ECLI:NL:RBMNE:2022:4591
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen opleggen Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer door het CBR
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een student, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) waarin hem een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) was opgelegd. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat hij spoedeisend belang had bij het behouden van zijn rijbewijs, aangezien hij de kosten voor de EMA niet kon betalen.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. De rechter stelde vast dat verzoeker niet had onderbouwd waarom hij een spoedeisend belang had bij het behouden van zijn rijbewijs, vooral omdat hij tot 13 december 2022 weer over zijn rijbewijs kon beschikken. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker enkel een financieel belang had, wat niet snel als spoedeisend wordt beschouwd.
Daarnaast werd overwogen dat er geen evident onrechtmatig besluit was van het CBR. De voorzieningenrechter was van mening dat er geen ernstige twijfels bestonden over de juistheid van het standpunt van het CBR. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak stond geen hoger beroep of verzet open.