ECLI:NL:RBMNE:2022:4596
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van Nederlandse socialezekerheidswetgeving op een vrachtwagenchauffeur met een arbeidscontract bij een Cypriots bedrijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 november 2022 uitspraak gedaan over de toepasselijkheid van de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op een vrachtwagenchauffeur die in dienst was bij een Cypriots bedrijf, maar ritten uitvoerde voor een Nederlandse vervoersonderneming. De rechtbank heeft eerder op 22 juli 2022 een tussenuitspraak gedaan waarin verweerder, de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de gelegenheid kreeg om een gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft de motivering van het besluit gewijzigd, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende was om de eerdere tekortkomingen te verhelpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat het Cypriots bedrijf de feitelijke werkgever van eiser was. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens op te vragen, waaronder de overeenkomst tussen het Cypriots bedrijf en een andere werkgever, maar eiser heeft geweigerd deze overeenkomst te verstrekken. De rechtbank oordeelt dat het niet verstrekken van deze gegevens voor rekening en risico van eiser komt.
Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan en gemotiveerd heeft onderbouwd dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing is op eiser. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit van 13 december 2021, maar laat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand. Verweerder moet het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.