongen, die lag recht tegenover mij. Ik weet zijn naam niet. Ik zag dat hij op de grond lag en dat er op een gegeven moment twee jongens aankwamen en er werd tegelijkertijd tegen zijn hoofd/bovenlichaam aangetrapt. Ik weet niet precies of het zijn hoofd was, dus dat gedeelte in ieder geval; de bovenkant.
[getuige 2] is op 16 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V1: Ja, jij zei net al even dat er op een andere plek ook een jongen in elkaar geslagen werd?
G: Twee volgens mij. Op twee andere plekken nog. Eentje op dezelfde lijn als waar hij lag (OV: getuige bedoelt [slachtoffer 1] ), maar dan een stukje verder.
V2: En wat heb jij gezien van het geweld dat werd uitgeoefend op die jongen?
G: Toen ik die kant op keek, lag hij al op de grond, dus ik heb niet gezien dat hij in elkaar werd geslagen. Het enige wat ik heb gezien is dat hij echt een super harde trap kreeg. Echt op zo'n manier dat je een voetbal wegtrapt. Weet je, als je op het voetbalveld staat, uithaalt naar zo'n voetbal. Op zo'n manier kreeg hij een trap van een jongen.
Ik heb het wel gezien vanaf een afstand dat hij één zo'n hele grote trap kreeg en toen rende die jongen naderhand wel weg.
V2: Hoe zagen de schopbewegingen bij [slachtoffer 1] eruit?
G: Ja, ook wel hard, je zag hun lichaam echt wel bewegen gewoon op het moment dat hij uhh, dat ze trapten.
[getuige 7] is op 2 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
A: [medeverdachte 6] , die was geschrokken van zijn daden. Wij hoorden dat er een jongen gereanimeerd moest worden en [medeverdachte 6] was bang dat hij dat gedaan had dus hij was in paniek.
V: Je vertelde net dat [medeverdachte 6] erg geschrokken is over zijn handelen, wat zei hij wat hij gedaan heeft.
A: Hij zei dat hij weet van zichzelf dat hij tegen iemand heeft geschopt die op de grond lag en dat hij bang was dat dit de jongen was die er slecht aan toe was.
[getuige 8] is op 27 september 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wat heb jij allemaal gezien de nacht van 13 op 14 juli 2021?
A: Rond 02:00 uur liepen wij op de boulevard. Ik zag een jongen een klap geven en zag dat die andere jongen knocked out zou gaan. Aan de klap hoorde je dat al dat er iemand gaat vallen. Het was een doffe klap. Ik zag die jongen plat achterover vallen. Ik zag toen andere personen daar naartoe rennen en zag dat er trapbewegingen tegen zijn hoofd werden gemaakt. Stuk of drie. Ik weet ook niet of ze raak waren. Ik zag vervolgens die jongens wegrenden de straat in. Ik zag toen die jongen die op straat lag, in een plas bloed liggen. Hier stonden toen al allemaal mensen omheen.
[getuige 9] is op 12 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik zag dat [slachtoffer 1] een klap kreeg die op zijn borst terecht kwam. Daarna gaf diezelfde jongen [slachtoffer 1] nog een klap. lk zag dat die jongen [slachtoffer 1] raakte met zijn vuist in het gezicht ter hoogte van zijn neus. Ik zag dat [slachtoffer 1] gelijk achterover viel en met zijn achterhoofd op de straat terecht kwam. [slachtoffer 1] stond op de stoeprand en viel daar vanaf. Hij stond met zijn gezicht richting de [bar] en viel achterover in de richting van het strand. Hij is daarna niet meer opgestaan. Er liepen nog drie jongens bij de jongen die [slachtoffer 1] sloeg. Zij liepen tegelijk met zijn vieren weg.
[getuige 10] is op 14 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wat is er gebeurd in de nacht van 13 op van 14 juli 2021 in het uitgaansgebied op Mallorca?
A: op de boulevard keek ik naar [slachtoffer 1] . Ik zag precies hoe hij viel. Ik was vooral gefocust op diegene die neer viel, het was donker en druk. Volgens mij was hij toen al out. Ik keek naar [slachtoffer 1] , niet naar diegene die het deed maar die gaf nog een trap op de neus van [slachtoffer 1] .
P.M.I. van Driessche, arts en forensisch patholoog, heeft in
een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut(hierna: NFI) van het forensisch pathologisch onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer 1] , van 9 februari 2022, het volgende gerapporteerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Er waren aan het lichaam meerdere letsels ten gevolge van meermaals
stomp/botsende krachtsinwerking. Er waren aan het hoofd meerdere onderhuidse bloeduitstortingen, schaafletsels en huidscheuren (sub B4 t/m B9). Deels waren zij aspecifiek en kunnen zij passen bij geslagen worden, geschopt worden, zich stoten, vallen en dergelijke. Echter 3 letsels waren dermate groot (met huidverscheuring of onderliggend breuk van de schedel) dat zij veel waarschijnlijker zijn aan te treffen door oplopen door getrapt worden, door geslagen worden met een voorwerp of door vallen, dan door oplopen door geslagen worden (zonder voorwerp) of zich stoten. Gezien de lokalisatie van deze letsels (verspreid over de schedel/het hoofd)
lijkt slechts maximaal 1 van deze 3 letsels mogelijk opgelopen te kunnen zijn ten gevolge van vallen.Daarnaast is het breukcomplex en de onderliggende beschadiging van de hersenen links-zijwaarts dermate uitgebreid dat het veel waarschijnlijker is deze aan te treffen ten gevolge van toegebracht geweld (in het kader van getrapt worden of geslagen worden met een voorwerp) dan door vallen. De aanvullende informatie van een verklaring dat het slachtoffer mogelijk 'als een plank achterover' gevallen zou zijn, zou bovendien veel eerder kunnen passen bij een val als oorzaak voor het letsel aan het achterhoofd dan voor het letsel links-zijwaarts aan het hoofd. De sectiebevindingen in combinatie met de aangeleverde medische gegevens tonen aan dat ten gevolge van krachtsinwerking aan het hoofd (met name links-zijwaarts aan het hoofd) een schedelbreuk en letsel aan de hersenen is opgetreden met hierdoor hersenzwelling en bloeding onder de hersenvliezen. Door deze zwelling en bloeduitstorting is er door massawerking inklemming van de hersenen en hersenstam opgetreden. Inklemming van de hersenstam verklaard het overlijden zonder meer door functiestoornissen van de hersenstam (waar de neurologische centra voor automatische aansturing van de ademhaling en hartslag zich bevinden). De aangetroffen ontsteking van de onderkwabben van beide longen (sub B14) kan ontstaan zijn tijdens de ziekenhuisopname en kan aan de hand van belemmering van de ademhaling bijgedragen aan het overlijden. Deze ontsteking is echter niet primair oorzakelijk voor het overlijden.
Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer 1] , 27 jaar oud geworden, wordt het overlijden zonder meer verklaard door verwikkelingen van hersenletsel door stomp botsende krachtsinwerking links-zijwaarts aan het hoofd. Dit letsel is opgelopen in het kader van doorgemaakt meermaals stomp/botsende krachtsinwerking, waarbij er duidelijke aanwijzingen waren voor aan het hoofd (mogelijk meermaals) getrapt worden of geslagen worden met een voorwerp en (hooguit eenmaal) vallen. Mogelijk heeft een ontsteking van de onderkwabben van beide longen (mogelijk opgelopen tijdens de ziekenhuisopname) bijgedragen aan het overlijden. Deze ontsteking is echter niet primair oorzakelijk voor het overlijden.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan 17 december 2021 zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 4 augustus 2021 werd in perceel [adres] te [woonplaats] een verdachte aangehouden, genaamd [verdachte] , geboren op [2002] te [woonplaats] . Tijdens deze aanhouding werd een doorzoeking verricht en werd een paar schoenen van het merk Nike aangetroffen en in beslag genomen.
AANE4338NL (linkerschoen)
Verbalisant [verbalisant 2] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal aanvraag benoeming deskundigevan 9 augustus 2021 zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Sporendragers
Goednummer: PL0900-2021230390-2858251
SIN: AANE4338NL
Object: Schoeisel (Schoen)
Merk: Nike
Bijzonderheden: linker lederen met grijs schoen vanuit hal beg. grond (verdachte [verdachte] ).
Dr. ir. A.M. Rolloos, heeft in
een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut(hierna: NFI) van 10 november 2021 het volgende gerapporteerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Uit bemonstering AANE4338NL#02 (rechterzijde van de linkerschoen (aan de buitenzijde)) is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van verdachte
[verdachte](bewijskracht niet berekend), slachtoffer
[slachtoffer 1]en minimaal één andere persoon.
Toelichting 1: Volgens de informatie verkregen van de politie is schoen AANE4338NL afkomstig van verdachte [verdachte] . Op grond van deze informatie en vanwege de overeenkomsten tussen de DNA-mengprofielen van de bemonsteringen van deze schoenen en het DNA-profiel van verdachte, is aangenomen dat er daadwerkelijk DNA van [verdachte] in de betreffende bemonstering aanwezig is. Dergelijke bemonsteringen bevatten doorgaans DNA van de drager van de schoen. De bewijskracht ten aanzien van [verdachte] is daarom niet berekend. Wel is deze aanname gebruikt in de bewijskrachtberekening ten aanzien van slachtoffer (...) [slachtoffer 1] .
Het verkregen DNA-mengprofiel van deze bemonstering kan verklaard worden door een bijdrage van DNA van (in totaal) zowel drie als vier personen. De berekening van de bewijskracht is daarom zowel uitgevoerd onder de aanname dat er drie, als onder de aanname dat er in totaal vier (niet-verwante) personen DNA hebben bijgedragen aan deze bemonstering. Voor beide berekeningen is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] (zie toelichting 1). DNA-mengprofiel AANE4338NL#02 is ten minste 700 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer 1] en één of twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee of drie willekeurige onbekende personen.
Verdachte is op 27 juni 2022 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigedoor de rechter-commissaris als getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
In uw beleving stond u alleen met de vijf mensen die scholden. En toen?
Toen begon het gevecht tussen mij en [slachtoffer 2] . Ik gaf een klap in zijn gezicht. Hij struikelde een beetje achterover. Hij is toen gevallen. Ik keek op dat moment om mij heen en ik zag vrijwel meteen [slachtoffer 5] . Ik zag hem in een houding tegenover [medeverdachte 6] staan en ik zag hem duwen en trekken naar [medeverdachte 6] toe.Ik heb ook geweldshandelingen verricht, Ik heb [slachtoffer 5] naar de grond toe geduwd. Ik weet dat ik hem één schop heb gegeven. Op dat moment ben ik uiteindelijk weggegaan via de steeg.Ik weet dat ik een schop heb gegeven. Hij draaide zich om naar [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] gaf een schop. Ik zat toen te kijken wat er met hem is gebeurd.
De
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 7 oktober 2022, zakelijk weergegeven:
U, voorzitter, houdt mij voor dat het lijkt alsof er een schop tegen het hoofd van [slachtoffer 5] is geweest. Op de beelden kan u zien dat mijn beweging van erna was, toen ik naast zijn hoofd stond. Ik zag toen dat [slachtoffer 5] buiten bewustzijn was. Dat was toen het voor mij betekende, het is klaar ik moet weg hier. Eerder was hij volgens mij nog niet hulpeloos. Hij wilde nog opstaan. Ik heb die schop gegeven zodat hij niet meer zou opstaan.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van:
Bruikbaarheid verklaringen [getuige 2]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de getuigenverklaringen van [getuige 2] onbetrouwbaar en daarmee onbruikbaar zijn voor het bewijs. Ze verwijst daarbij naar het rapport van Van Koppenen benoemt ook zelf een aantal specifieke punten, onder andere ten aanzien van de gegeven signalementen en herkenningen.
De rechtbank is zich bewust van de omstandigheid dat er voorzichtig dient te worden omgegaan met de getuigenverklaringen van [getuige 2] . Zoals ook is benoemd in het rapport van Van Koppen is er een aantal elementen dat hiervoor van belang is. Het gaat daarbij onder meer om de wijze waarop er is vertaald tijdens het eerste verhoor in Spanje, hoe de herkenningen hebben plaatsgevonden en de manier van ondervraging en verslaglegging. Dit staat dus allemaal los van de persoon van [getuige 2] . Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat zij in het voor- of nadeel van aangevers dan wel verdachten zou verklaren en de rechtbank om die reden terughoudend met haar verklaring om zou moeten gaan.
Zelfs als de rechtbank deze voorzichtigheid in het oog houdt, is er een aantal elementen van de verklaringen van [getuige 2] dat de rechtbank betrouwbaar en geloofwaardig acht, en daarmee bruikbaar voor het bewijs. Dit ziet in de eerste plaats op het geweld dat tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] is gebruikt. [getuige 2] heeft vanaf het begin eenduidig verklaard over wat daar heeft plaatsgevonden. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank met betrekking tot het geweld tegen [slachtoffer 1] in latere verhoren geen tegenstrijdigheden met haar eerdere verhoor, maar een verduidelijking van wat zij nu wel of niet heeft gezien en van hetgeen zij zich daar later wel of niet meer van kan herinneren. Bovendien wordt dit deel van de verklaring van [getuige 2] ondersteund door andere getuigenverklaringen.
Daarnaast acht de rechtbank de verklaring van [getuige 2] betrouwbaar ten aanzien van het signalement van één van de personen die betrokken was bij het geweld tegen [slachtoffer 1] . Direct in haar eerste verhoor in Spanje omschrijft [getuige 2] één van de personen als:
“1.- Een jonge man van tussen de 19-20 jaar oud, met een lengte van ongeveer 180 cm, slank postuur, kort zwart haar en mogelijk gekleed in een donker shirt.”
De rechtbank acht de verklaring op dit punt betrouwbaar, omdat [getuige 2] dit signalement geeft kort nadat het geweld heeft plaatsgevonden. [getuige 2] geeft dit signalement vóórdat zij foto’s heeft gezien van (de groep van) verdachten. Bovendien blijft [getuige 2] dit signalement consequent herhalen. De rechtbank betrekt hierbij nadrukkelijk niet de omstandigheid dat [getuige 2] later verklaart over iemand met “een zwart shirt met gele bedrukking”, omdat de rechtbank het op dit punt eens is met de verdediging dat deze verklaring mogelijk is beïnvloed door informatie die [getuige 2] later ter ore of ter ogen is gekomen.
Het verweer van de verdediging op deze punten wordt verworpen.
Bruikbaarheid DNA-onderzoek
De verdediging heeft verder aangevoerd dat de resultaten van het DNA-onderzoek door het NFI van het bewijs dienen te worden uitgesloten, nu zij haar recht op een contra-expertise niet adequaat heeft kunnen uitoefenen en er daarom nog steeds onduidelijkheid bestaat over de juistheid van het NFI-rapport.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De verdediging heeft haar recht op een contra-expertise feitelijk kunnen uitvoeren. Het FLDO heeft immers een tegenonderzoek van het DNA uitgevoerd en daarover een rapportage opgesteld. Het feit dat er een andere uitkomst uit dit onderzoek is gekomen maakt niet dat daarmee het recht niet adequaat zou zijn uitgeoefend. Het roept enkel de vraag op hoe de verschillende uitkomsten te duiden, waarover de verdediging de deskundigen heeft kunnen horen en een standpunt heeft kunnen innemen. Er is dan ook geen sprake van een schending van een recht op een eerlijk proces.
Het voorgaande betekent dat de resultaten van het DNA-onderzoek door het NFI voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De vraag is echter, zoals hiervoor benoemd, hoe deze resultaten zich verhouden tot de resultaten van het onderzoek door het FLDO.
Uit het NFI onderzoek is gebleken dat voor het DNA-mengprofiel dat in de bemonstering aan de rechterzijde van de linkerschoen van verdachte is aangetroffen, geldt dat dit aantreffen ten minste 700 miljoen keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte, [slachtoffer 1] en één of twee willekeurige personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee of drie willekeurige personen. Het FLDO heeft een contra-extract van dezelfde bemonstering onderzocht. Dit betreft dus een ander deel van dezelfde bemonstering. Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor DNA van [slachtoffer 1] in het aangetroffen DNA-mengprofiel.
Uit de aanvullende rapportage van het FLDO en de toelichting daarop ter terechtzitting is gebleken dat het FLDO op basis van de resultaten van het NFI tot eenzelfde conclusie zou zijn gekomen, namelijk dat er een aanwijzing is voor aanwezigheid van het DNA van [slachtoffer 1] in het mengprofiel. De bewijskracht voor die hypothese is dan – met gebruikmaking van de software van het FLDO – tussen de 10.000 á 100.000. Daarnaast is gebleken dat het NFI één kit van het FLDO heeft onderzocht en daarmee – met gebruikmaking van de software van het NFI – ook tot een bewijswaarde van rond de 10.000 is uitgekomen voor de aanwezigheid van het DNA van [slachtoffer 1] in het mengprofiel. Wat betreft de verschillen tussen de uitkomsten hebben beide deskundigen twee mogelijke oorzaken benoemd. Ten eerste is de concentratie van het DNA zoals dit is geïsoleerd uit de bemonstering relatief laag. Ook is het onderzoek van het FLDO geruime tijd later uitgevoerd dan dat van het NFI; de langere bewaartijd van het DNA kan nog een nadelige invloed hebben gehad op de kwaliteit van het contra-extract. Dit kan ertoe leiden dat er meer en grotere verschillen ontstaan tussen de resultaten uit het ene deel van de bemonstering (het extract) en het andere deel van de bemonstering (het contra-extract). Daarnaast is er een verschil in de gebruikte software. De software zoals die door het NFI is gebruikt is geavanceerder en kan daardoor meer elementen betrekken bij de berekening; het is bekend dat de berekende bewijskrachten van de door het FLDO gebruikte software lager zijn dan die van de door het NFI gebruikte software.
Gelet op de resultaten van deze nadere onderzoeken en de toelichting daarop, ziet de rechtbank geen bezwaren om de resultaten van het NFI-onderzoek te gebruiken als bewijs. Het verschil tussen de resultaten van het onderzoek door het NFI en het eerste onderzoek door het FLDO kan immers worden verklaard door de kwaliteit van het DNA-extract en het verschil in gebruikte software. Uit de nadien over en weer uitgevoerde onderzoeken met elkaars resultaten volgt een aanwijzing voor de aanwezigheid van DNA van [slachtoffer 1] op de schoen van verdachte. Er resteert dan een verschil in bewijskracht, maar gelet op de toelichting door de deskundigen ter terechtzitting over de verschillen in de gebruikte software, zal de rechtbank de door het NFI berekende bewijskracht gebruiken.
Het openlijk geweld bij de [bar] (feit 5)
De rechtbank overweegt ten aanzien van een bewezenverklaring voor feit 5 in het bijzonder als volgt.
Nadat in de nacht van 14 juli 2021 door verdachte en medeverdachten al fors geweld was gepleegd tegen meerdere personen voor [café 1] en voor [restaurant] , gingen verdachte en de medeverdachten over de boulevard in de richting [café 2] /de [bar] . Nadat de openstaande rekening in [café 2] was betaald, kwam het tot een confrontatie tussen de groep van verdachte en een groep mannen, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (ook: de groep uit [woonplaats] ). De groep van verdachte stond tegenover de groep uit [woonplaats] . Nadat verdachte een eerste klap uitdeelde, ontstond er een massale vechtpartij waarbij door de verschillende personen uit de groep van verdachte verschillende vormen van geweld werd uitgeoefend tegen de personen van de groep uit [woonplaats] . Bij het begin van dit geweld waren aanwezig verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] (ook: de groep van verdachte).
In korte opeenvolgende tijd volgde vanuit de groep van verdachte onder meer het volgende geweld. [slachtoffer 3] kreeg een klap op zijn gezicht en er werd geprobeerd hem te tackelen. [slachtoffer 1] is op zijn hoofd geslagen en op de grond gevallen. Daarna is hij tegen zijn hoofd geschopt. [slachtoffer 4] is tijdens het wegrennen geslagen. [slachtoffer 5] is tegen de grond gewerkt. Daarna is tegen en in de richting van zijn hoofd geschopt. [slachtoffer 2] is geschopt, geslagen en geduwd. Uit onder meer de verklaring van [getuige 11] blijkt dat de groep uit [woonplaats] tijdens de vechtpartij niet veel deed, en vooral de klappen kreeg.
Verdachte is als eerste de confrontatie met de groep uit [woonplaats] aangegaan, is op de groep ingesprongen en heeft de eerste klap uitgedeeld. Hij heeft daarna ook geweldshandelingen gepleegd tegen verschillende leden van de groep. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een voldoende significante bijdrage op aan de openlijke geweldpleging tegen de hele groep uit [woonplaats] , te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Immers, hetgeen voor de [bar] toen en daar is voorgevallen dient te worden aangemerkt als één massale aanval tegen een groep personen, door gezamenlijk gepleegd (openlijk) geweld waarbij de ene geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers en er daardoor gemakkelijk escalatie optreedt.
Het openlijk geweld voor de [bar] valt juridisch niet uiteen in meerdere kleine vechtpartijen tegen afzonderlijke personen, waarbij per verdachte moet worden beoordeeld tegen wie hij (openlijk) geweld heeft gepleegd. Dit gaat niet alleen in tegen de feitelijke situatie zoals die heeft plaatsgevonden – te weten één massale vechtpartij van de groep van verdachte tegen de groep uit [woonplaats] – maar ook tegen de inhoud en ratio van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), te weten het strafbaar stellen van openlijk en in verenigde krachten gepleegd (groeps)geweld tegen personen, waarbij niet iedere pleger zelf geweld moet hebben gepleegd tegen ieder slachtoffer. Voor een bewezenverklaring van het “in vereniging” plegen van geweld moet – zoals eerder is overwogen – niet meer komen vast te staan dan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dat openlijke geweld.
Gelet op voorgenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte welbewust heeft deelgenomen aan het openlijk geweld zoals is tenlastegelegd als feit 5, en daaraan bovendien een significante bijdrage heeft geleverd, zodat hij als pleger daarvan dient te worden aangemerkt.
(Zwaar) lichamelijk letsel tot gevolg
Aan verdachte is voorts tenlastegelegd dat zijn bijdrage aan het openlijk geweld (zwaar) lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] . Hoewel vaststaat dat verdachte fors geweld heeft gebruikt tegen verschillende personen, is voor de rechtbank niet met voldoende zekerheid vast te stellen welk specifiek letsel dit uitgeoefende geweld van verdachte tot gevolg heeft gehad. Dit maakt dat verdachte zal worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat zijn handelen (zwaar) lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] of [slachtoffer 5] ten gevolge heeft gehad. Dat ten laste van verdachte het schoppen van en het medeplegen van de doodslag op [slachtoffer 1] bewezen zal worden verklaard, betekent immers nog niet dat vastgesteld kan worden dat het de schop van verdachte is geweest die het ten laste gelegde letsel heeft veroorzaakt.
Poging doodslag [slachtoffer 5] (feit 2 primair)
De rechtbank overweegt ten aanzien van een bewezenverklaring voor feit 2 primair in het bijzonder als volgt.
In het geweld voor de [bar] is [slachtoffer 5] door medeverdachte [medeverdachte 5] naar de grond gewerkt. Nadat [slachtoffer 5] op de grond terecht kwam, is [medeverdachte 5] omgedraaid en weggelopen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] hebben [slachtoffer 5] vervolgens allebei getrapt, waarbij één keer op het hoofd van [slachtoffer 5] is getrapt en één keer dichtbij het hoofd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank niet gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte de bedoeling (in de zin van boos opzet) hebben gehad om [slachtoffer 5] te doden. Van opzet op de dood is echter eveneens sprake wanneer verdachte en zijn medeverdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 5] hebben gehad. Dat wil zeggen dat zij met hun handelen bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het gevolg – de dood van [slachtoffer 5] – zal intreden. Anders dan de verdediging komt de rechtbank tot het oordeel dat daarvan sprake is geweest. De rechtbank stelt dat vast op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte en de medeverdachte hebben zich schuldig gemaakt aan ernstig geweld gericht op het hoofd van [slachtoffer 5] , door met kracht tegen en in de richting van zijn hoofd te trappen. Het standpunt van elk van de verdachten dat hun trappen op de schouders van [slachtoffer 5] waren gericht, acht de rechtbank gelet op de camerabeelden, de getuigenverklaringen en het letsel van [slachtoffer 5] niet aannemelijk.
De trap van verdachte is door getuigen ook wel omschreven als een voetbaltrap. Dit lijkt ook te volgen uit de camerabeelden van net na de trap. Kort na die trap schopte ook medeverdachte [medeverdachte 6] [slachtoffer 5] in de richting van zijn hoofd. Doordat [slachtoffer 5] vlak daarvoor naar de grond was gewerkt, kon hij zich niet goed tegen de trappen verdedigen; dat maakte hem extra kwetsbaar. Op de camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 5] in eerste instantie op zijn rug lag, zonder dat zijn armen zijn hoofd beschermden, waardoor de kans bestond dat hij met kracht tegen zijn slaap zou worden geschopt. Dat het geweld heftig was volgt ook uit het commentaar van omstanders in het ‘ [site] filmpje’. Daarop is door de rechtbank waargenomen dat er ten tijde, en vlak na het schoppen te horen is:
‘Wiejooo wiejooo. 112. Wow. What the fuck maat? Hé, zag je dat? Er moet 112 gebeld. Ze vlogen. Hij is kaaaoo… holy shit maat.’
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 5] een schop heeft gegeven, zodat hij niet meer zou opstaan. Dat impliceert dat hij [slachtoffer 5] schopte met de intentie dat hij daarna niet meer kon opstaan. Immers hij lag al op de grond. Na de schoppen bewoog [slachtoffer 5] niet meer, was hij bewusteloos, en verdachte en de medeverdachte liepen bij hem weg zonder zich om hem te bekommeren. Hij moet dus met kracht op zijn hoofd zijn geraakt. De rechtbank heeft in dit verband ook acht geslagen op de opmerking van verdachte ter zitting dat toen hij zag dat [slachtoffer 5]
knock-outwas, het klaar was. Ook hieruit maakt de rechtbank op dat hij moest worden uitgeschakeld.
Na afloop van het gevecht, nadat de groep van verdachte had gehoord dat er iemand in coma was geraakt, was medeverdachte [medeverdachte 6] erg emotioneel en bezorgd dat hij diegene dat had aangedaan. Ook hieruit volgt dat [medeverdachte 6] fors geweld heeft gebruikt. Immers, als hij werkelijk alleen een zachte schop tegen een schouder zou hebben gegeven, dan was hij niet bang geweest dat daardoor iemand in coma was geraakt.
De mate van het geweld gericht op het hoofd van [slachtoffer 5] , alsmede de intentie waarmee verdachte dit geweld gebruikte, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat een reële, niet onwaarschijnlijke kans bestond op de dood. Door het geweld op deze wijze op [slachtoffer 5] uit te oefenen, hebben verdachte en de medeverdachte deze kans bewust aanvaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn medeverdachte het ten laste gelegde feit in vereniging hebben gepleegd, nu sprake was van een gezamenlijke uitvoering. Tijdens het geweld tegen [slachtoffer 5] was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, omdat zij [slachtoffer 5] samen, om de beurt, richting zijn hoofd hebben geschopt terwijl hij daarvoor door medeverdachte [medeverdachte 5] tegen de grond was gewerkt.
Doodslag [slachtoffer 1] (feit 1 primair)
Wat is er met [slachtoffer 1] gebeurd?
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat er meerdere jongens om [slachtoffer 1] heen stonden en dat meerdere jongens hem in zijn gezicht hebben gestompt.Na één van de vuistslagen in zijn gezicht is [slachtoffer 1] achterover gevallen op de grond. Vervolgens hebben meerdere jongens [slachtoffer 1] getrapt tegen zijn bovenlichaam en zijn hoofd, waarbij minimaal één trap op zijn hoofd raak was. [slachtoffer 1] blijft daarna bewusteloos liggen. Hij wordt vervolgens met spoed naar het ziekenhuis gebracht, waar hij bij aankomst direct is geopereerd. Dit heeft echter niet meer mogen baten. [slachtoffer 1] is op 18 juli 2021 om 12.23 uur overleden.
Doodsoorzaak
Uit het pathologische onderzoek van het NFI is onder meer gebleken dat [slachtoffer 1] drie grotere verwondingen had aan zijn hoofd. Hij had één verwonding aan zijn neusrug, één aan zijn achterhoofd en één aan de linkerkant van zijn hoofd. Het NFI heeft geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer 1] zonder meer wordt verklaard door gevolgen van hersenletsel dat is veroorzaakt door de verwonding aan de linkerkant van zijn hoofd.
De vraag is vervolgens hoe deze drie verwondingen zijn ontstaan. Het NFI heeft daarover opgemerkt dat deze letsels veel waarschijnlijker zijn aan te treffen als deze zijn ontstaan doordat [slachtoffer 1] is getrapt, geslagen met een voorwerp of is gevallen, dan dat hij zou zijn geslagen zonder een voorwerp of zich zou hebben gestoten. De mogelijkheid dat de verwonding zou zijn ontstaan door een val, geldt daarbij voor maximaal één van de drie verwondingen gezien de verspreiding van deze letsels. De verklaring dat het slachtoffer mogelijk 'als een plank achterover' gevallen zou zijn, zou volgens het NFI veel eerder kunnen passen bij een val als oorzaak voor het letsel aan het achterhoofd dan voor het letsel links-zijwaarts aan het hoofd. Bovendien geldt ten aanzien van de verwonding aan de linkerkant van het hoofd van [slachtoffer 1] dat het veel waarschijnlijker deze aan te treffen als deze is ontstaan door toegebracht geweld, dus trappen of slaan met een voorwerp, dan door vallen. Dit heeft te maken met de uitgebreidheid van de breuk en de onderliggende beschadiging van de hersenen.
Door de verdediging is aangevoerd dat de verwonding aan de linkerkant van het hoofd van [slachtoffer 1] ook veroorzaakt zou kunnen zijn door een val. De rechtbank overweegt dat deze stelling op geen enkele wijze wordt ondersteund door het procesdossier. Sterker nog, er is een groot aantal getuigen dat juist een tegengestelde verklaring geeft, namelijk dat [slachtoffer 1] recht achterover is gevallen. De rechtbank verwijst hierbij onder meer naar de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 9] en [getuige 8] .De door de verdediging aangehaalde getuigen zoals [getuige 12] , [getuige 13] en [getuige 5] maken het voorgaande niet anders, nu zij enkel verklaren over de wijze waarop [slachtoffer 1] na het vallen vervolgens op de grond lag, namelijk op zijn linkerzij. De omstandigheid dat [slachtoffer 1] later op zijn linkerzij lag, betekent echter niet dat hij ook bij de val op zijn linkerzij en dus de linkerkant van zijn hoofd terecht is gekomen. Bovendien past het letsel aan de linkerkant van het hoofd, zo concludeert de rechtbank uit de hiervoor weergegeven waarschijnlijkheidsuitspraak van het NFI veel beter bij het getrapt worden of geslagen worden met een voorwerp dan bij het vallen. Dit verweer wordt daarom verworpen.
Nu uit de getuigenverklaringen volgt dat [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd is getrapt – en nu er geen enkele aanwijzing is dat er met een voorwerp zou zijn geslagen – acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer 1] ten gevolge van het aan hem toegebrachte trappen tegen zijn hoofd is overleden.
Betrokkenheid verdachte
Verdachte heeft ten stelligste ontkend betrokken te zijn geweest bij de dood van [slachtoffer 1] . De verdediging heeft op dit punt ook vrijspraak bepleit.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag wie er betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer 1] een moeilijk te beantwoorden vraag is. Zoals al blijkt uit het verschil in standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging van verdachte en zijn medeverdachten, en de inhoud en lengte van het requisitoir en de pleidooien, valt daar het nodige over het te zeggen. De rechtbank is zich ook bewust van de voorzichtigheid die zij dient te betrachten ten aanzien van bepaalde getuigenverklaringen, zoals [getuige 2] hiervoor benoemd, en bijvoorbeeld het DNA-bewijs. Deze voorzichtigheid maakt ook dat de rechtbank bijvoorbeeld de verklaring van [getuige 4] bij de rechter-commissaris niet als bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de dood van [slachtoffer 1] zal gebruiken. De vraag is dan ook, als de rechtbank het procesdossier kritisch bekijkt, of er dan wettig én overtuigend bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en zal uitleggen waarom zij dat doet.
Het gaat in het bijzonder om de combinatie van de verklaringen van [getuige 2] en het DNA-bewijs. Zoals hiervoor al benoemd is het signalement dat [getuige 2] geeft van één van de personen die zij bij [slachtoffer 1] heeft gezien voldoende specifiek: een jongen van 19-20 jaar, een lengte van 180 cm, slank postuur, kort zwart haar en een donker T-shirt. Zoals eerder overwogen stelt de rechtbank vast dat het de groep van verdachte is geweest die betrokken is geweest bij de mishandeling van [slachtoffer 1] . Binnen deze groep is verdachte de enige die binnen dit signalement past. Er zou nog kunnen worden geopperd dat medeverdachte [medeverdachte 2] ook aan dit signalement voldoet, maar [medeverdachte 2] is kleiner dan verdachte en heeft een andere haarkleur. Daarnaast is verdachte de enige van de groep waarbij het DNA van [slachtoffer 1] op zijn schoen is aangetroffen. Op grond van de resultaten van het NFI komt de rechtbank tot de conclusie dat het DNA dat op de linkerschoen van verdachte is aangetroffen afkomstig is van [slachtoffer 1] . Gelet op het feit dat verdachte ten stelligste ontkent iets met [slachtoffer 1] te maken te hebben gehad en zelfs stelt niet in de buurt van hem te zijn geweest, maakt dit het nog bezwaarlijker voor verdachte.
De vraag is vervolgens wat verdachte hier tegenover stelt. Zoals benoemd ontkent hij iedere betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer 1] . Naar eigen zeggen heeft hij vanaf het eerste moment de waarheid verteld en altijd open kaart gespeeld. De rechtbank ziet dit anders. Het is immers gebleken dat verdachte zijn verhaal aanpast al naar gelang de uitkomst van de onderzoeksresultaten. Zo heeft verdachte zijn verklaring aangepast op het moment dat er filmpjes of camerabeelden van de mishandelingen naar buiten kwamen waarop duidelijk zijn aandeel was te zien. En ook dan stonden die verklaringen – zoals bij het schoppen naar [slachtoffer 7] – nog op gespannen voet met wat de rechtbank op die beelden waarneemt. Bovendien is gebleken dat verdachte naargelang het verloop van dit proces ook zichzelf begon tegen te spreken. Het voorgaande maakt dat de rechtbank geen waarde hecht aan zijn ontkenning dat hij betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank passeert eveneens het verweer van de verdediging dat verdachte niet betrokken kán zijn geweest bij het geweld tegen [slachtoffer 1] , omdat hij al betrokken was bij het geweld tegen [slachtoffer 5] . Zoals al eerder benoemd heeft de mishandeling van [slachtoffer 1] plaatsgevonden in een context van openlijk geweld, waarbij er in zeer korte tijd een explosie van geweld heeft plaatsgevonden en waarbij verschillende personen afwisselend op verschillende plaatsen betrokken zijn geweest. Binnen deze context beoordeelt de rechtbank ook de getuigenverklaringen. Daarbij valt het op dat het soms lijkt alsof een getuige aangeeft dat bepaalde mishandelingen tegelijkertijd plaatsvonden, maar dat als er wordt doorgevraagd er toch enkele seconden tussen te lijken zitten. De rechtbank verwijst hierbij onder meer naar de verklaringen van [getuige 10] , [getuige 5] , [getuige 9] en [getuige 14] .Daarnaast zijn er meerdere getuigen die duidelijk aangeven dat de mishandelingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] juist niet tegelijkertijd hebben plaatsvonden. De rechtbank verwijst hierbij naar de verklaringen van onder meer [getuige 6] en [getuige 15] .De rechtbank neemt bovendien op filmbeelden waar dat [slachtoffer 1] al bewegingloos op de grond ligt terwijl [slachtoffer 5] dan nog niet op de grond terecht is gekomen.Het verweer van de verdediging mist dan ook enige feitelijke onderbouwing en wordt daarom verworpen.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank geen reden ziet om te twijfelen aan de vaststelling die onomstotelijk uit voornoemde verklaring van [getuige 2] en de DNA match volgt, namelijk dat verdachte betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer 1] . Daarbij weegt de rechtbank ook mee het beeld dat van verdachte uit het procesdossier naar voren is gekomen en waarbinnen deze mishandeling ook naadloos past. Meerdere getuigen hebben verklaard dat verdachte die avond opgefokt en agressief was.Zoals blijkt uit de vaststellingen van de rechtbank met betrekking tot de andere gevechten van die avond, vormde verdachte telkens het centrum van de geweldsaanval. Hij was degene die voorop stond, die bij het hele gevecht betrokken was en die pas stopte als het slachtoffer bewegingsloos op de grond lag. Dat was immers pas het moment waarop het, in de eigen woorden van verdachte, “klaar” was en het slachtoffer niet meer zou opstaan. Dit was het geval bij [slachtoffer 7] , bij [slachtoffer 5] en, zo stelt de rechtbank vast, ook bij [slachtoffer 1] .
De vraag is vervolgens waaruit deze betrokkenheid heeft bestaan. [getuige 2] heeft over de persoon met het signalement waaraan de rechtbank verdachte koppelt bij de Spaanse politie verklaard dat deze persoon [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd heeft geschopt.Bij de verhoren bij de Nederlandse politie heeft [getuige 2] verklaard dat deze persoon “in de richting van” zijn hoofd heeft geschopt.Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 2] dit verduidelijkt. Zij geeft daar aan dat zij niet kon zien waar de daders [slachtoffer 1] raakten, omdat [slachtoffer 1] op dat moment op zijn linkerzij lag en zij op zijn rug keek. Zij begreep wel dat [slachtoffer 1] op zijn hoofd werd geraakt, omdat dit gedeelte lager was. Degene die deze trap gaf, koppelt [getuige 2] weer aan het signalement van verdachte.Met deze toelichting acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat het inderdaad een schop tegen het hoofd van [slachtoffer 1] betrof.
Daarnaast is het DNA van [slachtoffer 1] aangetroffen aan de rechterzijde van de linkerschoen van verdachte. Deze locatie past bij het trappen tegen [slachtoffer 1] . De stelling van verdachte dat hij met rechts schopt en het aantreffen van het DNA daarom niet het gevolg kan zijn van het trappen tegen [slachtoffer 1] acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu uit de beelden van eerdere mishandelingen is gebleken dat verdachte ook met links schopt. Er is door verdachte ook geen redelijke – en te verifiëren – alternatieve verklaring voor de aanwezigheid van het DNA van [slachtoffer 1] op zijn schoen gegeven. Dat die aanwezigheid verklaard wordt door het trappen, vindt ook ondersteuning in de omstandigheid dat van het slachtoffer [slachtoffer 5] – waarvan verdachte heeft erkend dat hij hem heeft geschopt – ook DNA op een andere schoen van verdachte is aangetroffen.Ook de door de verdediging gestelde omstandigheid dat er geen aanwijzingen voor bloed zijn aangetroffen in het DNA-spoor doet geen afbreuk aan de eerdere constatering. Het is immers mogelijk dat het bloeden pas is begonnen nadat [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd is getrapt. Ook de overige opmerkingen van de verdediging op dit punt passeert de rechtbank. Het gaat om de combinatie van de verklaring van [getuige 2] waarin zij omschrijft wat de betreffende persoon heeft gedaan en de locatie van het DNA-spoor, die maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd heeft geschopt.
Juridische kwalificatie betrokkenheid verdachte
Verdachte wordt primair verweten dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de doodslag op [slachtoffer 1] . Eerder heeft de rechtbank al vastgesteld dat [slachtoffer 1] is overleden als een gevolg van het op hem uitgeoefende geweld. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte niet de enige is geweest die geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gebruikt. De vraag is dan ook of er sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere daders, dat dit kan worden aangemerkt als medeplegen.
Eerder is vastgesteld dat zowel verdachte als ten minste één andere dader [slachtoffer 1] heeft geschopt terwijl hij op de grond lag. De daders stonden op dat moment om [slachtoffer 1] heen en het schoppen volgde elkaar in kort tempo op. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe samenwerking tussen de verdachte en ten minste één andere persoon, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van geweld jegens [slachtoffer 1] . De vraag is vervolgens of verdachte en zijn mededader(s) door dit handelen ook het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] hebben gehad.
Voor beantwoording van die vraag is van belang of door het handelen van verdachte en zijn mededader(s) de aanmerkelijke kans ontstond dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. De rechtbank is zich ervan bewust dat er recent een discussie is ontstaan over de vraag of het schoppen tegen het hoofd naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op de dood oplevert.Daarbij wordt gesteld dat deze algemene ervaringsregel geen steun vindt in de wetenschap en dat daarom de gevolgen van geweld tegen het hoofd telkens naar de omstandigheden van het geval dienen te worden beoordeeld. Het gaat daarbij onder meer om de kracht van het schoppen, of één keer of meerdere keren is geschopt, de precieze plek op het hoofd waartegen is geschopt en het soort schoenen waarmee is geschopt.
In de onderhavige zaak stelt de rechtbank op basis van voornoemde bewijsmiddelen het volgende vast. [slachtoffer 1] is meerdere keren tegen zijn bovenlichaam en in de richting van zijn hoofd geschopt, waarvan in ieder geval één keer tegen zijn hoofd. Op het moment dat verdachte en zijn mededader(s) [slachtoffer 1] schoppen, ligt [slachtoffer 1] weerloos op de grond en kan hij zichzelf niet adequaat verdedigen. Uit de getuigenverklaring van [getuige 2] blijkt dat de trappen tegen [slachtoffer 1] hard waren en van dichtbij werden gegeven. Daarnaast geeft zij aan dat de lichamen van de daders ook bewogen op het moment dat zij trapten. De rechtbank leidt hieruit af dat zij [slachtoffer 1] ook krachtig hebben getrapt. Uit de getuigenverklaring van [getuige 10] blijkt dat één van die trappen [slachtoffer 1] op zijn neus heeft geraakt. Dit past ook bij de uitkomst van het pathologisch onderzoek. Bovendien blijkt uit dit onderzoek dat de verwonding aan de linkerkant van het hoofd van [slachtoffer 1] in de buurt van zijn slaap naar alle waarschijnlijkheid is veroorzaakt door een trap. De slaap is een kwetsbaar deel van het hoofd. Ten slotte hebben zowel verdachte als zijn mededader(s) met hun schoen tegen [slachtoffer 1] getrapt.
De rechtbank is op grond van deze vaststellingen van oordeel dat verdachte en zijn mededader(s) door op die manier te handelen de aanmerkelijke kans in het leven hebben geroepen dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. De handelingen van verdachte en zijn mededader(s) waren van een dusdanige kracht en zo dichtbij dat daarmee een aanmerkelijke kans ontstond dat de schedel van [slachtoffer 1] zou breken, dan wel zodanig beschadigd zou raken, dat de hersenen volledig zouden uitvallen of ander letsel zou worden veroorzaakt waardoor [slachtoffer 1] zou komen te overlijden, zoals ook daadwerkelijk is gebeurd. De rechtbank overweegt verder dat het handelen van verdachte en zijn mededader(s) naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht is op het toebrengen van dodelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en zijn mededader(s) de aanmerkelijke kans op het ontstaan van dit letsel ook bewust hebben aanvaard.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich samen met een ander dan wel anderen schuldig heeft gemaakt aan de doodslag op [slachtoffer 1] .