ECLI:NL:RBMNE:2022:4615

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
16/206800-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van doodslag en openlijk geweld door Nederlandse jongeren op Mallorca

In de zaak, bekend als de Mallorcazaak, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadig incident op het Spaanse eiland Mallorca op 14 juli 2021. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het medeplegen van doodslag op [slachtoffer 1], poging tot doodslag op [slachtoffer 5] en [slachtoffer 7], en openlijk geweld tegen meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 6], [slachtoffer 8], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], en [slachtoffer 4]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen op gewelddadige wijze heeft opgetreden tegen verschillende groepen jongeren, wat resulteerde in ernstig letsel en de dood van [slachtoffer 1]. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van zeven jaar op, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de fatale gevolgen van het geweld en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden. De verdachte werd ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de ouders van [slachtoffer 1].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/206800-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 november 2021, 21 januari 2022, 4 februari 2022, 13 april 2022, 4 oktober 2022, 7 oktober 2022, 10 oktober 2022, 13 oktober 2022, 17 oktober 2022, 19 oktober 2022 en 4 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officieren van justitie mr. A. Drogt, mr. M. Kamper en mr. B. Nitrauw (hierna gezamenlijk: de officier van justitie) en van hetgeen verdachte en zijn raadslieden, mr. J.P. Plasman en mr. A. Knol, advocaten te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen:
  • mr. E.W. Bosch, advocaat te Honselersdijk, namens de nabestaanden van [slachtoffer 1] en tevens benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] ;
  • mr. L.A.C. ter Steeg, advocaat te Amsterdam, namens de slachtoffers en benadeelde partijen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ;
  • mr. B. Roodveldt, advocaat te Zaandam, namens de slachtoffers en benadeelde partijen [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] ;
  • mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem, namens het slachtoffer en benadeelde partij [slachtoffer 9] ;
  • dr. ir. A.M. Rolloos, deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA bij het Nederlands Forensisch Instituut;
  • drs. T. Kraaijenbrink , DNA-deskundige bij het Leids Universitair Medisch Centrum;
  • S.A. Moonen, gezondheidszorgpsycholoog,
naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 13 april 2022 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
primair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, met een of meer ander(en), [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd;
subsidiair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, met een of meer ander(en), aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, terwijl dit feit de dood ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, met een of meer ander(en), [slachtoffer 1] heeft mishandeld, terwijl dit feit de dood ten gevolge heeft gehad;
feit 2
primair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, met een of meer ander(en), heeft geprobeerd [slachtoffer 5] opzettelijk van het leven te beroven;
subsidiair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, met een of meer ander(en), heeft geprobeerd aan [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 3
primair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, met een of meer ander(en), heeft geprobeerd [slachtoffer 7] opzettelijk van het leven te beroven;
subsidiair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, met een of meer ander(en), heeft geprobeerd aan [slachtoffer 7] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 4
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, ter hoogte van [café 1] en/of [restaurant] , met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 7] , terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar/enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad bij [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] ;
feit 5
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, ter hoogte van de bar [bar] , met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar/enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad bij [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 1] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 primair en 3 tenlastegelegde. De raadslieden hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde. Voorts hebben zij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft bewezenverklaring van de onder 4 ten laste gelegde openlijke geweldpleging jegens [slachtoffer 9] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] . Zij hebben zich wel op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden verklaard dat dit openlijk geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] . Zij hebben de rechtbank daarnaast verzocht verdachte vrij te spreken van het openlijk geweld jegens [slachtoffer 10] . Ten slotte hebben de raadslieden zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft bewezenverklaring van de onder 5 ten laste gelegde openlijke geweldpleging jegens [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] . De raadslieden hebben zich daarbij wel op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden verklaard dat dit openlijk geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor [slachtoffer 5] . Zij hebben daarnaast de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken van de strafverzwarende omstandigheid dat dit openlijk geweld enig dan wel zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad voor [slachtoffer 1] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank bespreekt de ten laste gelegde feiten in chronologische volgorde. Dit betekent dat eerst het geweld bij [café 1] en de [restaurant] wordt besproken (de feiten 3 en 4), en daarna het geweld bij de bar [bar] (de feiten 1, 2 en 5). Hierbij wordt [café 1] aangeduid als “ [café 1] ”, de [restaurant] als “ [restaurant] ” en de bar [bar] als “ [bar] ”.
Bewijsmiddelen [1] ten aanzien van:
Het openlijk geweld bij [café 1] (feit 4)
[slachtoffer 9] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 21 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Plaats delict: [locatie] , [plaats] , Mallorca
Pleegdatum: 14 juli 2021 [2]
Ik zag dat er opeens heel veel jongeren buiten voor [café 1] stonden. Die jongen, die eerder aan het bellen was, kwam dicht bij onze groep staan. Hij kwam heel intimiderend over. Ik heb hem toen een duw gegeven met een hand op zijn borst en gezegd dat hij niet zo dichtbij moest gaan staan. Voor dat ik het wist voelde ik een harde dreun in mijn gezicht links naast mijn neus en zag ik niets meer. Ik voelde toen nog een harde dreun rechts op mijn kaak en daarna nog een harde dreun weer op dezelfde plek als de eerste. Ik had het gevoel dat zij van alle kanten kwamen. Ik zag [slachtoffer 6] ook met zijn armen voor zijn gezicht staan. Hij werd ook aangevallen door die groep. Ik zag later dat ik ook een scheurtje in mijn linker neusvleugel had en dat ik een tand door mijn lip had. Mijn neus stond scheef. Ik heb deze zelf weer teruggezet toen ik voor de spiegel stond. Ik voelde toen een knak en mijn neus ging toen weer terug op zijn plek. [3]
[slachtoffer 6] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 5 augustus 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
De avond van 13 juli 2021 waren wij in [café 1] in [plaats] Mallorca. [4] Om 02.00 uur moest [café 1] dicht. [slachtoffer 9] was meteen naar buiten gekomen en kwam bij mij staan. Kennelijk was de rest van de groep van de jongens uit [woonplaats] toen ook daar gekomen. Er kwam een groep van acht à negen man op mij en [slachtoffer 9] afgerend. Ik werd meteen een keer of vier geslagen. Twee keer op mijn oogkas, één keer op mijn kin en één keer op mijn achterhoofd. Ik hield mijn armen voor mijn hoofd en liep snel naar achteren. Ik zag meteen dat [slachtoffer 9] twee à drie rake klappen vol op zijn neus kreeg. [slachtoffer 9] liep samen met mij naar achteren in een reflex. Zo snel als die groep aan kwam rennen, waren ze daarna ook weer weg. [5]
V: Hoe zag de jongen eruit die jou heeft geslagen?
A: Buitenlands uiterlijk, iets Marokkaans misschien; een tintje; donkerblauw of zwart Dsquared2 shirt aan met gele 1etters; 18 à 19 jaar; donker haar. Hij was ongeveer even lang als ik (1.80 meter [6] ); redelijk dun gebouwd. Ik heb een blauw oog gehad. Bijlage 7: letsel aangever [slachtoffer 6] . [7]
Verdachte is op 27 juni 2022 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigedoor de rechter-commissaris als getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Wanneer kwam u aan bij [café 1] Mallorca? Waarom en met wie was u? [8]
Ik ging daarheen en ik weet dat er een paar jongens voor mij daarheen gingen en na mij ook. Ik zag mijn vriendengroep. Ik zag mijn vrienden praten met anderen. Er is toen een opstootje gekomen.
Wie deed wat en wie was erbij?
Ik weet alleen nog [medeverdachte 5] en ik. Ik heb ook geweldshandelingen verricht. [9]
De
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 4 oktober 2022, zakelijk weergegeven:
U, voorzitter, houdt mij voor dat de politie (op pagina 536 van het procesdossier) heeft gerelateerd dat ik in de nacht van 13 op 14 juli 2022 het volgende signalement had: kort donker haar, licht getinte huidskleur, donker shirt met gele opdruk, blauwe korte broek, en u vraagt mij of dat klopt. Dat klopt.
Poging doodslag [slachtoffer 7] (feit 3 primair) en het openlijk geweld bij [restaurant] (feit 4)
[slachtoffer 7] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 21 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
In de nacht van 13 op 14 juli 2021 zijn wij naar [café 1] in [plaats] op Mallorca gegaan. [10] Ik zag [slachtoffer 8] staan. Hij stond op ongeveer drie of vier meter van mij vandaan. Ik zag dat hij tegen zijn kin werd geslagen. Hij werd door meerdere personen tegen zijn gezicht geslagen. Ik zag dat hij direct hierop zijn armen voor zijn gezicht hield ter bescherming. [11] Ik zag dat ongeveer vijf personen op mij af kwamen. Voor ik het wist werd ik van alle kanten geslagen. Ik weet niet eens waar ik allemaal werd geraakt. Ik heb mijzelf gelijk beschermd door mijn armen voor mijn gezicht te houden. Ik ben neergegaan. Ik denk dat ik even bewusteloos ben geweest. Wat ik mij vervolgens herinner is dat ik tegen mijn benen werd geschopt. Het lukte mij om op te staan en ik weet dat ik mij heb verweerd door ook iemand van de anderen te slaan, maar ik weet niet eens of ik deze persoon heb geraakt. Ik weet ook dat er met een stoel is gegooid. Ik ben vervolgens weer geslagen en weer onderuit gegaan. Vanaf dat moment kan ik mij niets meer herinneren. Op het moment dat ik bijkwam was de andere partij weg. Ook mijn neus deed pijn en ik had een opgezwollen enkel. Ik toon u een foto van mijn gezicht vlak nadat het was gebeurd. [12] Ook kan ik vertellen dat ik nog enkele blauwe plekken heb op mijn beide armen. [13]
[slachtoffer 8] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 11 augustus 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
In de nacht van 13 op 14 juli was ik in [café 1] aan de [locatie] in [plaats] Mallorca gegaan. [14] Ik stond tussen [café 1] en [restaurant] , maar meer richting [restaurant] . Ik stond met [slachtoffer 7] . Ik zag dat er links een groep jongens aan kwam lopen in onze richting. Ik herkende hiertussen die [medeverdachte 1] weer. Zij kwamen vanaf de weg en liepen recht op ons af. Zij waren met ongeveer vier of zes jongens. Mijn aandacht ging vooral naar [medeverdachte 1] uit. Er liep een jongen tussen. Hij was een kop kleiner dan ik. Hij droeg zwart T-shirt met gele letters, had kort zwart opgeschoren haar. Hij leek een Marokkaanse of Turkse afkomst te hebben. Hij liep recht op mij af en ik zag en voelde dat met zijn hand of vuist mij in mijn gezicht sloeg. Ik voelde direct een stekende pijn in mijn neus. Ik liep vervolgens naar achter en voelde nog steeds dat ik klappen kreeg. Ik kon niet verder omdat er een stapel stoelen stond. Ik kwam er tegenaan. Ik voelde pijn aan de linkerkant van mijn hoofd, achter mijn oor. Ik zag niet wie dit deed. Ik had mijn ogen dicht en beschermde mijn gezicht door mijn armen voor mijn hoofd te houden. Terwijl dit gebeurde kon ik een kort moment tussen mijn armen door naar rechts kijken en zag [slachtoffer 7] . Ik zag hem staan en zag dat een jongen die mij sloeg naar [slachtoffer 7] liep en hem ook sloeg. Het volgende moment dat ik weer kon kijken naar [slachtoffer 7] , zag ik dat hij op de grond lag en zag ik een stoel in de richting van [slachtoffer 7] vliegen, terwijl hij dus op de grond lag. Daarna werd ik met rust gelaten. [15]
Van de gebeurtenissen voor de [restaurant] bevinden zich camerabeelden in het procesdossier. [16] De rechtbank neemt op deze beelden– voor zover relevant voor het bewijs – het volgende
waar:
Op 1:44:18 staan [verdachte] en [slachtoffer 8] tegenover elkaar. Achter/naast [verdachte] staan [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] . [slachtoffer 7] staat naast [slachtoffer 8] ;
Op 1:44:22 geeft [medeverdachte 1] (vanachter [verdachte] ) [slachtoffer 8] een klap op zijn gezicht. [slachtoffer 8] wankelt naar achteren en beweegt zich vervolgens naar voren richting [medeverdachte 1] . [slachtoffer 8] wordt vervolgens tegen zijn hoofd/gezicht geslagen door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] . [medeverdachte 3] beweegt ook in zijn richting. [slachtoffer 8] valt achteruit richting gestapelde stoelen. [slachtoffer 8] wordt vervolgens nog steeds geslagen door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] . [medeverdachte 4] beweegt richting [slachtoffer 8] . [slachtoffer 7] slaat [medeverdachte 4] op zijn achterhoofd. [medeverdachte 4] valt naar achteren en trekt [slachtoffer 8] mee.
Op 1:44:27 valt [slachtoffer 8] op de grond.
Op 1:44:28 valt [slachtoffer 7] op de grond.
[medeverdachte 4] maakt vervolgens een schoppende beweging in de richting van de opstaande [slachtoffer 8] . [verdachte] slaat en [medeverdachte 2] schopt de op de grond liggende [slachtoffer 7] .
Op 1:44:31 komt [slachtoffer 7] overeind. Hij wordt dan geslagen door [verdachte] en er wordt naar hem geschopt door [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] . [slachtoffer 7] valt weer op de grond en wordt dan geschopt door [medeverdachte 2] . [slachtoffer 7] krabbelt weer op en wordt dan geslagen door [medeverdachte 5] . Terwijl [slachtoffer 7] overeind blijft, wordt er gelijktijdig van drie verschillende kanten naar hem geslagen door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [verdachte] .
Op 1:44:33 loopt [medeverdachte 6] richting het gevecht.
Op 1:44:35 komt [medeverdachte 5] van opzij en geeft [slachtoffer 7] een harde klap in het gezicht. [slachtoffer 7] wankelt en wordt vervolgens van verschillende kanten geslagen door [medeverdachte 2] en [verdachte] . [medeverdachte 6] maakt een slaande beweging richting [slachtoffer 7] .
Op 1:44:37 valt [slachtoffer 7] achterover op de grond. Terwijl [slachtoffer 7] op de grond ligt maakt [verdachte] achtereenvolgens met zijn linkervoet een stampende en met zijn rechtervoet een schoppende beweging richting het hoofd van [slachtoffer 7] . Vervolgens geeft [medeverdachte 4] twee trappen tegen de benen van de op de grond liggende [slachtoffer 7] . Bij de eerste trap stampt hij met kracht tegen het onderbeen van [slachtoffer 7] .
Op 1:44:39 vliegt van rechts een stoel door het beeld. [verdachte] en [medeverdachte 4] worden door [medeverdachte 8] weggeleid van de op de grond liggende [slachtoffer 7] .
Verdachte is op 4 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor verdachteals verdachte gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
O: De camerabeelden van [restaurant] van 01.44.13 uur tot 01:44:50 uur worden aan verdachte laten zien.
V: Heb je jezelf gezien?
A: ja, ik zag mezelf en dat wij daar ruzie hadden. [17]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van:
Vrijspraak ten aanzien van [slachtoffer 10]
Door [slachtoffer 10] is aangifte gedaan van (openlijk) geweld voor [café 1] en [restaurant] , maar de rechtbank kan – net als de officier van justitie en de raadslieden – op basis van de inhoud van het procesdossier niet goed plaatsen wanneer, waar, hoe en door wie er geweld tegen haar is gebruikt. Verdachte zal dan ook van openlijk geweld tegen [slachtoffer 10] worden vrijgesproken nu niet kan worden vastgesteld dat hij daaraan een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Splitsing geweld [café 1] en [restaurant]
Aan verdachte is het geweld bij [café 1] en [restaurant] ten laste gelegd als één feitelijk geheel. De rechtbank ziet dit anders en verwijst hierbij naar de verklaringen van [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [medeverdachte 5] . [18] Ook wijst de rechtbank op de camerabeelden van de gebeurtenissen voor [restaurant] . Uit die beelden en de daarbij weergegeven tijdsaanduidingen volgt ook dat de confrontatie voor [restaurant] pas begint, enige tijd nádat de groep van verdachte richting [café 1] loopt en ook enige tijd nádat [slachtoffer 9] , kennelijk gewond, uit de richting van [café 1] komt. [19] Eerst heeft er (openlijk) geweld plaatsgevonden voor [café 1] , tegen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 9] ; zij kregen klappen. Na deze klappen was dit geweld voorbij en liepen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 9] weg. [20] Korte tijd daarna ontstond er opnieuw geweld, dit keer voor [restaurant] , waar [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] door verdachte en medeverdachten, werden geslagen en geschopt. Het geweld heeft kortom plaatsgevonden op twee verschillende momenten, op twee verschillende plekken, met andere slachtoffers en deels met andere daders. Dit maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van twee afzonderlijke gebeurtenissen en dat zij voor iedere gebeurtenis ook afzonderlijk zal beoordelen of er sprake was van deelname aan openlijk geweld.
Het openlijk geweld bij [café 1] (feit 4)
Uit het procesdossier blijkt dat een deel van de groep van verdachte en de groep van aangevers die avond in [café 1] aanwezig waren. Vanwege de coronamaatregelen was het verplicht om op een stoel te zitten. Op een bepaald moment ontstond er een discussie over van wie een bepaalde stoel was tussen een deel van de groep van verdachte en de groep van aangevers. Dit leidde er uiteindelijk toe dat [medeverdachte 1] werd geduwd door [slachtoffer 6] en daarna een klap kreeg van [slachtoffer 8] . Hierop werd [slachtoffer 6] [café 1] uitgezet. [slachtoffer 8] ging met hem mee. [21]
Vervolgens blijkt uit het procesdossier dat er door onder andere [medeverdachte 1] en [getuige 1] contact werd gezocht met de rest van de groep van verdachte, die zich op dat moment in de [café 2] bevond. [22] Er werd hen verteld dat [medeverdachte 1] was geslagen en hen werd gevraagd naar [café 1] te komen, om de andere groep “een lesje te leren”. Hierop is de rest van de groep, waaronder verdachte, naar [café 1] gegaan. In de tussentijd bleven [medeverdachte 1] , en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] elkaar uitdagen.
Op het moment dat de rest van de groep van verdachte aankwam bij [café 1] stonden hun vrienden en de groep van aangevers buiten. Hierop ging een aantal jongens, waaronder [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] , dicht op de groep van aangevers staan. [23] Op het moment dat aangevers hierop reageerden door hen van zich af te duwen, viel de groep van verdachte aangevers aan. Hierbij werd [slachtoffer 9] meerdere keren door [medeverdachte 5] in het gezicht geslagen, waaronder minimaal één keer vol op zijn neus, en werd [slachtoffer 6] een aantal keer door verdachte in het gezicht geslagen.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte zich samen met medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] . Door [slachtoffer 6] meerdere keren in het gezicht te slaan, heeft verdachte een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan dit in vereniging gepleegde geweld.
Letsel [slachtoffer 6]Uit de verklaringen van [slachtoffer 6] volgt dat hij als een gevolg van dit geweld een blauw oog heeft opgelopen. De rechtbank stelt vast dat verdachte als enige [slachtoffer 6] heeft geslagen en dat hij hem daarbij tweemaal op zijn oog heeft geraakt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit letsel bij [slachtoffer 6] heeft veroorzaakt.
Het openlijk geweld bij [restaurant] (feit 4)De bewijsmiddelen leiden tot de volgende conclusies.
Verdachte heeft zich samen met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] . Het geweld is begonnen met een klap van een medeverdachte aan [slachtoffer 8] , waarna het geweld zich voortzette tegen [slachtoffer 8] en vervolgens ook tegen [slachtoffer 7] . Beide slachtoffers zijn geslagen en/of gestompt, zijn geduwd en/of getrokken, zijn tegen de grond gewerkt en zijn geschopt. Ook is er met een stoel gegooid. Verdachte heeft aan dit in vereniging gepleegde geweld een significante en wezenlijke bijdrage geleverd. Hij heeft [slachtoffer 8] geslagen en heeft [slachtoffer 7] meermalen geslagen en geschopt.
Letsel [slachtoffer 7]Verdachte heeft samen met anderen [slachtoffer 7] meermalen geslagen en geschopt. De rechtbank overweegt dat wanneer, zoals in dit geval, een slachtoffer door meerdere daders wordt geslagen en geschopt, over het algemeen niet vast kan worden gesteld wélke schop en wélke klap welk letsel heeft veroorzaakt. Maar de rechtbank acht wel voldoende bewezen dat het door verdachte gepleegde geweld in ieder geval blauwe plekken op het lichaam van [slachtoffer 7] tot gevolg heeft gehad. Een blauwe plek is immers redelijkerwijs het gevolg van een klap of schop tegen het lichaam. De rechtbank kwalificeert dit niet als zwaar letsel.
Poging doodslag [slachtoffer 7] (feit 3 primair)Uit de bij de bewijsmiddelen weergegeven waarnemingen van de rechtbank volgt dat [slachtoffer 7] op enig moment op de grond belandt. Vanaf dat moment wordt hij – terwijl hij probeert op te staan – door verdachte en zijn medeverdachten bij voortduring en van verschillende kanten geslagen en geschopt. Hij lijkt een speelbal in het aanvankelijk door zes daders op hem uitgeoefende geweld. Er wordt daarbij onder andere door verdachte naar hem geslagen en geschopt. Nadat [slachtoffer 7] voor de tweede keer is opgekrabbeld en al vele malen is geschopt en geslagen, krijgt hij een harde klap in zijn gezicht van medeverdachte [medeverdachte 5] . Terwijl hij wankelt, wordt hij van verschillende kanten tegen zijn hoofd geslagen door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Als hij ten gevolge daarvan achterover op de grond valt, wordt hij – terwijl hij weerloos op de grond ligt – door verdachte meermalen naar zijn hoofd geschopt en door medeverdachte [medeverdachte 4] nog tweemaal tegen zijn benen. [slachtoffer 7] blijft buiten bewustzijn op de grond liggen.
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande volgt dat tussen verdachte en de hiervoor genoemde medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, bestaande in een gezamenlijke uitvoering. Zij hebben immers ieder zowel gelijktijdig als afwisselend en bij voortduring geweldshandelingen gepleegd tegen [slachtoffer 7] . Verdachte heeft een grote bijdrage geleverd aan dit geweld; en hij is doorgegaan met slaan, ook nadat [slachtoffer 7] verschillende keren op de grond was beland. Hij heeft, nadat [slachtoffer 7] voor de laatste keer naar de grond was gegaan en weerloos achterover op de grond lag, nog tweemaal naar zijn hoofd geschopt. Het geweld is pas geëindigd toen verdachte door een groepsgenoot werd weggeleid.
De rechtbank overweegt verder dat het geweld tegen [slachtoffer 7] een aanmerkelijke kans op zijn overlijden opleverde. Zoals hiervoor is vastgesteld, is er tegen [slachtoffer 7] gedurende enige tijd door meerdere personen bij voortduring fors geweld uitgeoefend. Dit geweld bleef doorgaan, ook terwijl hij meerdere keren op de grond belandde. De klappen en schoppen kwamen van alle kanten. Er is, ook terwijl hij op de grond lag, meerdere malen naar en tegen hem geschopt, ook naar zijn hoofd. [slachtoffer 7] is ten gevolge van dit geweld buiten bewustzijn geraakt. Het is dit geheel aan geweldshandelingen dat, gelet op de aard, duur en intensiteit ervan, maakt dat de kans op overlijden aanmerkelijk is.
De rechtbank overweegt ten slotte dat de gedragingen van verdachte – het samen met zijn medeverdachten door blijven gaan met (hard) slaan en schoppen, ook nadat [slachtoffer 7] meermalen op de grond was beland en in het bijzonder het meermalen naar het hoofd schoppen terwijl [slachtoffer 7] weerloos achterover op de grond lag – naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op een dodelijk gevolg gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 7] .
Bewijsmiddelen ten aanzien van:
Doodslag [slachtoffer 1] (feit 1 primair), poging doodslag [slachtoffer 5] (feit 2 primair) en het openlijk geweld bij de [bar] (feit 5)
[slachtoffer 5] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 27 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 14 juli 2021 was ik samen met vier vrienden, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in Spanje in het plaatsje [plaats] . We zijn naar de [bar] gegaan. [24] Rond 02:00 uur gingen we naar buiten omdat de kroeg dicht ging. Ik kan mij herinneren dat ik alleen met [slachtoffer 2] , die rechts naast mij liep, naar huis ben gegaan. Het volgende wat ik mij herinner is dat ik wakker werd in het gras. Ik heb niet bewust meegemaakt wat er met mij gebeurd is. Ik had erg veel pijn in mijn linker knie. Aan de binnenkant van mijn knie zat een blauwe plek. Ik had een schaafwond op mijn rechterheup. Ik had een pijnlijke en blauwe plek op mijn linker schouder. Ik had een bebloede schaafwond op de rechterkant van mijn voorhoofd. De binnenkant van mijn rechter oor was blauw. Achter mijn oor op mijn schedel had ik veel pijn en een zwelling en een beurs gevoel. Ik had diverse bulten op mijn hoofd. Ik had een pijnlijke en bebloede neus. Ik had op mijn linkerwang een schaafplek. Ik had een wondje in mijn linker bakkenbaard. [25]
[slachtoffer 2] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 28 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Wij zijn op 13 juli 2021 naar Mallorca gevlogen. Dit alles is in de nacht van 14 juli 2021 gebeurd. Ik ben met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 3] daarheen gegaan. [26] Wij zijn toen naar een club gegaan. Uiteindelijk zijn wij naar buiten gegaan.
Wat is dan het eerstvolgende dat je weet?
Dat ik in de steeg ben gevallen met zes mensen achter mij aan en dat ik mijn handen
voor mijn ogen heb gedaan. Ik weet dat er vijf mensen om mij heen waren en dat ik zo snel mogelijk op moest staan omdat ik anders problemen had. [27]
Hoe heette die club waar jullie geweest zijn?
De [bar] .
Wat is het eerstvolgende dat jij nog weet?
Dat ik val. In een steeg naast de club. Als je met je gezicht naar de club staat was
op een aantal meter die steeg. Die lag daar echt direct naast. Daar ben ik gevallen.
Waardoor viel je?
Doordat ze mij schopten. Ik weet dat zij mijn benen tegen elkaar wilden trappen en ik ben gevallen doordat ik sprong.
Wie zijn 'zij'?
Die groep. Mannen, jongens. Ik denk dat het er een stuk of vier tot zes waren.
Jij ging dus springen om te voorkomen dat ze jou onderuit schoppen. Je viel en je
weet niet dat het komt omdat jij je verstapte of dat ze jou raakte.
Ik heb last van mijn been dus ik denk dat ze mij wel één keer geraakt hebben. Ik weet niet meer op welk been ze mij geraakt hebben. Mijn knie lag open en ik voelde een plek waaraan je voelde dat ik geraakt was.
Waarom deed jij je handen voor je ogen?
Om mijn hoofd te beschermen zodat zij mij niet op mijn hoofd konden schoppen of slaan. Ik had zes plekken op mijn hoofd waardoor ik kon weten dat ze mij geraakt hebben. Als ik op de plekken drukte deed het pijn. [28]
Je had last van je hoofd, van je knie en een plek op je been?
Ik had ook plekken op mijn hoofd je zag alleen een licht plekje langs mijn oog. De rest deed zeer en zag je niet vooral. [29]
[slachtoffer 4] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 29 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik was op vakantie naar Mallorca samen met vier vrienden waaronder [slachtoffer 1] . De andere vrienden die erbij waren zijn [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] . [30] Wij zijn vervolgens naar de strip gelopen en bij een kroeg gaan zitten. Deze kroeg heette de [bar] . De kroegen gingen op 14 juli om 02.00 uur dicht. Wij gingen toen weg. Vervolgens liepen wij over de strip richting het noorden om naar de straat te gaan waar onze Airbnb zich bevond. Hier kwam een andere groep ons tegemoet lopen. Dit waren alleen maar jongens. Op het moment dat wij de groep passeren ging het heel snel. Vervolgens werden er klappen uitgedeeld. Dit gebeurde voor mij. Ik zag dat iemand van onze groep geslagen werd. Hierop ben ik weggerend, terug richting de bar [bar] . Terwijl ik wegrende voelde ik dat ik meerdere klappen kreeg. [31] Ik voelde dat ik deze klappen kreeg en ik voelde pijn. Er bleven vervolgens nog even mensen achter mij aanrennen maar
die stopten na een tijdje. Ik ben toen tot stilstand gekomen, ongeveer voor de
[bar] . [32]
[slachtoffer 3] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifteop 29 juli 2021 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Plaats delict: Mallorca.
Pleegdatum/tijd: 14 juli 2021.
Wij waren met zijn vijven, dat waren [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en ik. [33] Wij zijn toen een café in gegaan, dat was de [bar] . Daar hebben wij gezeten tot het sluiten. Wij liepen toen een meter of 10 á 15 en wij komen die groep tegen. Ik had het gevoel dat er iets ging gebeuren, we stonden ook ineens stil. Ik zag alleen [slachtoffer 2] . Ik kreeg een klap op mijn neus. Ik raakte in paniek omdat ik voelde dat ik gelijk bloedde. Ik haalde mijn arm langs mijn neus en die zat ook gelijk onder het bloed. Ik dacht gelijk dat ik weg moest rennen. Er rende nog een jongen achter mij aan. Hij probeerde mij nog te tackelen, wat niet is gelukt. Ik ben doorgerend en hij is vrij snel gestopt. Ik dacht dat hij een wit shirt aan had en een spijkerbroekje. Volgens mij was het een wat langer wit shirt, dus niet standaard tot zijn middel. Hij was wel wat groter dan ik. Ik ben 1.84 meter. [34]
[medeverdachte 6] is op 12 januari 2022 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigedoor de rechter-commissaris als getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik zag op een gegeven moment [slachtoffer 5] op mij afkomen. Ik kende hem toen niet. Het was een jongen in een zwart shirt, beetje klein. Hij kwam op mij aflopen. Voordat hij op mij af kwam lopen, sprong [verdachte] ertussen. Hij vocht met de jongen in het zwarte shirt. Ik was met mijn volle aandacht daarop gefocust. De jongen met het zwarte shirt kwam van de rechterkant. Ik weet dat [verdachte] vanaf de rechterkant kwam aangesneld tussen ons in. Hij kwam ertussen om [slachtoffer 5] weg te duwen. Hij heeft [slachtoffer 5] geduwd. Er zijn klappen uitgedeeld van beide kanten. Ik weet niet welke klappen het waren of waar het was. Ik weet ook dat [medeverdachte 5] op een gegeven moment van de rechterkant kwam aangesneld. Volgens mij om een trap te geven tegen het been van [slachtoffer 5] of om een klap te geven. Daardoor is [slachtoffer 5] uit balans geraakt. Toen viel hij uiteindelijk op de grond. Toen heb ik hem nog een schop gegeven en [verdachte] ook nog eentje. [35]
[getuige 2]is op 20 juli 2021 door de Spaanse politie als getuige gehoord. Haar verklaring is, voor zover relevant voor het bewijs, als volgt gerelateerd:
Dat de declarante ter hoogte van de [bar] iets zag wat leek op het begin van een gevecht midden op de openbare weg, aangezien een groep van ongeveer tíen of vijftien jongeren minimaal drie andere jongeren aan het achtervolgen en aanvallen was door middel van stompen en schoppen. De declarante zag dat een van de jongens die aangevallen werd op de grond viel nadat hij verschillende stompen had gekregen en dat, toen hij al op de grond lag, de geweldplegers, minimaal drie personen, hem tegen het hoofd schopten, waarop deze jongen bewusteloos op de grond bleef liggen ter hoogte van de bar " [bar] ". [36] De declarante weet dat de daders en slachtoffers van Nederlandse afkomst waren omdat zij hen hoorde schreeuwen voor en tijdens het gevecht. De beschrijving van de geweldplegers die zij kan aandragen is dat het, zoals gezegd, een groep Nederlanders is bestaande uit ongeveer 10-15 jongeren. Zij denkt dat zij enkele van hen zou kunnen herkennen als zij hen opnieuw zou zien en zij gaat over tot het geven van de beschrijving van drie van wie zij zich herinnert:
1.- Een jonge man van tussen de 19-20 jaar oud, met een lengte van ongeveer 180 cm, slank postuur, kort zwart haar en mogelijk gekleed in een donker shirt, maar dat kan ze niet nader omschrijven. [37]
[getuige 3] is op 20 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Op de boulevard zag ik [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] neus aan neus staan met een andere groep jongens. lk had deze groep nog niet eerder gezien maar later bleek dit de groep van de overleden jongen te zijn. lk zag dat [verdachte] door jongens uit mijn groep, werd tegengehouden. lk zag dat [verdachte] loskwam en richting de andere jongens rende. Toen ging de vechtpartij los. Het ging zo snel allemaal. Voor mijn gevoel knipte ik met mijn ogen en lagen er twee jongens op de grond. [38]
[getuige 4] is op 11 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wij zijn hier natuurlijk omdat er een incident heeft plaatsgevonden, wat heb jij daarvan meegekregen?
A: Ik zag die twee mannen. Ik stond er twee meter bij vandaan, want ik was bij die jongens. Voordat ik het wist sprongen die jongens er op en lagen zij binnen no time op de grond die mannen. Wij wilden richting 'Whala' lopen., Wij waren denk ik 100 meter verderop. Toen zagen wij nog steeds die twee mannen liggen. Er stonden veel mensen omheen. Een van die mannen stond op.
V: Je zei dat die twee mannen iets zeiden tegen de groep uit [woonplaats] ?
A: Ja want die mannen stonden op de hoek van de stoep die jongens stonden een beetje bij ons, er zat denk ik twee meter tussen. Ze zeiden iets, ik weet niet wat maar het zag er uitdagend uit. En toen zag ik gelijk die jongens een soort woede in hun ogen krijgen en toen zijn ze er op gesprongen. Ze zijn wel het gevecht begonnen weet ik, ze werden wel uitgedaagd.
V: Wie?
A: [verdachte] , weet ik, die zag ik erop gaan. [medeverdachte 2] geloof ik ook en er waren er wel meer. [39]
V: Je vertelde dat vooral [verdachte] en [medeverdachte 2] getriggered werden door, achteraf, de racistische uitspraken.
Wat hebben zij toen gedaan?
A: Ja, zij zijn er gelijk opgesprongen, op die mannen.
V: Je zei opgesprongen, hoe zou je kunnen omschrijven wat je toen zag?
A: lk ben daar echt van geschrokken, het leken wel twee beesten. Ze waren echt heel snel met veel agressie, ik zag het in hun ogen. [40]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen (camerabeelden [medeverdachte 6] incident 2)het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Afb. 08, 14/07/2021, Tijdstip onbekend (Camera Getuige (IMG_ [bestandsnaam] ))
[medeverdachte 5] sprong op slachtoffer [slachtoffer 5] die ten val kwam. [verdachte] schopte hem terwijl hij lag. [medeverdachte 6] stond achter [medeverdachte 5] en zette aan richting [slachtoffer 5] . [medeverdachte 6] was op dit beeld steeds net buiten beeld. [41]
Afb. 09, 14/07/2021, Tijdstip onbekend (Camera Getuige (VID- [bestandsnaam] ))
[medeverdachte 6] stond bij slachtoffer [slachtoffer 5] waar [verdachte] aan de andere kant van stond. [verdachte] haalde uit met zijn rechterbeen. [medeverdachte 6] deed eenzelfde aanzet. Het been van [verdachte] ging naar achteren en op hetzelfde moment draaide [slachtoffer 5] zich naar [medeverdachte 6] toe. De camera bewoog naar links en zowel [verdachte] als het slachtoffer [slachtoffer 5] verdwenen uit beeld. [42]
Afb. 10, 14/07/2021, Tijdstip onbekend (Camera Getuige (VID- [bestandsnaam] ))
Net voordat [medeverdachte 6] ook uit beeld verdween doordat de camera naar links draaide, was
te zien dat [medeverdachte 6] ook aanzette en met zijn been richting de plek ging waar [slachtoffer 5] lag. [43]
Afb. 11, 14/07/2021, Tijdstip onbekend (Camera Getuige (VID- [bestandsnaam] ))
De camera draaide terug naar [slachtoffer 5] die nog op de grond lag. [verdachte] stond bij hem met zijn voet dicht tegen hem aan. [medeverdachte 6] trok zijn been terug en stond ook vlak bij [slachtoffer 5] . (het beeld werd bij de volgende frames weer scherp en personen waren te herkennen) [44]
Afb. 12, 14/07/2021, Tijdstip onbekend (Camera Getuige (VlD- [bestandsnaam] ))
[medeverdachte 6] trok zijn been terug en draaide zich om. [verdachte] stapte over en langs [slachtoffer 5] die roerloos op de grond bleef liggen. [medeverdachte 6] volgde [verdachte] een stukje en ging toen naar links in de richting van waar [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] slachtoffer [slachtoffer 2] belaagden. [45]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingen (onderzoekswens video)het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik onderzocht video [bestandsnaam] . mp4. Op de aangeleverde USB-stick is dit filmpje genaamd: ‘Blauw shirt rent weg’. [46] Ik zag dat [slachtoffer 5] op de grond lag. Boven hem stonden [verdachte] en [medeverdachte 6] . Ik zag dat [medeverdachte 6] zijn armen strekte, deze evenredig hield aan zijn schouders en vervolgens deze opzij zwaaide. Ik herken deze beweging als een beweging om een schop meer kracht bij te zetten. [47]
[getuige 5] is op 24 augustus 2022 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigedoor de rechter-commissaris als getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
mr. Bertels:
Kunt u vertellen wat u bij die andere jongen hebt zien gebeuren en wanneer dat gebeurde?
Ik weet wel dat [slachtoffer 1] al lag toen die andere jongen nog geschopt werd. Als je het zo bekijkt, dan gebeurde het bij [slachtoffer 1] eerder dan bij die andere jongen. Dat is ook op het filmpje te zien. Ik heb het filmpje niet nodig om te weten dat de jongen aan beide kanten op zijn hoofd is getrapt. Dat is iets dat ik echt 100% zeker weet. Dat heb ik ook gezien en bij de politie verteld. Dit gaat over de jongen die niet dood is gegaan.
De rechter-commissaris:
Even zonder het filmpje. Wat zag u toen met uw eigen ogen?
Die jongen viel op de grond. Ik weet niet of hij eerst van de rechter- of linkerkant een trap kreeg. Hij kreeg van twee verschillende jongens van beide kanten een trap. De een kwam van rechts en de ander kwam van links. [48]
mr. Nitrauw:
Hoe vaak werd hij getrapt?
Een op zijn hoofd en een dicht bij zijn hoofd. Hiermee bedoel ik het bovenlichaam boven de ellenboog.
Wat gebeurde er met die jongen?
Hij bleef even liggen op de grond.
De rechter-commissaris:
Bij beide trappen?
Ja. Hij bleef na beide trappen, die redelijk vlot na elkaar waren, gedekt/in een beschermhouding op de grond liggen. [49]
[getuige 6] is op 23 augustus 2022 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
U hebt verklaard dat u de aanleiding niet hebt gezien, maar dat er een grote vechtpartij ontstond. Kunt u beschrijven wat u precies zag gebeuren vanaf het eerste moment dat u keek?
Het eerste moment kan ik mij niet helemaal meer herinneren. Schuin tegenover, bij [slachtoffer 1] , stonden best veel mensen. Ik heb niet gezien hoe hij naar de grond is gekomen. Toen ik keek, lag hij al op de grond met allemaal mensen eromheen. Er was nog een andere jongen, die lag recht tegenover mij. Ik weet zijn naam niet. Ik zag dat hij op de grond lag en dat er op een gegeven moment twee jongens aankwamen en er werd tegelijkertijd tegen zijn hoofd/bovenlichaam aangetrapt. Ik weet niet precies of het zijn hoofd was, dus dat gedeelte in ieder geval; de bovenkant. [50]
[getuige 2] is op 16 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V1: Ja, jij zei net al even dat er op een andere plek ook een jongen in elkaar geslagen werd?
G: Twee volgens mij. Op twee andere plekken nog. Eentje op dezelfde lijn als waar hij lag (OV: getuige bedoelt [slachtoffer 1] ), maar dan een stukje verder.
V2: En wat heb jij gezien van het geweld dat werd uitgeoefend op die jongen?
G: Toen ik die kant op keek, lag hij al op de grond, dus ik heb niet gezien dat hij in elkaar werd geslagen. Het enige wat ik heb gezien is dat hij echt een super harde trap kreeg. Echt op zo'n manier dat je een voetbal wegtrapt. Weet je, als je op het voetbalveld staat, uithaalt naar zo'n voetbal. Op zo'n manier kreeg hij een trap van een jongen. [51]
Ik heb het wel gezien vanaf een afstand dat hij één zo'n hele grote trap kreeg en toen rende die jongen naderhand wel weg. [52]
V2: Hoe zagen de schopbewegingen bij [slachtoffer 1] eruit?
G: Ja, ook wel hard, je zag hun lichaam echt wel bewegen gewoon op het moment dat hij uhh, dat ze trapten. [53]
[getuige 7] is op 2 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
A: [medeverdachte 6] , die was geschrokken van zijn daden. Wij hoorden dat er een jongen gereanimeerd moest worden en [medeverdachte 6] was bang dat hij dat gedaan had dus hij was in paniek.
V: Je vertelde net dat [medeverdachte 6] erg geschrokken is over zijn handelen, wat zei hij wat hij gedaan heeft.
A: Hij zei dat hij weet van zichzelf dat hij tegen iemand heeft geschopt die op de grond lag en dat hij bang was dat dit de jongen was die er slecht aan toe was. [54]
[getuige 8] is op 27 september 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wat heb jij allemaal gezien de nacht van 13 op 14 juli 2021?
A: Rond 02:00 uur liepen wij op de boulevard. Ik zag een jongen een klap geven en zag dat die andere jongen knocked out zou gaan. Aan de klap hoorde je dat al dat er iemand gaat vallen. Het was een doffe klap. Ik zag die jongen plat achterover vallen. Ik zag toen andere personen daar naartoe rennen en zag dat er trapbewegingen tegen zijn hoofd werden gemaakt. Stuk of drie. Ik weet ook niet of ze raak waren. Ik zag vervolgens die jongens wegrenden de straat in. Ik zag toen die jongen die op straat lag, in een plas bloed liggen. Hier stonden toen al allemaal mensen omheen. [55]
[getuige 9] is op 12 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
Ik zag dat [slachtoffer 1] een klap kreeg die op zijn borst terecht kwam. Daarna gaf diezelfde jongen [slachtoffer 1] nog een klap. lk zag dat die jongen [slachtoffer 1] raakte met zijn vuist in het gezicht ter hoogte van zijn neus. Ik zag dat [slachtoffer 1] gelijk achterover viel en met zijn achterhoofd op de straat terecht kwam. [slachtoffer 1] stond op de stoeprand en viel daar vanaf. Hij stond met zijn gezicht richting de [bar] en viel achterover in de richting van het strand. Hij is daarna niet meer opgestaan. Er liepen nog drie jongens bij de jongen die [slachtoffer 1] sloeg. Zij liepen tegelijk met zijn vieren weg. [56]
[getuige 10] is op 14 augustus 2021 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigeals getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
V: Wat is er gebeurd in de nacht van 13 op van 14 juli 2021 in het uitgaansgebied op Mallorca?
A: op de boulevard keek ik naar [slachtoffer 1] . Ik zag precies hoe hij viel. Ik was vooral gefocust op diegene die neer viel, het was donker en druk. Volgens mij was hij toen al out. Ik keek naar [slachtoffer 1] , niet naar diegene die het deed maar die gaf nog een trap op de neus van [slachtoffer 1] . [57]
P.M.I. van Driessche, arts en forensisch patholoog, heeft in
een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut(hierna: NFI) van het forensisch pathologisch onderzoek aan het lichaam van [slachtoffer 1] , van 9 februari 2022, het volgende gerapporteerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Er waren aan het lichaam meerdere letsels ten gevolge van meermaals
stomp/botsende krachtsinwerking. Er waren aan het hoofd meerdere onderhuidse bloeduitstortingen, schaafletsels en huidscheuren (sub B4 t/m B9). Deels waren zij aspecifiek en kunnen zij passen bij geslagen worden, geschopt worden, zich stoten, vallen en dergelijke. Echter 3 letsels waren dermate groot (met huidverscheuring of onderliggend breuk van de schedel) dat zij veel waarschijnlijker zijn aan te treffen door oplopen door getrapt worden, door geslagen worden met een voorwerp of door vallen, dan door oplopen door geslagen worden (zonder voorwerp) of zich stoten. Gezien de lokalisatie van deze letsels (verspreid over de schedel/het hoofd)
lijkt slechts maximaal 1 van deze 3 letsels mogelijk opgelopen te kunnen zijn ten gevolge van vallen. [58] Daarnaast is het breukcomplex en de onderliggende beschadiging van de hersenen links-zijwaarts dermate uitgebreid dat het veel waarschijnlijker is deze aan te treffen ten gevolge van toegebracht geweld (in het kader van getrapt worden of geslagen worden met een voorwerp) dan door vallen. De aanvullende informatie van een verklaring dat het slachtoffer mogelijk 'als een plank achterover' gevallen zou zijn, zou bovendien veel eerder kunnen passen bij een val als oorzaak voor het letsel aan het achterhoofd dan voor het letsel links-zijwaarts aan het hoofd. De sectiebevindingen in combinatie met de aangeleverde medische gegevens tonen aan dat ten gevolge van krachtsinwerking aan het hoofd (met name links-zijwaarts aan het hoofd) een schedelbreuk en letsel aan de hersenen is opgetreden met hierdoor hersenzwelling en bloeding onder de hersenvliezen. Door deze zwelling en bloeduitstorting is er door massawerking inklemming van de hersenen en hersenstam opgetreden. Inklemming van de hersenstam verklaard het overlijden zonder meer door functiestoornissen van de hersenstam (waar de neurologische centra voor automatische aansturing van de ademhaling en hartslag zich bevinden). De aangetroffen ontsteking van de onderkwabben van beide longen (sub B14) kan ontstaan zijn tijdens de ziekenhuisopname en kan aan de hand van belemmering van de ademhaling bijgedragen aan het overlijden. Deze ontsteking is echter niet primair oorzakelijk voor het overlijden. [59]
Bij forensisch pathologisch onderzoek op het lichaam van [slachtoffer 1] , 27 jaar oud geworden, wordt het overlijden zonder meer verklaard door verwikkelingen van hersenletsel door stomp botsende krachtsinwerking links-zijwaarts aan het hoofd. Dit letsel is opgelopen in het kader van doorgemaakt meermaals stomp/botsende krachtsinwerking, waarbij er duidelijke aanwijzingen waren voor aan het hoofd (mogelijk meermaals) getrapt worden of geslagen worden met een voorwerp en (hooguit eenmaal) vallen. Mogelijk heeft een ontsteking van de onderkwabben van beide longen (mogelijk opgelopen tijdens de ziekenhuisopname) bijgedragen aan het overlijden. Deze ontsteking is echter niet primair oorzakelijk voor het overlijden. [60]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van bevindingenvan 17 december 2021 zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Op 4 augustus 2021 werd in perceel [adres] te [woonplaats] een verdachte aangehouden, genaamd [verdachte] , geboren op [2002] te [woonplaats] . Tijdens deze aanhouding werd een doorzoeking verricht en werd een paar schoenen van het merk Nike aangetroffen en in beslag genomen.
AANE4338NL (linkerschoen) [61]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal aanvraag benoeming deskundigevan 9 augustus 2021 zakelijk weergegeven het volgende gerelateerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Sporendragers
Goednummer: PL0900-2021230390-2858251
SIN: AANE4338NL
Object: Schoeisel (Schoen) [62]
Merk: Nike
Bijzonderheden: linker lederen met grijs schoen vanuit hal beg. grond (verdachte [verdachte] ). [63]
Dr. ir. A.M. Rolloos, heeft in
een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut(hierna: NFI) van 10 november 2021 het volgende gerapporteerd, voor zover relevant voor het bewijs:
Uit bemonstering AANE4338NL#02 (rechterzijde van de linkerschoen (aan de buitenzijde)) is een DNA-mengprofiel van minimaal drie personen verkregen. Het DNA kan afkomstig zijn van verdachte
[verdachte](bewijskracht niet berekend), slachtoffer
[slachtoffer 1]en minimaal één andere persoon. [64]
Toelichting 1: Volgens de informatie verkregen van de politie is schoen AANE4338NL afkomstig van verdachte [verdachte] . Op grond van deze informatie en vanwege de overeenkomsten tussen de DNA-mengprofielen van de bemonsteringen van deze schoenen en het DNA-profiel van verdachte, is aangenomen dat er daadwerkelijk DNA van [verdachte] in de betreffende bemonstering aanwezig is. Dergelijke bemonsteringen bevatten doorgaans DNA van de drager van de schoen. De bewijskracht ten aanzien van [verdachte] is daarom niet berekend. Wel is deze aanname gebruikt in de bewijskrachtberekening ten aanzien van slachtoffer (...) [slachtoffer 1] . [65]
Het verkregen DNA-mengprofiel van deze bemonstering kan verklaard worden door een bijdrage van DNA van (in totaal) zowel drie als vier personen. De berekening van de bewijskracht is daarom zowel uitgevoerd onder de aanname dat er drie, als onder de aanname dat er in totaal vier (niet-verwante) personen DNA hebben bijgedragen aan deze bemonstering. Voor beide berekeningen is aangenomen dat een deel van het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] (zie toelichting 1). DNA-mengprofiel AANE4338NL#02 is ten minste 700 miljoen keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] , slachtoffer [slachtoffer 1] en één of twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee of drie willekeurige onbekende personen. [66]
Verdachte is op 27 juni 2022 volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuigedoor de rechter-commissaris als getuige gehoord en heeft daarbij zakelijk weergegeven het volgende verklaard, voor zover relevant voor het bewijs:
In uw beleving stond u alleen met de vijf mensen die scholden. En toen?
Toen begon het gevecht tussen mij en [slachtoffer 2] . Ik gaf een klap in zijn gezicht. Hij struikelde een beetje achterover. Hij is toen gevallen. Ik keek op dat moment om mij heen en ik zag vrijwel meteen [slachtoffer 5] . Ik zag hem in een houding tegenover [medeverdachte 6] staan en ik zag hem duwen en trekken naar [medeverdachte 6] toe. [67] Ik heb ook geweldshandelingen verricht, Ik heb [slachtoffer 5] naar de grond toe geduwd. Ik weet dat ik hem één schop heb gegeven. Op dat moment ben ik uiteindelijk weggegaan via de steeg. [68] Ik weet dat ik een schop heb gegeven. Hij draaide zich om naar [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] gaf een schop. Ik zat toen te kijken wat er met hem is gebeurd. [69]
De
verklaring van verdachte ter terechtzittingvan 7 oktober 2022, zakelijk weergegeven:
U, voorzitter, houdt mij voor dat het lijkt alsof er een schop tegen het hoofd van [slachtoffer 5] is geweest. Op de beelden kan u zien dat mijn beweging van erna was, toen ik naast zijn hoofd stond. Ik zag toen dat [slachtoffer 5] buiten bewustzijn was. Dat was toen het voor mij betekende, het is klaar ik moet weg hier. Eerder was hij volgens mij nog niet hulpeloos. Hij wilde nog opstaan. Ik heb die schop gegeven zodat hij niet meer zou opstaan.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van:
Bruikbaarheid verklaringen [getuige 2]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de getuigenverklaringen van [getuige 2] onbetrouwbaar en daarmee onbruikbaar zijn voor het bewijs. Ze verwijst daarbij naar het rapport van Van Koppen [70] en benoemt ook zelf een aantal specifieke punten, onder andere ten aanzien van de gegeven signalementen en herkenningen.
De rechtbank is zich bewust van de omstandigheid dat er voorzichtig dient te worden omgegaan met de getuigenverklaringen van [getuige 2] . Zoals ook is benoemd in het rapport van Van Koppen is er een aantal elementen dat hiervoor van belang is. Het gaat daarbij onder meer om de wijze waarop er is vertaald tijdens het eerste verhoor in Spanje, hoe de herkenningen hebben plaatsgevonden en de manier van ondervraging en verslaglegging. Dit staat dus allemaal los van de persoon van [getuige 2] . Er is geen enkele aanleiding om aan te nemen dat zij in het voor- of nadeel van aangevers dan wel verdachten zou verklaren en de rechtbank om die reden terughoudend met haar verklaring om zou moeten gaan.
Zelfs als de rechtbank deze voorzichtigheid in het oog houdt, is er een aantal elementen van de verklaringen van [getuige 2] dat de rechtbank betrouwbaar en geloofwaardig acht, en daarmee bruikbaar voor het bewijs. Dit ziet in de eerste plaats op het geweld dat tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] is gebruikt. [getuige 2] heeft vanaf het begin eenduidig verklaard over wat daar heeft plaatsgevonden. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank met betrekking tot het geweld tegen [slachtoffer 1] in latere verhoren geen tegenstrijdigheden met haar eerdere verhoor, maar een verduidelijking van wat zij nu wel of niet heeft gezien en van hetgeen zij zich daar later wel of niet meer van kan herinneren. Bovendien wordt dit deel van de verklaring van [getuige 2] ondersteund door andere getuigenverklaringen.
Daarnaast acht de rechtbank de verklaring van [getuige 2] betrouwbaar ten aanzien van het signalement van één van de personen die betrokken was bij het geweld tegen [slachtoffer 1] . Direct in haar eerste verhoor in Spanje omschrijft [getuige 2] één van de personen als:
“1.- Een jonge man van tussen de 19-20 jaar oud, met een lengte van ongeveer 180 cm, slank postuur, kort zwart haar en mogelijk gekleed in een donker shirt.”
De rechtbank acht de verklaring op dit punt betrouwbaar, omdat [getuige 2] dit signalement geeft kort nadat het geweld heeft plaatsgevonden. [getuige 2] geeft dit signalement vóórdat zij foto’s heeft gezien van (de groep van) verdachten. Bovendien blijft [getuige 2] dit signalement consequent herhalen. De rechtbank betrekt hierbij nadrukkelijk niet de omstandigheid dat [getuige 2] later verklaart over iemand met “een zwart shirt met gele bedrukking”, omdat de rechtbank het op dit punt eens is met de verdediging dat deze verklaring mogelijk is beïnvloed door informatie die [getuige 2] later ter ore of ter ogen is gekomen.
Het verweer van de verdediging op deze punten wordt verworpen.
Bruikbaarheid DNA-onderzoek
De verdediging heeft verder aangevoerd dat de resultaten van het DNA-onderzoek door het NFI van het bewijs dienen te worden uitgesloten, nu zij haar recht op een contra-expertise niet adequaat heeft kunnen uitoefenen en er daarom nog steeds onduidelijkheid bestaat over de juistheid van het NFI-rapport.
De rechtbank verwerpt dit verweer. De verdediging heeft haar recht op een contra-expertise feitelijk kunnen uitvoeren. Het FLDO heeft immers een tegenonderzoek van het DNA uitgevoerd en daarover een rapportage opgesteld. Het feit dat er een andere uitkomst uit dit onderzoek is gekomen maakt niet dat daarmee het recht niet adequaat zou zijn uitgeoefend. Het roept enkel de vraag op hoe de verschillende uitkomsten te duiden, waarover de verdediging de deskundigen heeft kunnen horen en een standpunt heeft kunnen innemen. Er is dan ook geen sprake van een schending van een recht op een eerlijk proces.
Het voorgaande betekent dat de resultaten van het DNA-onderzoek door het NFI voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De vraag is echter, zoals hiervoor benoemd, hoe deze resultaten zich verhouden tot de resultaten van het onderzoek door het FLDO.
Uit het NFI onderzoek is gebleken dat voor het DNA-mengprofiel dat in de bemonstering aan de rechterzijde van de linkerschoen van verdachte is aangetroffen, geldt dat dit aantreffen ten minste 700 miljoen keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte, [slachtoffer 1] en één of twee willekeurige personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte en twee of drie willekeurige personen. Het FLDO heeft een contra-extract van dezelfde bemonstering onderzocht. Dit betreft dus een ander deel van dezelfde bemonstering. Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor DNA van [slachtoffer 1] in het aangetroffen DNA-mengprofiel.
Uit de aanvullende rapportage van het FLDO en de toelichting daarop ter terechtzitting is gebleken dat het FLDO op basis van de resultaten van het NFI tot eenzelfde conclusie zou zijn gekomen, namelijk dat er een aanwijzing is voor aanwezigheid van het DNA van [slachtoffer 1] in het mengprofiel. De bewijskracht voor die hypothese is dan – met gebruikmaking van de software van het FLDO – tussen de 10.000 á 100.000. Daarnaast is gebleken dat het NFI één kit van het FLDO heeft onderzocht en daarmee – met gebruikmaking van de software van het NFI – ook tot een bewijswaarde van rond de 10.000 is uitgekomen voor de aanwezigheid van het DNA van [slachtoffer 1] in het mengprofiel. Wat betreft de verschillen tussen de uitkomsten hebben beide deskundigen twee mogelijke oorzaken benoemd. Ten eerste is de concentratie van het DNA zoals dit is geïsoleerd uit de bemonstering relatief laag. Ook is het onderzoek van het FLDO geruime tijd later uitgevoerd dan dat van het NFI; de langere bewaartijd van het DNA kan nog een nadelige invloed hebben gehad op de kwaliteit van het contra-extract. Dit kan ertoe leiden dat er meer en grotere verschillen ontstaan tussen de resultaten uit het ene deel van de bemonstering (het extract) en het andere deel van de bemonstering (het contra-extract). Daarnaast is er een verschil in de gebruikte software. De software zoals die door het NFI is gebruikt is geavanceerder en kan daardoor meer elementen betrekken bij de berekening; het is bekend dat de berekende bewijskrachten van de door het FLDO gebruikte software lager zijn dan die van de door het NFI gebruikte software.
Gelet op de resultaten van deze nadere onderzoeken en de toelichting daarop, ziet de rechtbank geen bezwaren om de resultaten van het NFI-onderzoek te gebruiken als bewijs. Het verschil tussen de resultaten van het onderzoek door het NFI en het eerste onderzoek door het FLDO kan immers worden verklaard door de kwaliteit van het DNA-extract en het verschil in gebruikte software. Uit de nadien over en weer uitgevoerde onderzoeken met elkaars resultaten volgt een aanwijzing voor de aanwezigheid van DNA van [slachtoffer 1] op de schoen van verdachte. Er resteert dan een verschil in bewijskracht, maar gelet op de toelichting door de deskundigen ter terechtzitting over de verschillen in de gebruikte software, zal de rechtbank de door het NFI berekende bewijskracht gebruiken.
Het openlijk geweld bij de [bar] (feit 5)
De rechtbank overweegt ten aanzien van een bewezenverklaring voor feit 5 in het bijzonder als volgt.
Nadat in de nacht van 14 juli 2021 door verdachte en medeverdachten al fors geweld was gepleegd tegen meerdere personen voor [café 1] en voor [restaurant] , gingen verdachte en de medeverdachten over de boulevard in de richting [café 2] /de [bar] . Nadat de openstaande rekening in [café 2] was betaald, kwam het tot een confrontatie tussen de groep van verdachte en een groep mannen, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] (ook: de groep uit [woonplaats] ). De groep van verdachte stond tegenover de groep uit [woonplaats] . Nadat verdachte een eerste klap uitdeelde, ontstond er een massale vechtpartij waarbij door de verschillende personen uit de groep van verdachte verschillende vormen van geweld werd uitgeoefend tegen de personen van de groep uit [woonplaats] . Bij het begin van dit geweld waren aanwezig verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 3] (ook: de groep van verdachte).
In korte opeenvolgende tijd volgde vanuit de groep van verdachte onder meer het volgende geweld. [slachtoffer 3] kreeg een klap op zijn gezicht en er werd geprobeerd hem te tackelen. [slachtoffer 1] is op zijn hoofd geslagen en op de grond gevallen. Daarna is hij tegen zijn hoofd geschopt. [slachtoffer 4] is tijdens het wegrennen geslagen. [slachtoffer 5] is tegen de grond gewerkt. Daarna is tegen en in de richting van zijn hoofd geschopt. [slachtoffer 2] is geschopt, geslagen en geduwd. Uit onder meer de verklaring van [getuige 11] blijkt dat de groep uit [woonplaats] tijdens de vechtpartij niet veel deed, en vooral de klappen kreeg. [71]
Verdachte is als eerste de confrontatie met de groep uit [woonplaats] aangegaan, is op de groep ingesprongen en heeft de eerste klap uitgedeeld. Hij heeft daarna ook geweldshandelingen gepleegd tegen verschillende leden van de groep. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een voldoende significante bijdrage op aan de openlijke geweldpleging tegen de hele groep uit [woonplaats] , te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Immers, hetgeen voor de [bar] toen en daar is voorgevallen dient te worden aangemerkt als één massale aanval tegen een groep personen, door gezamenlijk gepleegd (openlijk) geweld waarbij de ene geweldpleger zich gesterkt voelt door de andere geweldplegers en er daardoor gemakkelijk escalatie optreedt.
Het openlijk geweld voor de [bar] valt juridisch niet uiteen in meerdere kleine vechtpartijen tegen afzonderlijke personen, waarbij per verdachte moet worden beoordeeld tegen wie hij (openlijk) geweld heeft gepleegd. Dit gaat niet alleen in tegen de feitelijke situatie zoals die heeft plaatsgevonden – te weten één massale vechtpartij van de groep van verdachte tegen de groep uit [woonplaats] – maar ook tegen de inhoud en ratio van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), te weten het strafbaar stellen van openlijk en in verenigde krachten gepleegd (groeps)geweld tegen personen, waarbij niet iedere pleger zelf geweld moet hebben gepleegd tegen ieder slachtoffer. Voor een bewezenverklaring van het “in vereniging” plegen van geweld moet – zoals eerder is overwogen – niet meer komen vast te staan dan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dat openlijke geweld.
Gelet op voorgenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte welbewust heeft deelgenomen aan het openlijk geweld zoals is tenlastegelegd als feit 5, en daaraan bovendien een significante bijdrage heeft geleverd, zodat hij als pleger daarvan dient te worden aangemerkt.
(Zwaar) lichamelijk letsel tot gevolg
Aan verdachte is voorts tenlastegelegd dat zijn bijdrage aan het openlijk geweld (zwaar) lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] . Hoewel vaststaat dat verdachte fors geweld heeft gebruikt tegen verschillende personen, is voor de rechtbank niet met voldoende zekerheid vast te stellen welk specifiek letsel dit uitgeoefende geweld van verdachte tot gevolg heeft gehad. Dit maakt dat verdachte zal worden vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat zijn handelen (zwaar) lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] of [slachtoffer 5] ten gevolge heeft gehad. Dat ten laste van verdachte het schoppen van en het medeplegen van de doodslag op [slachtoffer 1] bewezen zal worden verklaard, betekent immers nog niet dat vastgesteld kan worden dat het de schop van verdachte is geweest die het ten laste gelegde letsel heeft veroorzaakt.
Poging doodslag [slachtoffer 5] (feit 2 primair)
De rechtbank overweegt ten aanzien van een bewezenverklaring voor feit 2 primair in het bijzonder als volgt.
In het geweld voor de [bar] is [slachtoffer 5] door medeverdachte [medeverdachte 5] naar de grond gewerkt. Nadat [slachtoffer 5] op de grond terecht kwam, is [medeverdachte 5] omgedraaid en weggelopen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 6] hebben [slachtoffer 5] vervolgens allebei getrapt, waarbij één keer op het hoofd van [slachtoffer 5] is getrapt en één keer dichtbij het hoofd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank niet gebleken dat verdachte en zijn medeverdachte de bedoeling (in de zin van boos opzet) hebben gehad om [slachtoffer 5] te doden. Van opzet op de dood is echter eveneens sprake wanneer verdachte en zijn medeverdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 5] hebben gehad. Dat wil zeggen dat zij met hun handelen bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het gevolg – de dood van [slachtoffer 5] – zal intreden. Anders dan de verdediging komt de rechtbank tot het oordeel dat daarvan sprake is geweest. De rechtbank stelt dat vast op grond van de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte en de medeverdachte hebben zich schuldig gemaakt aan ernstig geweld gericht op het hoofd van [slachtoffer 5] , door met kracht tegen en in de richting van zijn hoofd te trappen. Het standpunt van elk van de verdachten dat hun trappen op de schouders van [slachtoffer 5] waren gericht, acht de rechtbank gelet op de camerabeelden, de getuigenverklaringen en het letsel van [slachtoffer 5] niet aannemelijk.
De trap van verdachte is door getuigen ook wel omschreven als een voetbaltrap. Dit lijkt ook te volgen uit de camerabeelden van net na de trap. Kort na die trap schopte ook medeverdachte [medeverdachte 6] [slachtoffer 5] in de richting van zijn hoofd. Doordat [slachtoffer 5] vlak daarvoor naar de grond was gewerkt, kon hij zich niet goed tegen de trappen verdedigen; dat maakte hem extra kwetsbaar. Op de camerabeelden is te zien dat [slachtoffer 5] in eerste instantie op zijn rug lag, zonder dat zijn armen zijn hoofd beschermden, waardoor de kans bestond dat hij met kracht tegen zijn slaap zou worden geschopt. Dat het geweld heftig was volgt ook uit het commentaar van omstanders in het ‘ [site] filmpje’. Daarop is door de rechtbank waargenomen dat er ten tijde, en vlak na het schoppen te horen is:
‘Wiejooo wiejooo. 112. Wow. What the fuck maat? Hé, zag je dat? Er moet 112 gebeld. Ze vlogen. Hij is kaaaoo… holy shit maat.’
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 5] een schop heeft gegeven, zodat hij niet meer zou opstaan. Dat impliceert dat hij [slachtoffer 5] schopte met de intentie dat hij daarna niet meer kon opstaan. Immers hij lag al op de grond. Na de schoppen bewoog [slachtoffer 5] niet meer, was hij bewusteloos, en verdachte en de medeverdachte liepen bij hem weg zonder zich om hem te bekommeren. Hij moet dus met kracht op zijn hoofd zijn geraakt. De rechtbank heeft in dit verband ook acht geslagen op de opmerking van verdachte ter zitting dat toen hij zag dat [slachtoffer 5]
knock-outwas, het klaar was. Ook hieruit maakt de rechtbank op dat hij moest worden uitgeschakeld.
Na afloop van het gevecht, nadat de groep van verdachte had gehoord dat er iemand in coma was geraakt, was medeverdachte [medeverdachte 6] erg emotioneel en bezorgd dat hij diegene dat had aangedaan. Ook hieruit volgt dat [medeverdachte 6] fors geweld heeft gebruikt. Immers, als hij werkelijk alleen een zachte schop tegen een schouder zou hebben gegeven, dan was hij niet bang geweest dat daardoor iemand in coma was geraakt.
De mate van het geweld gericht op het hoofd van [slachtoffer 5] , alsmede de intentie waarmee verdachte dit geweld gebruikte, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat een reële, niet onwaarschijnlijke kans bestond op de dood. Door het geweld op deze wijze op [slachtoffer 5] uit te oefenen, hebben verdachte en de medeverdachte deze kans bewust aanvaard.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn medeverdachte het ten laste gelegde feit in vereniging hebben gepleegd, nu sprake was van een gezamenlijke uitvoering. Tijdens het geweld tegen [slachtoffer 5] was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, omdat zij [slachtoffer 5] samen, om de beurt, richting zijn hoofd hebben geschopt terwijl hij daarvoor door medeverdachte [medeverdachte 5] tegen de grond was gewerkt.
Doodslag [slachtoffer 1] (feit 1 primair)
Wat is er met [slachtoffer 1] gebeurd?
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat er meerdere jongens om [slachtoffer 1] heen stonden en dat meerdere jongens hem in zijn gezicht hebben gestompt. [72] Na één van de vuistslagen in zijn gezicht is [slachtoffer 1] achterover gevallen op de grond. Vervolgens hebben meerdere jongens [slachtoffer 1] getrapt tegen zijn bovenlichaam en zijn hoofd, waarbij minimaal één trap op zijn hoofd raak was. [slachtoffer 1] blijft daarna bewusteloos liggen. Hij wordt vervolgens met spoed naar het ziekenhuis gebracht, waar hij bij aankomst direct is geopereerd. Dit heeft echter niet meer mogen baten. [slachtoffer 1] is op 18 juli 2021 om 12.23 uur overleden.
Doodsoorzaak
Uit het pathologische onderzoek van het NFI is onder meer gebleken dat [slachtoffer 1] drie grotere verwondingen had aan zijn hoofd. Hij had één verwonding aan zijn neusrug, één aan zijn achterhoofd en één aan de linkerkant van zijn hoofd. Het NFI heeft geconcludeerd dat het overlijden van [slachtoffer 1] zonder meer wordt verklaard door gevolgen van hersenletsel dat is veroorzaakt door de verwonding aan de linkerkant van zijn hoofd.
De vraag is vervolgens hoe deze drie verwondingen zijn ontstaan. Het NFI heeft daarover opgemerkt dat deze letsels veel waarschijnlijker zijn aan te treffen als deze zijn ontstaan doordat [slachtoffer 1] is getrapt, geslagen met een voorwerp of is gevallen, dan dat hij zou zijn geslagen zonder een voorwerp of zich zou hebben gestoten. De mogelijkheid dat de verwonding zou zijn ontstaan door een val, geldt daarbij voor maximaal één van de drie verwondingen gezien de verspreiding van deze letsels. De verklaring dat het slachtoffer mogelijk 'als een plank achterover' gevallen zou zijn, zou volgens het NFI veel eerder kunnen passen bij een val als oorzaak voor het letsel aan het achterhoofd dan voor het letsel links-zijwaarts aan het hoofd. Bovendien geldt ten aanzien van de verwonding aan de linkerkant van het hoofd van [slachtoffer 1] dat het veel waarschijnlijker deze aan te treffen als deze is ontstaan door toegebracht geweld, dus trappen of slaan met een voorwerp, dan door vallen. Dit heeft te maken met de uitgebreidheid van de breuk en de onderliggende beschadiging van de hersenen.
Door de verdediging is aangevoerd dat de verwonding aan de linkerkant van het hoofd van [slachtoffer 1] ook veroorzaakt zou kunnen zijn door een val. De rechtbank overweegt dat deze stelling op geen enkele wijze wordt ondersteund door het procesdossier. Sterker nog, er is een groot aantal getuigen dat juist een tegengestelde verklaring geeft, namelijk dat [slachtoffer 1] recht achterover is gevallen. De rechtbank verwijst hierbij onder meer naar de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 9] en [getuige 8] . [73] De door de verdediging aangehaalde getuigen zoals [getuige 12] , [getuige 13] en [getuige 5] maken het voorgaande niet anders, nu zij enkel verklaren over de wijze waarop [slachtoffer 1] na het vallen vervolgens op de grond lag, namelijk op zijn linkerzij. De omstandigheid dat [slachtoffer 1] later op zijn linkerzij lag, betekent echter niet dat hij ook bij de val op zijn linkerzij en dus de linkerkant van zijn hoofd terecht is gekomen. Bovendien past het letsel aan de linkerkant van het hoofd, zo concludeert de rechtbank uit de hiervoor weergegeven waarschijnlijkheidsuitspraak van het NFI veel beter bij het getrapt worden of geslagen worden met een voorwerp dan bij het vallen. Dit verweer wordt daarom verworpen.
Nu uit de getuigenverklaringen volgt dat [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd is getrapt – en nu er geen enkele aanwijzing is dat er met een voorwerp zou zijn geslagen – acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffer 1] ten gevolge van het aan hem toegebrachte trappen tegen zijn hoofd is overleden.
Betrokkenheid verdachte
Verdachte heeft ten stelligste ontkend betrokken te zijn geweest bij de dood van [slachtoffer 1] . De verdediging heeft op dit punt ook vrijspraak bepleit.
De rechtbank stelt voorop dat de vraag wie er betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer 1] een moeilijk te beantwoorden vraag is. Zoals al blijkt uit het verschil in standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging van verdachte en zijn medeverdachten, en de inhoud en lengte van het requisitoir en de pleidooien, valt daar het nodige over het te zeggen. De rechtbank is zich ook bewust van de voorzichtigheid die zij dient te betrachten ten aanzien van bepaalde getuigenverklaringen, zoals [getuige 2] hiervoor benoemd, en bijvoorbeeld het DNA-bewijs. Deze voorzichtigheid maakt ook dat de rechtbank bijvoorbeeld de verklaring van [getuige 4] bij de rechter-commissaris niet als bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij de dood van [slachtoffer 1] zal gebruiken. De vraag is dan ook, als de rechtbank het procesdossier kritisch bekijkt, of er dan wettig én overtuigend bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en zal uitleggen waarom zij dat doet.
Het gaat in het bijzonder om de combinatie van de verklaringen van [getuige 2] en het DNA-bewijs. Zoals hiervoor al benoemd is het signalement dat [getuige 2] geeft van één van de personen die zij bij [slachtoffer 1] heeft gezien voldoende specifiek: een jongen van 19-20 jaar, een lengte van 180 cm, slank postuur, kort zwart haar en een donker T-shirt. Zoals eerder overwogen stelt de rechtbank vast dat het de groep van verdachte is geweest die betrokken is geweest bij de mishandeling van [slachtoffer 1] . Binnen deze groep is verdachte de enige die binnen dit signalement past. Er zou nog kunnen worden geopperd dat medeverdachte [medeverdachte 2] ook aan dit signalement voldoet, maar [medeverdachte 2] is kleiner dan verdachte en heeft een andere haarkleur. Daarnaast is verdachte de enige van de groep waarbij het DNA van [slachtoffer 1] op zijn schoen is aangetroffen. Op grond van de resultaten van het NFI komt de rechtbank tot de conclusie dat het DNA dat op de linkerschoen van verdachte is aangetroffen afkomstig is van [slachtoffer 1] . Gelet op het feit dat verdachte ten stelligste ontkent iets met [slachtoffer 1] te maken te hebben gehad en zelfs stelt niet in de buurt van hem te zijn geweest, maakt dit het nog bezwaarlijker voor verdachte.
De vraag is vervolgens wat verdachte hier tegenover stelt. Zoals benoemd ontkent hij iedere betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer 1] . Naar eigen zeggen heeft hij vanaf het eerste moment de waarheid verteld en altijd open kaart gespeeld. De rechtbank ziet dit anders. Het is immers gebleken dat verdachte zijn verhaal aanpast al naar gelang de uitkomst van de onderzoeksresultaten. Zo heeft verdachte zijn verklaring aangepast op het moment dat er filmpjes of camerabeelden van de mishandelingen naar buiten kwamen waarop duidelijk zijn aandeel was te zien. En ook dan stonden die verklaringen – zoals bij het schoppen naar [slachtoffer 7] – nog op gespannen voet met wat de rechtbank op die beelden waarneemt. Bovendien is gebleken dat verdachte naargelang het verloop van dit proces ook zichzelf begon tegen te spreken. Het voorgaande maakt dat de rechtbank geen waarde hecht aan zijn ontkenning dat hij betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank passeert eveneens het verweer van de verdediging dat verdachte niet betrokken kán zijn geweest bij het geweld tegen [slachtoffer 1] , omdat hij al betrokken was bij het geweld tegen [slachtoffer 5] . Zoals al eerder benoemd heeft de mishandeling van [slachtoffer 1] plaatsgevonden in een context van openlijk geweld, waarbij er in zeer korte tijd een explosie van geweld heeft plaatsgevonden en waarbij verschillende personen afwisselend op verschillende plaatsen betrokken zijn geweest. Binnen deze context beoordeelt de rechtbank ook de getuigenverklaringen. Daarbij valt het op dat het soms lijkt alsof een getuige aangeeft dat bepaalde mishandelingen tegelijkertijd plaatsvonden, maar dat als er wordt doorgevraagd er toch enkele seconden tussen te lijken zitten. De rechtbank verwijst hierbij onder meer naar de verklaringen van [getuige 10] , [getuige 5] , [getuige 9] en [getuige 14] . [74] Daarnaast zijn er meerdere getuigen die duidelijk aangeven dat de mishandelingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 5] juist niet tegelijkertijd hebben plaatsvonden. De rechtbank verwijst hierbij naar de verklaringen van onder meer [getuige 6] en [getuige 15] . [75] De rechtbank neemt bovendien op filmbeelden waar dat [slachtoffer 1] al bewegingloos op de grond ligt terwijl [slachtoffer 5] dan nog niet op de grond terecht is gekomen. [76] Het verweer van de verdediging mist dan ook enige feitelijke onderbouwing en wordt daarom verworpen.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank geen reden ziet om te twijfelen aan de vaststelling die onomstotelijk uit voornoemde verklaring van [getuige 2] en de DNA match volgt, namelijk dat verdachte betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer 1] . Daarbij weegt de rechtbank ook mee het beeld dat van verdachte uit het procesdossier naar voren is gekomen en waarbinnen deze mishandeling ook naadloos past. Meerdere getuigen hebben verklaard dat verdachte die avond opgefokt en agressief was. [77] Zoals blijkt uit de vaststellingen van de rechtbank met betrekking tot de andere gevechten van die avond, vormde verdachte telkens het centrum van de geweldsaanval. Hij was degene die voorop stond, die bij het hele gevecht betrokken was en die pas stopte als het slachtoffer bewegingsloos op de grond lag. Dat was immers pas het moment waarop het, in de eigen woorden van verdachte, “klaar” was en het slachtoffer niet meer zou opstaan. Dit was het geval bij [slachtoffer 7] , bij [slachtoffer 5] en, zo stelt de rechtbank vast, ook bij [slachtoffer 1] .
De vraag is vervolgens waaruit deze betrokkenheid heeft bestaan. [getuige 2] heeft over de persoon met het signalement waaraan de rechtbank verdachte koppelt bij de Spaanse politie verklaard dat deze persoon [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd heeft geschopt. [78] Bij de verhoren bij de Nederlandse politie heeft [getuige 2] verklaard dat deze persoon “in de richting van” zijn hoofd heeft geschopt. [79] Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 2] dit verduidelijkt. Zij geeft daar aan dat zij niet kon zien waar de daders [slachtoffer 1] raakten, omdat [slachtoffer 1] op dat moment op zijn linkerzij lag en zij op zijn rug keek. Zij begreep wel dat [slachtoffer 1] op zijn hoofd werd geraakt, omdat dit gedeelte lager was. Degene die deze trap gaf, koppelt [getuige 2] weer aan het signalement van verdachte. [80] Met deze toelichting acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat het inderdaad een schop tegen het hoofd van [slachtoffer 1] betrof.
Daarnaast is het DNA van [slachtoffer 1] aangetroffen aan de rechterzijde van de linkerschoen van verdachte. Deze locatie past bij het trappen tegen [slachtoffer 1] . De stelling van verdachte dat hij met rechts schopt en het aantreffen van het DNA daarom niet het gevolg kan zijn van het trappen tegen [slachtoffer 1] acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu uit de beelden van eerdere mishandelingen is gebleken dat verdachte ook met links schopt. Er is door verdachte ook geen redelijke – en te verifiëren – alternatieve verklaring voor de aanwezigheid van het DNA van [slachtoffer 1] op zijn schoen gegeven. Dat die aanwezigheid verklaard wordt door het trappen, vindt ook ondersteuning in de omstandigheid dat van het slachtoffer [slachtoffer 5] – waarvan verdachte heeft erkend dat hij hem heeft geschopt – ook DNA op een andere schoen van verdachte is aangetroffen. [81] Ook de door de verdediging gestelde omstandigheid dat er geen aanwijzingen voor bloed zijn aangetroffen in het DNA-spoor doet geen afbreuk aan de eerdere constatering. Het is immers mogelijk dat het bloeden pas is begonnen nadat [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd is getrapt. Ook de overige opmerkingen van de verdediging op dit punt passeert de rechtbank. Het gaat om de combinatie van de verklaring van [getuige 2] waarin zij omschrijft wat de betreffende persoon heeft gedaan en de locatie van het DNA-spoor, die maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte [slachtoffer 1] tegen zijn hoofd heeft geschopt.
Juridische kwalificatie betrokkenheid verdachte
Verdachte wordt primair verweten dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de doodslag op [slachtoffer 1] . Eerder heeft de rechtbank al vastgesteld dat [slachtoffer 1] is overleden als een gevolg van het op hem uitgeoefende geweld. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte niet de enige is geweest die geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gebruikt. De vraag is dan ook of er sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere daders, dat dit kan worden aangemerkt als medeplegen.
Eerder is vastgesteld dat zowel verdachte als ten minste één andere dader [slachtoffer 1] heeft geschopt terwijl hij op de grond lag. De daders stonden op dat moment om [slachtoffer 1] heen en het schoppen volgde elkaar in kort tempo op. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe samenwerking tussen de verdachte en ten minste één andere persoon, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van geweld jegens [slachtoffer 1] . De vraag is vervolgens of verdachte en zijn mededader(s) door dit handelen ook het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] hebben gehad.
Voor beantwoording van die vraag is van belang of door het handelen van verdachte en zijn mededader(s) de aanmerkelijke kans ontstond dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. De rechtbank is zich ervan bewust dat er recent een discussie is ontstaan over de vraag of het schoppen tegen het hoofd naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. [82] Daarbij wordt gesteld dat deze algemene ervaringsregel geen steun vindt in de wetenschap en dat daarom de gevolgen van geweld tegen het hoofd telkens naar de omstandigheden van het geval dienen te worden beoordeeld. Het gaat daarbij onder meer om de kracht van het schoppen, of één keer of meerdere keren is geschopt, de precieze plek op het hoofd waartegen is geschopt en het soort schoenen waarmee is geschopt.
In de onderhavige zaak stelt de rechtbank op basis van voornoemde bewijsmiddelen het volgende vast. [slachtoffer 1] is meerdere keren tegen zijn bovenlichaam en in de richting van zijn hoofd geschopt, waarvan in ieder geval één keer tegen zijn hoofd. Op het moment dat verdachte en zijn mededader(s) [slachtoffer 1] schoppen, ligt [slachtoffer 1] weerloos op de grond en kan hij zichzelf niet adequaat verdedigen. Uit de getuigenverklaring van [getuige 2] blijkt dat de trappen tegen [slachtoffer 1] hard waren en van dichtbij werden gegeven. Daarnaast geeft zij aan dat de lichamen van de daders ook bewogen op het moment dat zij trapten. De rechtbank leidt hieruit af dat zij [slachtoffer 1] ook krachtig hebben getrapt. Uit de getuigenverklaring van [getuige 10] blijkt dat één van die trappen [slachtoffer 1] op zijn neus heeft geraakt. Dit past ook bij de uitkomst van het pathologisch onderzoek. Bovendien blijkt uit dit onderzoek dat de verwonding aan de linkerkant van het hoofd van [slachtoffer 1] in de buurt van zijn slaap naar alle waarschijnlijkheid is veroorzaakt door een trap. De slaap is een kwetsbaar deel van het hoofd. Ten slotte hebben zowel verdachte als zijn mededader(s) met hun schoen tegen [slachtoffer 1] getrapt.
De rechtbank is op grond van deze vaststellingen van oordeel dat verdachte en zijn mededader(s) door op die manier te handelen de aanmerkelijke kans in het leven hebben geroepen dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden. De handelingen van verdachte en zijn mededader(s) waren van een dusdanige kracht en zo dichtbij dat daarmee een aanmerkelijke kans ontstond dat de schedel van [slachtoffer 1] zou breken, dan wel zodanig beschadigd zou raken, dat de hersenen volledig zouden uitvallen of ander letsel zou worden veroorzaakt waardoor [slachtoffer 1] zou komen te overlijden, zoals ook daadwerkelijk is gebeurd. De rechtbank overweegt verder dat het handelen van verdachte en zijn mededader(s) naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht is op het toebrengen van dodelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte en zijn mededader(s) de aanmerkelijke kans op het ontstaan van dit letsel ook bewust hebben aanvaard.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich samen met een ander dan wel anderen schuldig heeft gemaakt aan de doodslag op [slachtoffer 1] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, met kracht tegen het hoofd te stompen en
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, met kracht tegen het hoofd, althans het bovenlichaam, te trappen en/of te schoppen, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] op de grond lag;
feit 2 primair
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 5] opzettelijk van het leven te beroven, door voornoemde [slachtoffer 5] met kracht tegen het hoofd, heeft getrapt en/of geschopt terwijl voornoemde [slachtoffer 5] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3 primair
op 14 juli 2021 te [plaats] , in Spanje, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 7] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [slachtoffer 7] meermalen, (met kracht) op/tegen het hoofd en het (boven)lichaam, heeft geslagen en
/ofgestompt en
- voornoemde [slachtoffer 7] meermalen, (met kracht) op/tegen het hoofd en het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [slachtoffer 7] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, openlijk, te weten op de [locatie] ter hoogte van [café 1] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] door voornoemde [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] te duwen en te trekken en met de vuist te stompen en te slaan tegen het hoofd, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten een dik oog bij [slachtoffer 6]
en
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, openlijk, te weten op de [locatie] ter hoogte van [restaurant] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] door voornoemde [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] te duwen en te trekken en naar de grond toe te brengen en met de vuist te stompen en te slaan en te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en het (boven)lichaam en met een stoel te gooien in de richting van voornoemde slachtoffers en andere personen, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad, te weten blauwe plekken op het lichaam bij [slachtoffer 7] ;
feit 5
op 14 juli 2021 te [plaats] in Spanje, openlijk, te weten ter hoogte van bar [bar] op of aan de openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] door voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te duwen en te trekken en naar de grond toe te brengen en/of (met de vuist) te stompen en/of te slaan en/of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of (boven)lichaam.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair
medeplegen van doodslag;
feit 2 primair en feit 3 primair
telkens, medeplegen van poging tot doodslag;
feit 4
(bij [café 1] )
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dit door hem gepleegde geweld lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
en
(bij [restaurant] )
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dit door hem gepleegde geweld lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad
feit 5
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van tien jaren, met aftrek van het voorarrest.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 9] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] voor de duur van vijf jaren. De officier van justitie heeft gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben de rechtbank verzocht bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met het feit dat – bij bewezenverklaring van het onder 1 of 2 tenlastegelegde enerzijds en het onder 5 tenlastegelegde anderzijds en het onder 3 tenlastegelegde enerzijds en het onder 4 tenlastegelegde anderzijds – sprake is van eendaadse samenloop. Voorts hebben zij verzocht om bij de strafoplegging in strafmatigende zin in aanmerking te nemen dat de reclassering heeft gerapporteerd dat zij geen problemen ziet op de verschillende leefgebieden en dat sprake is van een laag recidiverisico. Ook de psycholoog heeft gerapporteerd dat sprake is van een lage kans op toekomstig gewelddadig gedrag en dat er geen sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis. Verdachte heeft zijn leven op orde en interventies zijn niet nodig. De raadslieden hebben de rechtbank verzocht zich aan te sluiten bij hetgeen de psycholoog in haar rapport en ter terechtzitting naar voren heeft gebracht over haar lichte voorkeur voor toepassing van het jeugdstrafrecht en hebben dus verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. Ten slotte hebben de raadslieden verzocht er in strafmatigende zin rekening mee te houden dat sprake is geweest van
trial by media.
Dit alles dient er volgens de raadslieden toe te leiden dat in het geval van strafoplegging wordt volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Zij hebben daarnaast verzocht aan verdachte geen vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder geldt het volgende.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de nacht van 14 juli 2021 op Mallorca schuldig gemaakt aan zeer ernstige geweldsfeiten. Hij heeft samen met anderen tot driemaal toe (openlijk) geweld gepleegd tegen in totaal negen slachtoffers, waarbij zijn geweld bij meerdere slachtoffers letsel tot gevolg heeft gehad. Ten gevolge van dit geweld is [slachtoffer 1] overleden. Het handelen van verdachte levert ook het medeplegen van een doodslag en tweemaal het medeplegen van een poging tot doodslag op.
Alleen al uit deze kille opsomming blijkt de ernst van wat verdachte heeft aangericht. Hij heeft zich die nacht ongekend gewelddadig gedragen.
Het begon bij [café 1] , waar hij met medeverdachten naar toe was gegaan omdat daar een conflict had plaatsgevonden tussen vrienden van hem en een aantal anderen, waaronder [slachtoffer 6] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] . Hoewel verdachte met dit conflict niets te maken had, heeft hij daar zonder aanleiding [slachtoffer 6] meermalen geslagen. Een medeverdachte sloeg [slachtoffer 9] een gebroken neus. Korte tijd daarna is verdachte op [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] afgelopen en is, gevolgd door medeverdachten, de confrontatie aangegaan. Nadat een medeverdachte [slachtoffer 8] een klap gaf, is het geweld tegen [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] losgebarsten. Uit de beelden blijkt dat vooral verdachte zeer heftig geweld gebruikt. Hij slaat [slachtoffer 8] en slaat en schopt [slachtoffer 7] meermalen, ook terwijl deze op de grond ligt. [slachtoffer 7] wordt op een gegeven moment door zes personen tegelijk belaagd en is feitelijk een speelbal van de van verschillende kanten komende klappen en schoppen. Als [slachtoffer 7] op het laatst weerloos achterover op de grond ligt, geeft verdachte hem twee trappen richting zijn hoofd, waarna [slachtoffer 7] buiten bewustzijn blijft liggen. Verdachte moet door een ander bij [slachtoffer 7] worden weggetrokken.
Alleen al dit geweld bij [café 1] en de [restaurant] , dat ten aanzien van [slachtoffer 7] een poging doodslag oplevert, rechtvaardigt een aanzienlijke straf.
Maar, terwijl verwacht mocht worden dat ook verdachte van dit geweld geschrokken zou zijn, zoekt hij enige tijd later bij de [bar] opnieuw de confrontatie. Hij gaat op voor hem onbekende jongemannen af, omdat één van hen zich opgefokt zou gedragen. Omdat er vervolgens (volgens verdachte) door één van die jongemannen naar hem gespuugd zou zijn, valt verdachte – gevolgd door zijn medeverdachten – hen aan. Een getuige ziet veel agressie in zijn ogen en omschrijft zijn gedrag als dat van een beest. In het geweld dat dan ontstaat, valt [slachtoffer 1] op de grond en wordt hij, in ieder geval door verdachte, tegen zijn hoofd geschopt waardoor hij later komt te overlijden. Verdachte gaat echter door met geweld, eerst tegen [slachtoffer 2] en daarna tegen [slachtoffer 5] . En net als eerder bij [slachtoffer 7] en bij [slachtoffer 1] , schopt hij ook [slachtoffer 5] – terwijl deze weerloos op de grond ligt – naar zijn hoofd.
Verdachte heeft – samen met anderen – met zijn handelen [slachtoffer 1] , een jongeman die zijn hele toekomst nog voor zich had, het leven ontnomen. Hij heeft leed veroorzaakt bij alle slachtoffers, maar natuurlijk in het bijzonder bij de nabestaanden van [slachtoffer 1] . Zijn ouders en vriendin hebben ter terechtzitting op indringende wijze verwoord wat het verlies van hun zoon en vriend voor hen betekent. Ook uit de schriftelijke verklaringen van andere slachtoffers blijkt van de pijn en het leed dat hen is aangedaan en waarmee zij nog steeds kampen. Verdachte en zijn mededaders hebben het leven van velen in één nacht onherstelbaar beschadigd.
De vraag rijst: waarom? De moeder van [slachtoffer 1] heeft het in haar slachtofferverklaring gevraagd: “Wat heeft [slachtoffer 1] jullie aangedaan”? Het antwoord is dat uit het dossier niet kan blijken dat [slachtoffer 1] ook maar iets heeft gedaan. Hij stond kennelijk alleen op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Maar ook de andere slachtoffers hebben verdachte niet iets aangedaan dat dit geweld kan verklaren, laat staan rechtvaardigen. [slachtoffer 8] had weliswaar een medeverdachte een klap gegeven in [café 1] , maar dat was al opgelost door het personeel van [café 1] . En bovendien verklaart het niet waarom verdachte en een aantal medeverdachten, die daar niet eens bij waren, dan later niet alleen [slachtoffer 8] , maar ook [slachtoffer 6] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 7] nog in elkaar hebben geslagen en geschopt. En mogelijk trok het gedrag van [slachtoffer 5] voor de [bar] inderdaad de aandacht. Maar dat verklaart niet waarom verdachte de confrontatie aanging. En ook al zou het zo zijn dat er naar hem is gespuugd, dan verklaart dit niet waarom hij en zijn medeverdachten vervolgens de hele groep aanvielen. Er zijn door verdachte en zijn medeverdachten woorden als “verhaal halen”, “uitpraten” “verdedigen” en “vrienden helpen” gebruikt. Maar waartegen nu verdedigd moest worden en wie er nu geholpen moest worden, blijkt niet. En “verhaal halen” en “uitpraten” lijken, zoals wel vaker in de rechtszaal, synoniemen voor “vechten”.
De slotsom blijft dat sprake is geweest van zonder werkelijke aanleiding gepleegd, zinloos en excessief uitgaansgeweld. Met in dit geval fatale gevolgen. Dat laatste speelt natuurlijk voor de straftoemeting een belangrijke rol. Maar de rechtbank hecht er aan op te merken dat, ook als [slachtoffer 1] het geweld net als [slachtoffer 7] en [slachtoffer 5] zou hebben overleefd, nog steeds sprake zou zijn geweest van zeer ernstige feiten. Het verwijt aan verdachte, namelijk dat hij er kennelijk niet voor terugschrikt om mensen die weerloos op de grond liggen naar hun hoofd te schoppen, zou dan immers hetzelfde zijn.
Mensen moeten veilig uit kunnen gaan en daarna ook weer veilig thuis kunnen komen. Dat geldt ook – en misschien wel in het bijzonder – voor jongeren. En ook in het buitenland. Want natuurlijk wordt er daar gedronken. En natuurlijk ontstaat er dan regelmatig gedoe; mensen botsen tegen elkaar, zeggen iets verkeerds, krijgen ruzie over een rekening of over een stoel. Maar juist dan zou iedereen zich in moeten houden en niet overgaan tot geweld. Omdat dat geweld juist in een dergelijke situatie zo snel volkomen uit de hand kan lopen en de gevolgen dan niet te overzien zijn.
In de media en ook door de officier van justitie is een beeld geschetst van een groep jongens die ‘op oorlogspad’ was. De raadslieden van verdachte hebben zich tegen dat beeld verzet. Het mag zo zijn dat dit allemaal niet het vooropgezette plan was van verdachte en zijn medeverdachten, maar wat wel gezegd mag worden is dit: het is de angst van veel jongeren – en waarschijnlijk ook van hun ouders – dat ze op een uitgaansavond een groep als die van verdachte en zijn medeverdachten tegenkomen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 5 oktober 2022 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 13 januari 2022 van S.A. Moonen, gezondheidszorgpsycholoog, waaruit blijkt dat bij verdachte geen sprake is van een psychische stoornis of van een verstandelijke handicap. Dit was evenmin het geval ten tijde van het tenlastegelegde. Nu er bij verdachte geen pathologie is vastgesteld, adviseert de psycholoog om hem de feiten bij bewezenverklaring volledig toe te rekenen. Bij afwezigheid van een psychische stoornis kan geen pathologisch bepaalde risicoschatting worden gedaan. Er zijn geen gronden aanwezig voor het adviseren van begeleiding of
behandeling in een strafrechtelijk kader. Indien verdachte behoefte heeft aan ondersteunende gesprekken na afwikkeling van de strafzaak dan wordt hij in staat geacht om daar, geholpen door zijn ouders, zelf actie in te ondernemen.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 11 september 2022, opgemaakt door mevrouw F. van der Groep, reclasseringswerker. De reclassering ziet geen problemen in het leven van verdachte. Er is sprake van stabiliteit op meerdere leefgebieden; verdachte woont bij zijn ouders, heeft goed contact met hen, hij heeft werk en is onlangs gestart met een hbo-opleiding. Er zijn geen schulden, er is geen sprake van een crimineel netwerk en de reclassering ziet geen aanwijzingen voor middelenproblematiek. De reclassering schat het risico op recidive en letselschade in als laag. Bij een laag risico kunnen interventies het risico juist verhogen. Om die reden acht de reclassering interventies contra-geïndiceerd. Bij een veroordeling adviseert de reclassering aldus een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft ter terechtzitting met verdachte besproken dat wat uit het voorgaande lijkt te volgen omtrent zijn persoon, zich op geen enkele manier laat rijmen met zijn hiervoor geschetste handelen in de nacht van 14 juli 2021. Verdachte heeft daarop gereageerd door te zeggen dat hij die avond niet dronken was en niet buiten zichzelf van woede of een andere emotie. Integendeel: hij zegt dat hij gewoon zichzelf was. De rechtbank kan dan ook niet anders constateren dan dat verdachte welbewust tot dit extreme geweld is overgegaan.
Verdachte heeft zich gedurende dit proces zeer zelfbewust en zelfverzekerd opgesteld. Hij heeft met grote stelligheid ontkend dat hij [slachtoffer 1] iets heeft aangedaan. Ook het schoppen van [slachtoffer 7] en [slachtoffer 5] heeft hij aanvankelijk ontkend. Pas na met beelden daarvan geconfronteerd te zijn, heeft hij dit min of meer toegegeven. Ook schuift verdachte nog steeds een deel van de verantwoordelijkheid af op de slachtoffers. De rechtbank stelt daarmee vast dat verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen neemt. Zijn woorden richting de ouders van [slachtoffer 1] zijn daarom zonder waarde en voor hen extra pijnlijk.
Het volwassenenstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten negentien jaar oud, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Op grond van artikel 77c Sr is het mogelijk om bij jongvolwassenen tussen de 16 en 23 jaar af te wijken van die hoofdregel en toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. De persoonlijkheid van een verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan moeten daarvoor dan aanleiding geven.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat deze uitzondering is ingevoerd om toepassing van het sanctiestelsel voor jeugdigen bij jongvolwassenen te bevorderen, wanneer dit, gelet op de ontwikkelingsfase van de jongvolwassene, de meest effectieve manier is om het gedrag in gunstige zin te beïnvloeden. Het doel daarbij is om zo ook de adolescent te stimuleren een verantwoorde rol in de samenleving op zich te nemen. Er wordt daarbij voornamelijk gedacht aan jongvolwassen verdachten van ernstige misdrijven, die als veelpleger te boek staan en die bijzonder kwetsbaar zijn. In die gevallen is er mogelijk sprake van een (forse) vrijheidsbenemende straf, waarbij de tenuitvoerlegging onder het jeugdrecht afwijkt van het volwassenenstrafrecht. Een belangrijk verschil daarbij is dat binnen een justitiële jeugdinrichting (JJI) een pedagogische aanpak mogelijk is. Ook kan er in de hiervoor genoemde gevallen eerder sprake zijn van oplegging van een maatregel met behandeling, waarvoor het jeugdrecht andere mogelijkheden biedt dan het volwassenenstrafrecht.
Dit is het uitgangspunt zoals die op dit moment geldt en door de rechtbank zal worden gehanteerd. Met betrekking tot de door de raadslieden benoemde discussies ten aanzien van een mogelijke wijziging hiervan, overweegt de rechtbank dat deze ontwikkeling niet zo eenduidig en pertinent is dat zij daarin reden ziet een ander uitgangspunt te hanteren.
De rechtbank ziet geen aanleiding om in de zaak van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen. Zoals benoemd ter zitting wekt de verdachte bij de rechtbank de indruk van een intelligente jongvolwassene die zijn leven op de rit heeft. Hij volgt een opleiding en heeft een bijbaan. Uit de psychologische rapportage blijkt niet dat er sprake is van een stoornis of cognitieve beperking. Er wordt ook geen specifieke behandeling uit het jeugdstrafrecht geadviseerd en een noodzaak tot pedagogische insteek staat evenmin op de voorgrond. De rechtbank ziet dan ook geen enkele aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat het volwassenenstrafrecht van toepassing is. Het enkele feit dat verdachte nog thuis woont maakt het voorgaande niet anders, nu de rechtbank dit van onvoldoende gewicht acht. Het verzoek van de verdediging om het jeugdstrafrecht toe te passen zal worden afgewezen.
De straf
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen, is alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats. Gelet op de hoeveelheid feiten en de ernst van de gevolgen, zou een gevangenisstraf als door de officier van justitie gevorderd passend en geboden kunnen zijn. De rechtbank houdt echter rekening met de nog zeer jonge leeftijd van verdachte. Ook houdt zij rekening met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft; hij is één nacht in zijn leven verschrikkelijk de fout ingegaan. Ten slotte is van belang dat zowel bij de doodslag als de pogingen doodslag geen sprake is geweest van vol opzet op de dood, maar van voorwaardelijk opzet. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Om de hiervoor genoemde redenen zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan gevorderd.
De raadslieden heeft bepleit dat sprake is geweest van een
trial by mediaen dat daar in de strafmaat rekening mee moet worden gehouden. Hij heeft er op gewezen dat persoonsgegevens van verdachte online zijn gepubliceerd en dat door de hoofdofficier van justitie in de media onjuiste mededelingen over de zaak zijn gedaan. De rechtbank stelt vast dat de gebeurtenissen van 14 juli 2021 op Mallorca inderdaad veel aandacht hebben gekregen. Dit is echter, gelet op de omstandigheden rond deze zaak en in de huidige tijd van social media, haast onvermijdelijk en vormt op zichzelf geen grond voor strafvermindering. Dat persoonsgegevens van verdachte online zijn gepubliceerd, is daarvoor ook onvoldoende. De rechtbank wijst er daarbij ook op dat dit al was gebeurd vóórdat hij als verdachte was aangemerkt. De raadslieden hebben verder onvoldoende onderbouwd welke nadelige gevolgen eventuele onjuiste uitspraken van de hoofdofficier van justitie bij televisieprogramma Op1 voor verdachte hebben gehad.
De raadslieden hebben voorts aangevoerd dat ten aanzien van een aantal feiten sprake is van eendaadse samenloop. De rechtbank is, gelet op de aard van de feiten en het beschermd belang, van oordeel dat sprake is van meerdaadse samenloop.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is en zij zal deze straf aan verdachte opleggen.
De rechtbank merkt nog op dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
Het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis wordt, gelet op de bewezenverklaring en de straf die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, afgewezen. De rechtbank weegt hierbij mee dat er sprake is van een bewezenverklaring voor feiten waardoor de rechtsorde is geschokt.
Geen vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet geen aanleiding de door de officier van justitie gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. Er is geen enkele aanwijzing dat verdachte contact zou willen zoeken met slachtoffers in deze zaak. Niet gebleken is daarom dat een contactverbod noodzakelijk is ter beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten.

9.BESLAG

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot teruggave van de in beslag genomen goederen aan verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben verzocht de in beslag genomen goederen terug te geven aan verdachte.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858264);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858260);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858257);
  • 1 STK Shirt (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858254);
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858252);
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858251);
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-2858250);
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-2858249).

10.BENADEELDE PARTIJEN

Nabestaanden en slachtoffers hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Zij hebben de rechtbank verzocht om hoofdelijke toewijzing van hun vordering, en deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast is verzocht de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr aan verdachte op te leggen.
10.1
De vorderingen
10.1.1
Slachtoffers ‘ [café 1] ’
[slachtoffer 9]
vordert een bedrag van in totaal € 3.146,93 (€ 646,93 materieel en € 2.500,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Medische kosten € 130, -;
  • Reis - parkeerkosten naar KNO-arts € 141,93;
  • Kosten bebloede kleding € 125,-;
  • Eigen risico rechtsbijstandsverzekering € 250,-;
  • Immateriële schade € 2.500,-.
[slachtoffer 6]
vordert een bedrag van in totaal € 2.702,50 (€ 862,50 materieel, € 1.750,- immaterieel en € 90,- proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
- Gederfde inkomsten € 862,50;
  • Immateriële schade € 1.750,-;
  • Reiskosten naar de rechtbank € 90,-.
10.1.2
Slachtoffers ‘ [restaurant] ’
[slachtoffer 7]
vordert een bedrag van in totaal € 3.702,46 (€ 572,46 materieel, € 3.000,- immaterieel en € 130,- proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
  • Reiskosten naar ziekenhuis Mallorca € 45,66;
  • Ziektekosten € 385,-;
  • Reiskosten naar ziekenhuis Nederland € 22,80;
  • Horloge € 119,-;
  • Immateriële schade € 3.000,-;
  • Reiskosten naar de rechtbank € 130,-.
[slachtoffer 8]
vordert een bedrag van in totaal € 1991,20 (€ 150,- materieel, € 1.750,- immaterieel en € 91,20 proceskosten). Dit bedrag bestaat uit:
  • Beschadigde kleding € 150,- ;
  • Immateriële schade € 1.750,-;
  • Reiskosten naar de rechtbank € 91,20.
10.1.3
Slachtoffers ‘ [bar] ’
[slachtoffer 5]
vordert een bedrag van in totaal € 9.067,39 (€ 4.067,39 materieel en € 5.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Kosten AirBnB Mallorca € 157,68;
  • Huurauto € 56,65;
  • Vliegticket Mallorca-Amsterdam € 145,01;
  • Huurkosten woning € 2.292,15;
  • Kosten laminaatvloer huurwoning € 645,90;
  • Eigen risico zorgverzekering 2022 en 2023 € 770,-;
  • Immateriële schade € 5.000,-.
[slachtoffer 4]
vordert een bedrag van in totaal € 17.598,16, (€ 12.598,16 materieel en
€ 5.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Kosten AirBnB Mallorca € 157,68;
  • Huurauto € 56,65;
  • Bootticket Mallorca-Ibiza € 87,66;
  • Vliegticket Ibiza-Amsterdam € 152,45;
  • Hotel Palma de Mallorca € 56,63;
  • Kleding begrafenis [slachtoffer 1] € 109,94;
  • Taxi naar ziekenhuis Mallorca € 32,-;
  • Eigen risico zorgverzekering 2022 en 2023 € 770,-;
  • Gederfde inkomsten € 11.175,15;
  • Immateriële schade en/of schokschade € 5.000, - .
[slachtoffer 2]
vordert een bedrag van in totaal € 15.595,56 (€ 10.595,56 materieel en
€ 5.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Kosten AirBnB Mallorca € 157,68;
  • Bootticket Mallorca-Ibiza € 87,66;
  • Vliegticket Ibiza-Amsterdam € 152,45;
  • Hotel Palma de Mallorca € 56,63;
  • Taxi van ziekenhuis Mallorca € 40,-;
  • Eigen risico zorgverzekering 2022 en 2023 € 1270,-;
  • Kosten opvragen medische informatie € 31,14;
  • Gederfde inkomsten € 8.800,-;
  • Immateriële schade en/of schokschade € 5.000,-.
[slachtoffer 3]
vordert een bedrag van in totaal € 6.702,42,42 (€1.702,42 materieel en
€ 5.000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Kosten AirBnB Mallorca € 157,68;
  • Bootticket Mallorca-Ibiza € 87,66;
  • Vliegticket Ibiza-Amsterdam € 152,45;
  • Hotel Palma de Mallorca € 56,63;
  • Eigen risico zorgverzekering 2022 en 2023 € 1248,-;
  • Immateriële schade en/of schokschade € 5.000,-.
10.1.4
Nabestaanden van [slachtoffer 1]
[benadeelde 2] en [benadeelde 1] , ouders van [slachtoffer 1]
De ouders van [slachtoffer 1] vorderen een bedrag van in totaal € 69.100,63 (€ 9.350,63 materieel en € 59.750 ,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Vererfde letselschade van € 28.648, 11 ;
  • Overlijdensschade € 40.452,52.
[benadeelde 3] , vriendin van [slachtoffer 1]
De vriendin van [slachtoffer 1] vordert een bedrag van in totaal € 307.652,- (€ 287.652,- materieel en € 20 .000,- immaterieel). Dit bedrag bestaat uit:
  • Gederfd levensonderhoud van € 287.652,- ;
  • Affectieschade van € 20.000,-.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verschillende standpunten ingenomen ten aanzien van de vorderingen. De rechtbank zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verschillende verweren gevoerd tegen de vorderingen. De rechtbank zal hierop, voor zover nodig, hierna ingaan.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
Groepsaansprakelijkheid en hoofdelijkheid
In de gevallen waarin het geweld door verdachte in vereniging met één of meer anderen is gepleegd, stelt de rechtbank vast dat sprake is van groepsaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:166 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dit geldt zowel voor de (poging(en) tot) doodslag als het openlijk geweld. Dit brengt met zich dat iedere betrokkene hoofdelijk aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan geleden schade. Er is namelijk steeds sprake geweest van deelname aan gewelddadige gedragingen in groepsverband en tussen die gedragingen bestaat naar het oordeel van de rechtbank een duidelijke samenhang. Groepsgeweld tegen een persoon (of personen) brengt de kans met zich dat aan die persoon of personen letsel wordt toegebracht, en verdachte heeft dat voor lief genomen. Door gewelddadige deelname aan de groep zijn verdachte en zijn mededaders naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Of aan verdachte zelf het opgelopen (zwaar) lichamelijk letsel is tenlastegelegd c.q. bewezenverklaard is daarbij niet van belang. Voor aansprakelijkheid krachtens artikel 6:166 BW is namelijk niet vereist dat een individu uit de groep zelf schade heeft veroorzaakt om daarvoor in civielrechtelijke zin aangesproken te kunnen worden. De regeling beoogt buiten twijfel te stellen dat een deelnemer aan onrechtmatige gedragingen in groepsverband zich niet aan aansprakelijkheid voor de daaruit geresulteerde schade kan onttrekken met het causaliteitsverweer dat de schade ook zonder zijn deelneming zou zijn ontstaan.
10.4.1
Slachtoffers ‘ [café 1] ’
Verdachte heeft, samen met medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] , openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] . Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] daardoor hebben geleden.
[slachtoffer 9]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde medische kosten ter hoogte van € 130,-, de reis- en parkeerkosten naar de KNO-arts ter hoogte van € 141, 93, de kosten van de bebloede kleding ter hoogte van € 125,-, en het eigen risico van de rechtsbijstandsverzekering ter hoogte van
€ 250,- van de benadeelde partij [slachtoffer 9] geldt dat zij allemaal voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
Immateriële schadeDe gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een gebroken neus en een hersenschudding. Gelet op de aard van het letsel en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van de gevorderde € 2.500,- billijk.
ProceskostenVerdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
[slachtoffer 6]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] die ziet op de gederfde inkomsten ter hoogte van € 862,50 onvoldoende is onderbouwd. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van een blauw oog en litteken boven zijn ooglid. Gelet op de aard van het letsel en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van een vergoeding van € 500,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ter hoogte van € 90,- aan reiskosten van en naar de rechtbank. Anders dan de verdediging heeft gesteld vormt het bepaalde uit artikel 238 lid 1 het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geen beletsel voor het toekennen van deze reiskosten. Dit komt voort uit het feit dat de benadeelde partij uitsluitend zijn eigen reiskosten vordert, en daarbij niet ook vergoeding vordert van kosten van zijn gemachtigde advocaat.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
10.4.2
Slachtoffers ‘ [restaurant] ’
Verdachte heeft zich, met de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer 7] .
Verdachte heeft, met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 7] .
Verdachte heeft, met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 8] .
Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] daardoor hebben geleden.
[slachtoffer 7]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde reiskosten naar het ziekenhuis in Mallorca ter hoogte van
€ 45,66, de ziektekosten ter hoogte van € 385, - , en de reiskosten naar het ziekenhuis in Nederland ter hoogte van € 22,80 van de benadeelde partij [slachtoffer 7] geldt dat zij allemaal voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij die ziet op het horloge ter hoogte van € 119,- onvoldoende is onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen de strafbare feiten en de schade onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van onder meer een gebroken duim, en de benadeelde partij door het forse geweld op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Gelet op de aard van het letsel en de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van de gevorderde
€ 3.000,- billijk.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ter hoogte van € 130,- aan reiskosten van en naar de rechtbank. Anders dan de verdediging heeft gesteld vormt het bepaalde uit artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geen beletsel voor het toekennen van deze reiskosten. Dit komt voort uit het feit dat de benadeelde partij uitsluitend zijn eigen reiskosten vordert, en daarbij niet ook vergoeding vordert van kosten van zijn gemachtigde advocaat.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
[slachtoffer 8]
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] die ziet op de beschadigde kleding ter hoogte van € 150,- onvoldoende is onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen het strafbare feit en de schade onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan zijn neus en hoofd. Gelet op de aard van het letsel en de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank toewijzing van een vergoeding van € 1.000,- billijk. Het overige gevorderde deel zal worden afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt ter hoogte van € 91,20 aan reiskosten van en naar de rechtbank. Anders dan de verdediging heeft gesteld vormt het bepaalde uit artikel 238 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) geen beletsel voor het toekennen van deze reiskosten. Dit komt voort uit het feit dat de benadeelde partij uitsluitend zijn eigen reiskosten vordert, en daarbij niet ook vergoeding vordert van kosten van zijn gemachtigde advocaat.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. De klap die de benadeelde partij eerder aan een medeverdachte heeft gegeven kan in de omstandigheden van dit geval niet worden aangemerkt als een gedraging die de schade (mede) heeft veroorzaakt.
10.4.3.
Slachtoffers [bar] ’
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag op [slachtoffer 1] .
Verdachte heeft zich, samen met medeverdachte [medeverdachte 6] schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag op [slachtoffer 5] .
Verdachte heeft, samen met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] , openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
Hij is dus, samen met die medeverdachten, hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die de nabestaanden van [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] daardoor hebben geleden .
[slachtoffer 5]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, en de kosten van het vliegticket van Mallorca naar Amsterdam ter hoogte van € 145, 01 van de benadeelde partij [slachtoffer 5] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 770,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.
De kosten van de huurauto ter hoogte van € 56,65 zullen worden afgewezen nu deze niet zijn onderbouwd.
De rechtbank is van oordeel dat vorderingen van de benadeelde partij die zien op de huurkosten van de woning ter hoogte van € 2.292,15, alsmede de laminaatvloer ter hoogte van € 645,90 onvoldoende zijn onderbouwd, in die zin dat het rechtstreeks verband tussen het strafbare feit en deze schade onvoldoende is komen vast te staan. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vorderingen worden ontvangen en kan hij die vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het gepleegde geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen aan onder meer zijn hoofd, en de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is door het geweld bewusteloos geraakt en werd er na het bijkomen mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheden bijdragen aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroten. Gelet op de aard van het letsel en de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van de gevorderde € 5.000,- billijk.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan. Het gedrag van de benadeelde partij voorafgaand aan de strafbare feiten kan, wat er verder ook van zij, niet worden aangemerkt als een gedraging die de schade (mede) heeft veroorzaakt.
[slachtoffer 4]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45, de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63, en de kosten van de taxi naar het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 32,- van de benadeelde partij [slachtoffer 4] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 770,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.
De kosten van de huurauto ter hoogte van € 56,65 zullen worden afgewezen nu deze niet zijn onderbouwd.
De kosten voor de kleding voor de begrafenis van [slachtoffer 1] ter hoogte van € 109,94 zullen worden afgewezen nu het rechtstreeks verband tussen bewezen verklaarde strafbare feit en de schade ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij die ziet op de gederfde inkomsten ter hoogte van € 11.175,15 onvoldoende is onderbouwd. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade/schokschade
De vorderding tot schokschade zal worden afgewezen, omdat aan de criteria voor toewijzing ervan niet wordt voldaan. In het bijzonder is onvoldoende gebleken van een zodanige aard en hechtheid van de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] dat schokschade kan worden toegewezen.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is er, na het geweld tegen hemzelf, mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheid bijdraagt aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroot. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van € 3.000,- billijk. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
[slachtoffer 2]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45, de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63, de kosten van de taxi van het ziekenhuis op Mallorca ter hoogte van € 40,-, en de kosten voor het opvragen van de medische informatie ter hoogte van € 31,14 van de benadeelde partij [slachtoffer 2] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 1.270,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.
De rechtbank is van oordeel dat vordering van de benadeelde partij die ziet op de gederfde inkomsten ter hoogte van € 8.800,- onvoldoende is onderbouwd. Het zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in zijn vordering worden ontvangen en kan hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade/schokschade
De vorderding tot schokschade zal worden afgewezen, omdat aan de criteria voor toewijzing ervan niet wordt voldaan. In het bijzonder is onvoldoende gebleken van een zodanige aard en hechtheid van de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] dat schokschade kan worden toegewezen.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is er, na het geweld tegen hemzelf, mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheid bijdraagt aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroot. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van € 3.000,- billijk. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
[slachtoffer 3]
Materiële schade
Ten aanzien van de gevorderde kosten van de AirBnB op Mallorca ter hoogte van € 157,68, de kosten van het bootticket van Mallorca naar Ibiza ter hoogte van € 87,66, de kosten van het vliegticket van Ibiza naar Amsterdam ter hoogte van € 152,45 en de kosten van het hotel in Palma de Mallorca ter hoogte van € 56,63van de benadeelde partij [slachtoffer 3] geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot het door verdachte gepleegde strafbare feit, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
In de vordering van de toekomstige schade, te weten het gevorderde eigen risico van de zorgverzekering over 2022 en 2023 ter hoogte van € 1.248,- zal de benadeelde partij door de rechtbank niet ontvankelijk worden verklaard, nu niet vaststaat dat die schade werkelijk zal worden geleden.
Immateriële schade/schokschade
De vorderding tot schokschade zal worden afgewezen, omdat aan de criteria voor toewijzing ervan niet wordt voldaan. In het bijzonder is onvoldoende gebleken van een zodanige aard en hechtheid van de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] dat schokschade kan worden toegewezen.
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat de benadeelde partij door het forse geweld tegen de groep waarbij iemand uit de groep ( [slachtoffer 1] ) is omgekomen, op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De benadeelde partij is er, na het geweld tegen hemzelf, mee geconfronteerd dat een vriend door hetzelfde geweld in coma was geraakt en daarna is overleden. De rechtbank is van oordeel dat laatstgenoemde omstandigheid bijdraagt aan de aantasting in de persoon en daarmee de immateriële schade vergroot. Gelet op de aard van de normschending, alsmede de hoogte van de schadevergoedingen die doorgaans in soortgelijke zaken worden toegewezen, acht de rechtbank een toewijzing van € 3.000,- billijk. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Eigen schuld
De rechtbank zal op de toe te wijzen schade geen eigen schuld-correctie toepassen in de zin van het bepaalde in artikel 6:101 BW, nu niet is gebleken van een gedraging aan de zijde van de benadeelde partij waardoor zijn schade (mede) zou zijn ontstaan.
10.4.4
Nabestaanden van [slachtoffer 1]
[benadeelde 2] en [benadeelde 1] , ouders van [slachtoffer 1]
De ouders van [slachtoffer 1] vorderen (mede namens zijn broer) een bedrag van € 28.648 ,11 aan letselschade van [slachtoffer 1] welke vordering door vererving onder algemene titel op hen is overgegaan. Dit bedrag valt uiteen in een ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van
€ 155,-, reis- en verblijfkosten Mallorca van zijn ouders en vriendin ter hoogte van
€ 3.743,11 en immateriële schade (smartengeld) ter hoogte van € 24.750,- voor de periode die [slachtoffer 1] in het ziekenhuis heeft gelegen zonder kwaliteit van leven.
Voorts vorderen de ouders van [slachtoffer 1] een bedrag van € 40.452,52 aan overlijdensschade, bestaande uit affectieschade ter hoogte van € 35. 000 ,- (tweemaal
€ 17.500,-) en uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452 , 52.
Op grond van artikel 6:95 lid 2 BW kan een vordering ter zake immateriële schade onder algemene titel overgaan als de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op de vergoeding aanspraak te maken. De rechtbank is van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW) onaanvaardbaar zou zijn indien verdachte zich erop zou kunnen beroepen dat [slachtoffer 1] , die na het door de groep van verdachte toegebrachte letsel niet meer bij bewustzijn is geweest, geen mededeling heeft gedaan dat hij aanspraak maakt op vergoeding van door hem geleden immateriële schade .
Materiële schade (al dan niet vererfd)
Ten aanzien van de gevorderde ziekenhuisdaggeldvergoeding ter hoogte van € 155,-, de reis- en verblijfkosten Mallorca van [slachtoffer 1] zijn ouders en vriendin ter hoogte van € 3.743,11, en de uitvaartkosten ter hoogte van € 5.452,52 geldt dat zij voldoende zijn onderbouwd, en in rechtstreeks verband staan tot de door verdachte gepleegde strafbare feiten, zodat zij voor vergoeding in aanmerking komen.
Voor de gevorderde reis- en verblijfskosten op Mallorca geldt dat [slachtoffer 1] in het ziekenhuis niet meer in staat was zijn eigen belangen te behartigen, zodat zijn ouders en vriendin moesten komen om dat voor hem te doen. De als gevolg daarvan gemaakte kosten zijn te kwalificeren als kosten gemaakt wegens zaakwaarneming (artikel 6:198 BW) die, hoewel zij in eerste instantie zijn gedragen door de ouders van [slachtoffer 1] , op grond van artikel 6:200 BW voor rekening van [slachtoffer 1] kwamen, en derhalve door de erfgenamen van [slachtoffer 1] als materiële schade kunnen worden gevorderd en moeten worden vergoed.
Immateriële schade ( al dan niet vererfd)
De gevorderde immateriële schade van [slachtoffer 1] ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub b BW voor toewijzing gereed, omdat verdachte door het gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, ten gevolge waarvan hij na vijf dagen in het ziekenhuis uiteindelijk is komen te overlijden. De rechtbank acht toewijzing van de gevorderde € 24.750,- billijk.
Op grond van artikel 6:108 lid 3 BW hebben nabestaanden ook recht op vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade (affectieschade). Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade (overlijden door een misdrijf van een meerderjarig uitwonend kind) zal aan beide ouders worden toegewezen het gevorderde bedrag van € 17.500,-, dus in totaal € 35.000,-.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 3] , vriendin van [slachtoffer 1]
Materiële schade
[benadeelde 3] vordert een bedrag van € 287.652,- aan gederfd levensonderhoud. Voor toewijzing van dit bedrag moet op grond van artikel 6: 108 lid 1 sub c BW komen vast te staan dat zij in gezinsverband samenwoonde met [slachtoffer 1] . [benadeelde 3] heeft weliswaar gesteld dat hiervan sprake was, maar de verdediging heeft dit gemotiveerd betwist. Gelet op die betwisting – en op wat door de benadeelde partij ter onderbouwing van haar stelling naar voren is gebracht – staat het op dit moment onvoldoende vast dat [slachtoffer 1] en [benadeelde 3] inderdaad in gezinsverband samenwoonden. Er zal op dit punt (nadere) bewijslevering nodig zijn. Het zou echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren indien de benadeelde partij in dit stadium van de procedure alsnog in de gelegenheid zou worden gesteld om nader bewijs in te brengen. In zoverre kan de benadeelde partij daarom niet in haar vordering worden ontvangen en kan zij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:108 lid 3 BW (deels) voor toewijzing gereed, omdat de [benadeelde 3] als nabestaande recht heeft op vergoeding van affectieschade. Conform artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade zal aan [benadeelde 3] worden toegewezen een bedrag van € 17.500,-. Dit is het bedrag dat op grond van dit besluit toekomt aan een persoon die ten tijde van de gebeurtenis in een zodanige nauwe persoonlijke relatie tot de overledene staat, dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat hij voor de toepassing van lid 3 als naaste wordt aangemerkt. [benadeelde 3] had € 20.000,- gevorderd. Dit is het bedrag dat op grond van het besluit toekomt aan de levensgezel die met de overledene een gezamenlijke huishouding voerde. Gelet op wat hiervoor op dit punt bij de materiële schade is overwogen, zal [benadeelde 3] in het gedeelte van € 2.500,- van haar vordering, niet ontvankelijk worden verklaard en zal worden bepaald dat zij ook dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen .
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel ten aanzien van alle vorderingen
De toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis, te weten 14 juli 2022. Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partijen – ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten – aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.
De rechtbank overweegt hierbij dat het jeugdrecht niet van toepassing wordt verklaard, zodat zij geen aanleiding ziet om af te wijken van het gebruikelijke aantal dagen gijzeling, zoals opgenomen in de oriëntatiepunten die door het in de organisatie van de Rechtspraak bestaande Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn vastgesteld. De rechtbank houdt hierbij rekening met de maximumduur van 1 jaar (360 dagen) gijzeling per schadevergoedingsmaatregel, waarbij de samenloopregeling van artikel 57 en 58 van het Wetboek van Strafrecht in acht wordt genomen. Die maximale duur van de gijzeling zal naar rato van de hoogte van de toegewezen bedragen over de verschillende maatregelen worden verdeeld.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 60a, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
7(
zeven)
jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858264);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858260);
  • 1 STK Broek (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858257);
  • 1 STK Shirt (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858254);
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858252);
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-G2858251);
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-2858250);
  • 1 STK Schoenen (omschrijving/goednummer: PL0900-2021230390-2858249).
Voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 9]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 9] geheel toe tot een bedrag van € 3.146,93, waarvan € 646,93 aan materiele schadevergoeding en € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding ;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 9] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 9] aan de Staat € 3.146,93 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 19 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
[slachtoffer 6]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 6] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 500,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 6] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander /anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 6] wat betreft de gevorderde gederfde inkomsten niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 6] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 90,-;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat € 500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 5 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 7]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 7] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 3.453,46, waarvan € 453,46 aan materiële schadevergoeding en € 3.000 aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 7] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander /anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 7] wat betreft de kosten voor het verloren horloge niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 130,-;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de Staat € 3.453,46te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 8]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 8] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 8] van het toegewezen bedrag , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander /anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 8] wat betreft de gevorderde kosten aan beschadigde kleding niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 8] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 91,20;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat
€ 1.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 9 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 5.302,69, waarvan € 302,69 aan materiële schadevergoeding en € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander /anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 5] wat betreft de gevorderde kosten aan eigen risico, huurkosten en kosten voor de laminaatvloer niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] wat betreft de gevorderde kosten voor de huurauto af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 5.302,69 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 28 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 3.486,42, waarvan € 486,42 aan materiële schadevergoeding en € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 4] wat betreft de gevorderde kosten aan eigen risico en gederfde inkomsten niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter ;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade en de gevorderde kosten voor de huurauto, kosten voor de kleding van de begrafenis van [slachtoffer 1] en af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 3.486,42 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 3.525,56, waarvan € 525,56 aan materiële schadevergoeding en € 3. 000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander /anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 2] wat betreft de gevorderde kosten aan eigen risico en gederfde inkomsten niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 3.525,56 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[slachtoffer 3]
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 3.454,42, waarvan € 454,42 aan materiële schadevergoeding en € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander /anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 3] wat betreft de meer gevorderde kosten aan eigen risico niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] wat betreft de meer gevorderde immateriële schade en af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat
€ 3.454,42 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 2] en [benadeelde 1]
- wijst de vordering van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] geheel toe tot een bedrag van € 69.100,63, waarvan € 9.350,63 aan materiële schadevergoeding en
€ 59.750,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] en [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander /anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] en [benadeelde 1] aan de Staat € 69.100,63 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 158 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
[benadeelde 3]
- wijst de vordering van [benadeelde 3] gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 17.500,- aan immateriële schadevergoeding;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander /anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [benadeelde 3] wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 17.500,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 61 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mr. V.C. Kool, (kinder)rechter, en mr. H.B.W. Beekman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila en
mr. R. van Donk-Carbo, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
primair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1]
opzettelijk van het leven heeft beroofd, door
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, te slaan en/ofte stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op /tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, te trappen en/of te schoppen, (terwijl voornoemde [slachtoffer 1]
op de grond lag);
subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen , althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ( onder andere) een of meerdere onderhuidse bloed uitstorting (en) en/of schaafletsel(s) en/of huidscheur(en) aan het hoofd en/ of een gebroken neus en/of een of meerdere schedelbreuk(en), heeft toegebracht, door
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht ) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, te trappen en/of te schoppen, (terwijl voornoemde [slachtoffer 1]
op de grond lag), terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1]
heeft mishandeld door
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, te slaan en/ofte stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op /tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, te trappen en/of te schoppen, (terwijl voornoemde [slachtoffer 1]
op de grond lag), terwijl het feit de dood ten gevolge heeft gehad;
feit 2
primair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 5] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans
het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of
geduwd en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans
het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt (terwijl
voornoemde [slachtoffer 5] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans
het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt en/of
geduwd en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd, althans
het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt (terwijl
voornoemde [slachtoffer 5] op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
primair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen , althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 7] opzettelijk van het leven te beroven,
- voornoemde [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op /tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [slachtoffer 7] op
de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
subsidiair
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in
Spanje, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 7] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- voornoemde [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd,
althans het (boven)lichaam, heeft geslagen en/ of gestompt en/of
- voornoemde [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op /tegen het hoofd,
althans het (bovenlichaam, heeft getrapt en/of geschopt (terwijl voornoemde [slachtoffer 7] op
de grond lag) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 4
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in Spanje, openlijk, te weten op de [locatie] (ter hoogte van [café 1] en/of [restaurant] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 7] door:
- voornoemde [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 10] en/ of [slachtoffer 7] meermalen , althans eenmaal, te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen en/of ( met de vuist ) te stompen en/of te slaan en /of te schoppen en/of te trappen op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of met voornoemde slachtoffer(s) te worstelen en/of met een stoel te gooien in de richting van voornoemde slachtoffer(s) en/of een of meer andere perso(o)n(en), terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel tengevolge heeft gehad, te weten:
- een gebroken neus en/of een scheurtje in de neusvleugel en/of een tand door de lip bij [slachtoffer 9]
en/of
- een of meerdere blauwe plek(ken) en/of bult op het been en/of een dik oog, althans het
lichaam, bij [slachtoffer 6] en/of
- een gebroken duim en/of een dikke neus en/of een opgezwollen enkel en/of blauwe
plekken op de armen, althans het lichaam, en/of een blauw oog bij [slachtoffer 7] ;
feit 5
hij, op of omstreeks 14 juli 2021 te [plaats] , althans in de provincie Balearen, althans in Spanje, openlijk, te weten op de [locatie] (ter hoogte van bar [bar] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten C. R. [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
door:
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5] meermalen, althans eenmaal, te duwen en/ of te trekken en/of naar de grond toe te
brengen en/ of (met de vuist) te stompen en /of te slaan en /of te schoppen en/of te trappen
op en/of in de richting van en/of tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam en/of met voornoemde slachtoffer(s) te worstelen, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel tengevolge heeft gehad, te weten:
- een of meer blauwe plek(en) en/of schaafwond(en) op de knie en/of de heup en/of het
oor en/of in het gezicht, althans het lichaam, en/of een gezwollen schedel en/of een bult op
het hoofd bij [slachtoffer 5] en/of
- een of meerdere onderhuidse bloeduitstorting (en) en/of schaafletsel(s) en/of
huidscheur(en) aan het hoofd en/of een gebroken neus en/of een of meerdere
schedelbreuk(en) bij [slachtoffer 1] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 januari 2022, met onderzoeksnummer MD1R021036 (TGO 14Eiland), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 3772 en het wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek van 17 december 2021 met proces-verbaalnummer 2021230390, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 316. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 88.
3.Pagina 90.
4.Pagina 66.
5.Pagina 67.
6.Pagina 68.
7.Pagina 69 en bijlage 7 op pagina 77.
8.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris op 27 juni 2022, pagina 6.
9.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris op 27 juni 2022, pagina 7.
10.Pagina 54.
11.Pagina 55.
12.Deze foto is weergegeven op pagina 58. Hierop is te zien dat [slachtoffer 7] een blauw oog heeft.
13.Pagina 56.
14.Pagina 98.
15.Pagina 100.
16.Het bestand ‘ [bestandsnaam] ’. Daar waar de rechtbank verwijst naar tijdstippen, gaat dit om de tijd die rechtsboven in beeld wordt weergegeven. Op deze beelden zijn door de politie de namen van verdachten en slachtoffers aangegeven.
17.Pagina 2320.
18.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , pagina 56; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] , pagina 100 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 5] bij de rechter -commissaris op 11 april 2022, pagina 10.
19.Het bestand ‘ [bestandsnaam] ’.
20.Het proces -verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , pagina 88-90; het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] , pagina 66-69; het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 16] , pagina 1832-1834 ; het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] bij de rechter -commissaris op 27 juni 2022, pagina 7 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 5] op 13 augustus 2021, pagina 2657 en 2658.
21.Zie onder meer de beschrijving van de beelden van [café 1] , pagina 267 e.v.
22.Het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek telefoon [medeverdachte 6] ), pagina 1084 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 3] van 1 september 2021, pagina 2972.
23.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 6] op 13 juni 2022, pagina 4 en 5, en het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van [slachtoffer 9] , op 13 juni 2022, pagina 4.
24.Pagina 108.
25.Pagina 109.
26.Pagina 132.
27.Pagina 133.
28.Pagina 134.
29.Pagina 136.
30.Pagina 145.
31.Pagina 146.
32.Pagina 147 .
33.Pagina 179.
34.Pagina 180.
35.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 6] bij de rechter-commissaris op 12 januari 2021, pagina 5.
36.Pagina 1535.
37.Pagina 1536.
38.Pagina 1963.
39.Pagina 1815.
40.Pagina 1817.
41.Pagina 466.
42.Pagina 467.
43.Pagina 468.
44.Pagina 469.
45.Pagina 470.
46.Pagina 3342.
47.Pagina 3344.
48.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris op 24 augustus 2022, pagina 4.
49.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris op 24 augustus 2022, pagina 5.
50.Het proces -verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] bij de rechter-commissaris op 23 augustus 2022, pagina 3 .
51.Pagina 1569.
52.Pagina 1570.
53.Pagina 1575.
54.Pagina 1642.
55.Pagina 2039.
56.Pagina 1872.
57.Pagina 1736.
58.Pagina 3197.
59.Pagina 3198.
60.Pagina 3199.
61.Pagina 3 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
62.Pagina 117 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
63.Pagina 118 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
64.Pagina 135 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
65.Pagina 136 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
66.Pagina 137 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
67.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris op 27 juni 2022, pagina 18.
68.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris op 27 juni 2022, pagina 19.
69.Het proces- verbaal van verhoor van getuige [verdachte] bij de rechter-commissaris op 27 juni 2022, pagina 21.
70.Deskundigenrapport van 31 augustus 2022 inzake de strafzaak tegen [medeverdachte 6] , op grond van de opdracht van mr. D . Fontein in Koog aan de Zaan, opgesteld door Prof. dr. P.J. van Koppen, pagina’s 1-39.
71.Het proces- verbaal van verhoor van getuige [getuige 11] bij de politie op 9 augustus 2021, pagina 1710.
72.Zie ook de het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 11] bij de politie op 9 augustus 2021, pagina 1710 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 17] bij de politie op 15 september 2021, pagina 2025.
73.Het proces -verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] bij de politie op 30 augustus 2021, pagina 1448 ; het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 9] bij de rechter-commissaris op 4 juli 2022, pagina 11 en het proces -verbaal van verhoor van getuige [getuige 8] bij de politie op 27 september 2021, pagina 2041.
74.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 10] bij de rechter-commissaris op 20 april 2022, pagina 8; het proces- verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris op 24 augustus 2022, pagina 4 ; het proces- verbaal van verhoor van getuige [getuige 9] bij de rechter-commissaris op 4 juli 2022, pagina 8 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 14] bij de rechter-commissaris op 5 juli 2022 , pagina 4.
75.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 15] bij de rechter-commissaris op 10 mei 2022, pagina 9 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] bij de rechter-commissaris op 23 augustus 2022, pagina 4.
76.Het bestand ‘blauw shirt rent weg’.
77.Zie onder meer het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 18] bij de politie op 17 augustus 2021, pagina 1914 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 10] bij de rechter-commissaris op 20 april 2022 , pagina 5.
78.Het proces -verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de Spaanse politie op 20 juli 2021, pagina 1537 .
79.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de politie op 7 augustus 2021, pagina 1557, 1558 en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de politie op 16 augustus 2021, pagina 1568 .
80.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 11 januari 2022, pagina 15.
81.Pagina 151-159 van het proces-verbaal van forensisch onderzoek.
82.Zie onder meer het artikel “