ECLI:NL:RBMNE:2022:4556

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
16-184691-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken, bedreiging en heling van een fiets

Op 14 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drie woninginbraken, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en heling van een fiets. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 april tot 18 april 2022, door middel van braak en inklimming, heeft ingebroken in de woning van [benadeelde 1] en goederen heeft weggenomen. Op 12 juni 2022 heeft hij opnieuw ingebroken in de woning van [benadeelde 2] en op 25 juli 2022 in de woning van [benadeelde 3]. Daarnaast heeft hij op 25 juli 2022 [slachtoffer] bedreigd met de dood. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twintig maanden. De rechtbank heeft geen juridische grondslag gevonden voor de toewijzing van immateriële schade aan de slachtoffers van de woninginbraken. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd, waarbij DNA-onderzoek en getuigenverklaringen een belangrijke rol hebben gespeeld. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, maar de rechtbank heeft de alternatieve scenario's van de verdachte als ongeloofwaardig afgewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen voor materiële schade toegewezen, maar de vordering voor immateriële schade afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-184691-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.N. Greeven, advocaat te Utrecht naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode tussen 15 april en 18 april 2022 te [woonplaats] , door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een woninginbraak heeft gepleegd aan de [straat] , waarbij hij goederen heeft weggenomen die toebehoren aan [benadeelde 1] .
Feit 2
op 12 juni 2022 te [woonplaats] , door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een woninginbraak heeft gepleegd aan de [straat] , waarbij hij goederen heeft weggenomen die toebehoren aan [benadeelde 2] .
Feit 3
op 25 juli 2022 te [woonplaats] , door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een woninginbraak heeft gepleegd aan de [straat] , waarbij hij goederen heeft weggenomen die toebehoren aan [benadeelde 3] .
Feit 4
op 26 juli 2022 te [woonplaats] , een elektrische fiets heeft geheeld.
Feit 5
op 25 juli 2022 te [woonplaats] , [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feiten 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feit 4. De verklaring van aangever over de ten laste gelegde bewoordingen wordt immers niet ondersteund door ander bewijs, waardoor voldoende wettig bewijs voor de bedreiging ontbreekt, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Zij heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Primair is betoogd dat de resultaten van het DNA-onderzoek dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Verdachte ontkent betrokkenheid bij de woninginbraken en daarom dienen alternatieve scenario’s te worden onderzocht door deskundige(n). De verdediging heeft de DNA-resultaten niet kunnen onderzoeken en het belastende scenario onvoldoende ter discussie kunnen stellen. Bij gebruik van de resultaten uit het DNA-onderzoek is sprake een schending van het ondervragingsrecht zoals bedoeld in artikel 6, derde lid van het EVRM en is het recht van verdachte op een eerlijk proces geschonden.
Voor zover de rechtbank de resultaten van het DNA-onderzoek wel bruikbaar acht voor het bewijs, heeft de raadsvrouw ten aanzien van de woninginbraken, subsidiair, het navolgende aangevoerd. Ten aanzien van feit 1 is onvoldoende duidelijk of het DNA-spoor op de schoonmaakfles een daderspoor betreft, en overig bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij deze woninginbraak ontbreekt. Het dossier laat een groot aantal alternatieve scenario’s open.
Ook voor feit 2 geldt dat het dossier de mogelijkheid van alternatieve scenario’s openlaat. Uit de aangifte blijkt immers dat op meerdere momenten een persoon in de woning is geweest. Onduidelijk is of dit steeds dezelfde persoon betreft. Dat maakt onduidelijk wat de sporen op de wapenkoffers en -kluis betekenen, zeker nu sprake is van meng-/onvolledige profielen. Het enkele aantreffen van biologisch sporenmateriaal is dan ook onvoldoende om de ten laste gelegde inbraak te bewijzen.
Verdachte heeft op de terechtzitting een alternatief scenario geschetst voor feit 3, te weten dat een vriend van verdachte de inbraak heeft gepleegd en dat deze vriend, vermoedelijk door gebruikmaking van handschoenen van verdachte, DNA van verdachte op verschillende goederen in de woning heeft achtergelaten, waaronder op een raam, een geldkist en een fotoalbum. Verdachte heeft eerder aan de politie verteld dat deze vriend de uit de woning aan de [adres] in [woonplaats] gestolen spullen vervolgens bij hem heeft achtergelaten. Het dossier biedt sterke aanwijzingen voor het scenario van verdachte. Zo zijn er onvolledige en meng-DNA-profielen aangetroffen. Verdachte voldoet bovendien niet aan het signalement dat de overbuurman [slachtoffer] heeft gegeven van de dader. Verdachte heeft immers geen zwart haar en had en heeft geen vlassig zwart baardje. De verdediging meent dat het alternatieve scenario beter past bij de bevindingen in het dossier, dan het scenario dat verdachte de dader is. Dat maakt dat er redelijke twijfel bestaat over de betrokkenheid van verdachte bij de inbraak, zodat vrijspraak moet volgen.
Voor feit 5 geldt dat er geen bewijs is dat verdachte de persoon is geweest aangever [slachtoffer] heeft bedreigd. De aangifte wordt niet ondersteund door ander bewijs.
Tot slot heeft de verdediging ten aanzien van feit 4 aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende blijkt of de fiets wel van aangever Roose is en of deze dus van misdrijf afkomstig is.
Bovendien is niet gebleken onder welke omstandigheden verdachte de fiets heeft verworven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsuitsluiting resultaten DNA-onderzoek
De raadsvrouw heeft haar beroep op bewijsuitsluiting van de resultaten uit DNA-onderzoek gebaseerd op de stelling dat artikel 6 EVRM is geschonden, meer specifiek het ondervragingsrecht van de verdediging. De rechtbank overweegt dat het beroep op bewijsuitsluiting onvoldoende is gemotiveerd en onvoldoende is onderbouwd, nu geen concreet en min of meer verifieerbaar alternatief scenario naar voren is gebracht. Daarenboven overweegt de rechtbank ten aanzien van dit verweer als volgt.
De verdediging is ter terechtzitting door de rechtbank, en eerder al bij de rechter-commissaris, in de gelegenheid gesteld om een gemotiveerd verzoek te doen tot het benoemen van een deskundige, teneinde nader DNA-onderzoek te verrichten. De raadsvrouw en de verdachte hebben dit verzoek toegelicht en de officier van justitie heeft daarop kunnen reageren. De rechtbank heeft zich vervolgens op het verzoek beraden en heeft het verzoek gemotiveerd afgewezen. De volledige motivering van deze ter terechtzitting genomen beslissing is opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting.
De omstandigheid dat een schriftelijk verslag van een deskundige in het dossier is gevoegd, terwijl dat verslag – bezien in samenhang met de overige resultaten van het opsporingsonderzoek – een voor de verdachte belastende strekking heeft, brengt niet met zich dat de regels die de Hoge Raad in zijn arrest van 20 april 2021 (ECLI:NL:HR:2021:576) heeft geformuleerd over de beoordeling van verzoeken tot het horen van getuigen die een verklaring met een belastende strekking hebben afgelegd, onverkort toepassing vinden. Een verzoek tot het benoemen, oproepen en/of horen van een deskundige moet in de regel door de verdediging worden gemotiveerd. Het is afhankelijk van de aard en de inhoud van de bevindingen en de conclusies van de deskundige alsmede de concrete omstandigheden van het geval welke mogelijkheid of mogelijkheden voor onderzoek en betwisting aan de verdediging, met het oog op het waarborgen van de eerlijkheid van het proces als geheel (‘overall fairness of the trial’), moet of moeten worden geboden (vergelijk Hoge Raad, 13 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1198). De rechtbank heeft, zoals volgt uit het proces-verbaal van de terechtzitting, gevolg geven aan dit toetsingskader. In de beslissing is onder meer betrokken wat de verdediging ter onderbouwing heeft aangevoerd en is nagegaan of er mogelijkheden waren tot nader onderzoek op basis van die onderbouwing, hetgeen niet het geval is.
Er is derhalve geen sprake van schending van een eerlijk proces of het ondervragingsrecht van de verdediging. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de resultaten van het DNA-onderzoek uit te sluiten van het bewijs.
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] . Op 15 april 2022 had [benadeelde 1] alles rondom de woning afgesloten en in goede staat achtergelaten. Op 18 april 2022 zag hij na thuiskomst dat er was ingebroken in zijn woning. [benadeelde 1] zag dat de gehele woning overhoop was gehaald en doorzocht. In een slaapkamer, gelegen aan de achterzijde van de woning, zag [benadeelde 1] het raam wagenwijd openstaan. Aan de buitenzijde zag [benadeelde 1] dat het kozijn, stucwerk en het slot flink waren beschadigd. [2] Bij de aangifte is een goederenbijlage opgenomen waarop de bij de inbraak weggenomen goederen staan vermeld. [3]
Op 18 april 2022 heeft in de woning van [benadeelde 1] forensisch onderzoek plaatsgevonden. Daarbij is in de hal achter de voordeur op de grond een spuitfles schoonmaakmiddel aangetroffen. [4] Volgens de bewoners stond deze fles voor de inbraak in de keuken. [5] Deze fles is bemonsterd op epitheel (SIN: AAPE9529NL). Het NFI heeft dit spoor nader onderzocht en daaruit een DNA-profiel verkregen. Het NFI heeft gerapporteerd dat er een match is tussen het celmateriaal in het verkregen DNA-profiel, en het DNA-profiel van verdachte. De matchkans dat het verkregen DNA-spoor overeenkomt met het DNA van een ander dan verdachte, is kleiner is dan één op één miljard. [6]
Bewijsoverweging feit 1
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte in de ten laste gelegde periode heeft ingebroken in de woning van aangever en daaruit goederen heeft weggenomen. Op grond van de resultaten van het forensische onderzoek en de bevindingen van het NFI concludeert de rechtbank dat op de fles schoonmaakmiddel een DNA-spoor van verdachte is aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat dit een daderspoor betreft. De fles stond voorafgaand aan de woninginbraak namelijk in de keuken, terwijl deze kort na de woninginbraak in de hal werd aangetroffen, waardoor de rechtbank aanneemt dat de inbreker deze fles heeft verplaatst. Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA-spoor op de fles, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte dit spoor daar ten tijde van de inbraak heeft achtergelaten.
Bewijsmiddelen feit 2
[benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Op 28 mei 2022 ging [benadeelde 2] samen met zijn gezin op vakantie. Op 8 juni 2022 is de schoonmaker voor het laatst langs geweest. Zij heeft toen niks aangetroffen. Op 13 juni 2022kwam het gezin thuis. [benadeelde 2] zag direct dat het kelderraam was opengebroken. Dit was extra beveiligd met een balk die was vastgemaakt via de muur.
[benadeelde 2] zag op 13 juni 2022 dat een wapenkluis in de kelder was opengebroken en hij zag dat zijn twee wapens er niet meer in lagen. Hij zag dat de munitie, die apart in een andere kluis lag, ook weg was. Dit kluisje was ook opengebroken. [benadeelde 2] zag dat onder meer de volgende spullen weg waren:
-2 wapens;
-Browning B725.12 [7] ;
-Black blazer;
-munitie.
[benadeelde 2] heeft een ‘voorlopige schade’-lijst opgesteld. Op deze lijst staan, naast de hiervoor vermelde goederen, onder meer sieraden, een kentekenbewijs, bankpassen, een personeelspas en creditcards. [8]
Op 14 juni 2022 heeft in de woning van [benadeelde 2] forensisch onderzoek plaatsgevonden. Daarbij zijn in het souterrain van een groene wapenkoffer (merk Browning) het handvat en de clips bemonsterd op epitheel (onder meer gewaarmerkt met SIN: AAPE6599NL). [9] De heer P.J. Herbergs, forensisch DNA-deskundige, heeft het spoor met voornoemd SIN-nummer nader onderzocht en daaruit een DNA-mengprofiel verkregen. De deskundige heeft gerapporteerd dat het DNA-mengprofiel afkomstig is van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man, waarbij een DNA-hoofdprofiel is afgeleid dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. De matchkans dat het verkregen DNA-hoofdprofiel overeenkomt met het DNA van een ander dan verdachte, is kleiner is dan één op één miljard. [10]
Bewijsoverweging feit 2
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte op of omstreeks 12 juni 2022 heeft ingebroken in de woning van aangever en daaruit goederen heeft weggenomen. Op grond van de resultaten van het forensische onderzoek, in samenhang bezien met de bevindingen van de DNA-deskundige, concludeert de rechtbank dat op een klip van een wapenkoffer van aangever een DNA-spoor van verdachte is aangetroffen. Uit de aangifte blijkt dat uit deze wapenkoffer wapens zijn weggenomen door de inbreker en daarom ziet de rechtbank dit DNA-spoor als daderspoor. Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA-spoor op dit voorwerp, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte dit spoor daar ten tijde van de inbraak heeft achtergelaten. Dat het hier om een mengprofiel gaat, betekent niet dat aan de onderzoeksresultaten geen bewijswaarde kan worden gehecht. De rechtbank ziet zich in haar overtuiging gesterkt nu op andere voorwerpen in de woning, namelijk het cijferslot van de wapenkluis en een handvat van een andere wapenkoffer, nog meer sporen zijn aangetroffen die een (onvolledig) DNA-profiel bevatten dat overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte.
Bewijsmiddelen feiten 3 en 5
[benadeelde 3] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Op 25 juli 2022 werd [benadeelde 3] gebeld door een van de buren. [benadeelde 3] hoorde dat er iemand via het kelderraam de woning had betreden en dat de tralies voor het kelderraam waren weggehaald. Toen [benadeelde 3] thuis was, zag hij dat de tralies voor een raampje waren verbroken, dat het raam was opengebroken en dat er braaksporen zaten op het kozijn van het kelderraampje. [benadeelde 3] zag dat alle kamers en kasten doorzocht waren. Hij zag tevens dat een kluis was losgemaakt en was meegenomen. Hij zag dat alle juwelen van hem en zijn vrouw waren weggenomen. [11] In de kluis zat een geldbedrag van € 3.500 euro, de reserveautosleutel en sieraden. [12] Een door de aangever opgestelde lijst van alle weggenomen goederen is gevoegd bij de aangifte. Op deze lijst staan onder meer de kluis met inhoud, sieraden, een sleutel en postzegels. [13]
Op 25 juli 2022 heeft in de woning van [benadeelde 3] forensisch onderzoek plaatsgevonden. [14]
Op de ruit van de keuken zijn aan de buitenzijde veegsporen aangetroffen. Deze veegsporen zijn ontstaan tijdens het wrikken en breken van het siertraliewerk. Een veegspoor op de ruit, dat de rechtbank aanmerkt als een daderspoor, is bemonsterd op de aanwezigheid van biologische sporen en veiliggesteld voor aanvullend onderzoek.
Door het NFI is dit spoor nader onderzocht en daaruit is een onvolledig DNA-profiel verkregen, dat mogelijk matcht met het DNA-profiel van verdachte. [15] Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van verdachte in de bemonstering is de likelihood-ratio methode toegepast. Daarbij zijn de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] .
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van één onbekende, niet aan
[verdachte] verwante persoon.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker (>1.000.000) wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [16]
De woning van verdachte is op 26 juni 2022 doorzocht. [17] Hierbij zijn onder meer veel sieraden, een kluis en een wit-blauwe tas in beslag genomen. Nadat [benadeelde 3] de sleutel van zijn kluis overhandigde aan de politie, is gebleken dat deze sleutel naadloos paste op de kluis die onder verdachte is inbeslaggenomen. In deze kluis waren tevens de goederen aanwezig die volgens aangever in zijn kluis zaten voordat deze werd weggenomen. In eerdergenoemde tas zat een postzegelverzameling en meerdere sieraden. [18] Bij een bezoek aan het politiebureau door [benadeelde 3] en zijn vrouw werd aan hen de kluis met inhoud en de blauw met wit gestreepte tas met daarin onder andere meerdere sieraden en een postzegelverzameling getoond. [benadeelde 3] en zijn vrouw herkenden de getoonde spullen als zijnde hun spullen. [19]
Getuige [getuige] , woonachtig tegenover de woning van [benadeelde 3] , werd op 25 juli 2022 werd rond 08:05 uur wakker. Zij zag een man bij het kelderraampje van de woning van [benadeelde 3] naar binnen gaan. [getuige] had deze man nog nooit eerder had gezien bij de woning. Op het moment dat [getuige] de politie belde, kwam de man weer door hetzelfde raampje naar buiten. Zij zag onder meer dat de man blauwe handschoenen droeg. [getuige] heeft tijdens het bellen van de politie foto’s van de man gemaakt. [20]
[slachtoffer] , woonachtig in de straat van aangever, heeft aangifte gedaan van bedreiging. Op 25 juli 2022 omstreeks 08:10 uur vernam hij dat er mogelijk een inbraak was gepleegd in de woning van aangever. Hij is daarop naar buiten gegaan en zag toen dat er een man op het voetpad fietste. Hij zag dat de man uit de richting van de [adres] kwam en dat de man blauwe handschoentjes aan had. [slachtoffer] hoorde vervolgens dat de man tegen hem zei: “Aan de kant, pas op, ik ga je neersteken.” [slachtoffer] heeft de man als volgt omschreven:
- man;
- ongeveer 35 jaar oud;
zwart petje;
- haarkleur was net zo zwart als zijn petje;
- ongeschoren vlassig zwart baardje;
- ongeveer 170 cm en 180 cm [21] ;
- klein zwart brilletje;
- donker zwarte jas;
- blauwe broek;
- zwarte donkere werkschoenen;
- blauwe latex ziekenhuishandschoenen. [22]
In het dossier bevindt zich een foto van verdachte van 26 juli 2022. [23]
Bewijsoverwegingen feiten 3 en 5
Feit 3
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte het onder feit 3 tenlastegelegde heeft begaan. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario, kort gezegd inhoudende dat een vriend van verdachte verantwoordelijk is voor het plegen van de woninginbraak, wordt door de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Verdachte is immers pas op de terechtzitting met dit scenario gekomen, volgens eigen zeggen nadat hij bij of met de reclassering is gaan nadenken over wat er gebeurd zou kunnen zijn. Verdachte heeft dit scenario niet nader geconcretiseerd en hij heeft de naam van die vriend niet willen of kunnen noemen, waardoor zijn scenario tevens niet verifieerbaar is.
Feit 5
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij, nadat hij hoorde van de woninginbraak aan de [adres] in [woonplaats] en naar buiten ging, werd bedreigd door een persoon die kwam uit de richting van die woning. Gekeken naar de verklaring van getuige [getuige] gebeurde dit slechts enkele minuten na de inbraak. [slachtoffer] heeft onder meer verklaard dat de man blauwe handschoenen droeg. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat de dader van de woninginbraak dezelfde persoon is als degene die door [slachtoffer] is beschreven. Ook komt een aantal van de overige persoonskenmerken die [slachtoffer] heeft genoemd, te weten de zwarte haarkleur en het vlassige baardje, overeen met het uiterlijk van verdachte ten tijde van het feit, zoals te zien is op de gelaatsfoto van verdachte die is opgenomen in de SKDB informatiestaat. Dat alleen [slachtoffer] de bedreiging heeft gehoord staat niet aan een bewezenverklaring in de weg, nu diens verklaring op overige punten ondersteuning vindt in de inhoud van overige bewijsmiddelen, te weten de verklaring van [getuige] en de eerder genoemde foto’s. De rechtbank heeft dan ook geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] .
Feit 4
Bij doorzoeking van de woning van verdachte te [woonplaats] op 26 juni 2022 is onder meer een elektrische fiets, merk Gazelle, in beslag genomen. [24] Uit onderzoek naar deze fiets is gebleken dat het een bruin/grijze elektrische Gazelle City Zen C8 herenfiets betrof. Op de fiets was geen serienummer te vinden en achterop de fiets zat een sticker van fietsenwinkel [fietsenwinkel] . De medewerkster van deze fietsenwinkel gaf aan dat het serienummer aan de zijkant bij de trappers moest zitten. Het serienummer was er op dat punt afgehaald. De medewerkster van de fietsenwinkel verklaarde dat een persoon uit [woonplaats] op 15 mei 2021 precies zo'n zelfde fiets bij hen had gekocht. [25] Deze persoon, naar later bleek [aangever] , vertelde dat zijn fiets was gestolen. In zijn aangifte staat dat zijn fiets, een Gazelle type City zen C8, lichtbruin van kleur, op 16 mei 2022 is gestolen. [26] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij € 750,- voor de fiets heeft betaald en pas een paar dagen nadat hij de fiets kocht zag dat het serienummer van de fiets was verwijderd. [27]
Bewijsoverweging feit 4
Op grond van het bovenstaande heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde schuldheling. Verdachte wordt vrijgesproken van opzetheling, omdat niet bewezen kan worden dat verdachte wist dat de fiets van misdrijf afkomstig was. Verdachte heeft op 26 juli 2022 een elektrische fiets van het merk Gazelle voorhanden gehad. Uitgaande van de verklaring van verdachte zelf heeft hij deze fiets, naar het oordeel van de rechtbank, gekocht voor een prijs die ver ligt onder de gebruikelijke (nieuw)prijs van een dergelijke elektrische fiets. Na de aankoop kwam verdachte er ook nog achter dat het framenummer was weggevijld. Onder deze omstandigheden had verdachte, reeds ten tijde van het verwerven van de fiets maar in ieder geval nadat hij ontdekte dat het framenummer was verwijderd, redelijkerwijs moeten vermoeden dat de fiets afkomstig was van misdrijf. De rechtbank heeft gelet op de verklaringen van de winkeleigenaar van [fietsenwinkel] en de inhoud van de aangifte van [aangever] de overtuiging dat de Gazelle-fiets was gestolen van eigenaar [aangever] , en dus afkomstig was van diefstal.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
in de periode gelegen tussen 15 april en 18 april 2022 te [woonplaats] , in/uit een woning gelegen aan de [straat]
- meerdere sieraden (ringen/armbanden/kettingen/oorbellen) en
- notebooks (HP Envy) en
- een tablet en
- een fotocamera en
- een externe harde schijf en
- een hoeveelheid contant geld (ongeveer 700 euro) en
- een zonnebril (Gucci) en
- één of meerdere (zilveren) munten e
- een (zilveren) spaarpot,
die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoren heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Feit 2
op of omstreeks 12 juni 2022 te [woonplaats] , in/uit een woning gelegen aan de [straat]
- een hagelgeweer (Browning B725) en
- een kogelgeweer (Blaser) en en
- een hoeveelheid munitie en patronen en
- een hoeveelheid sieraden en
- een kentekenbewijs en bankpassen en een personeelpas en/ creditcards,
die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoren heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Feit 3
op 25 juli 2022 te [woonplaats] , (in/uit een woning gelegen aan de [straat] )
- een kluis en
- een hoeveelheid contant geld (ongeveer 3500 euro) en
- een hoeveelheid sieraden en
- een sleutel en
- een hoeveelheid postzegels
die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoren heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Feit 4
op 26 juli 2022 te [woonplaats] , een elektrische fiets (Gazelle), voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden hebben van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Feit 5
Op 25 juli 2022 te [woonplaats] , [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen “aan de kant, pas op, ik ga je neersteken.”.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feiten 1, 2 en 3telkens
:
diefstal, waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Feit 4
schuldheling.
Feit 5
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf met een groot voorwaardelijk deel. Een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal te zwaar drukken op zijn relatie. Verlies daarvan zou verdachte alleen maar richting een crimineel leven bewegen. Verdachte is daarnaast mantelzorger voor zijn vader. De verdediging meent ook dat het strafblad van verdachte niet aan een voorwaardelijke straf in de weg staat, nu formeel gezien geen sprake is van recente recidive omdat de laatste onherroepelijke veroordeling voor soortgelijke feiten stamt uit 2017.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich binnen vier maanden tijd onder meer schuldig gemaakt aan drie woninginbraken. Verdachte heeft zich door middel van braak en inklimming, de toegang tot de woningen verschaft terwijl de bewoners niet thuis waren. Verdachte heeft in de woningen vervolgens een ravage aangericht door deze overhoop te halen en daaruit vervolgens vele goederen weg te nemen. Het ging daarbij niet alleen om veelal waardevolle goederen zoals sieraden, maar ook om persoonlijke goederen waaraan de eigenaren emotionele waarde hechtten. Verdachte heeft de slachtoffers met zijn brutale handelen dan ook veel materiële, alsook persoonlijke, emotionele schade berokkend. Verdachte heeft bovendien bij een van de woninginbraken vuurwapens gestolen en daarmee een bewuste bijdrage geleverd aan het illegale bezit van vuurwapens en de risico’s die daarmee gepaard gaan. Bij het verlaten van één van de woningen heeft verdachte ook nog een buurtbewoner bedreigd met de dood. Verdachte heeft tot slot een elektrische fiets geheeld. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte bij zijn handelen kennelijk alleen maar heeft gedacht aan financieel gewin.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 28 september 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke (vermogens)feiten, maar dat de laatste onherroepelijke veroordeling dateert van vijf jaar geleden. Formeel houdt de rechtbank daarom niet strafverzwarend rekening met recidive, maar zij leidt uit de justitiële documentatie wel af dat sprake lijkt te zijn van een zorgelijke ontwikkeling. Te meer omdat verdachte, met uitzondering van de heling, geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en geen inzicht heeft gegeven in zijn beweegredenen.
Strafoplegging
Gelet op de aard, ernst, en hoeveelheid van de bewezen verklaarde feiten, in het bijzonder de drie bewezenverklaarde woninginbraken, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft de rechtbank zich primair laten leiden door de ernst van het bewezenverklaarde en de persoonlijke omstandigheden van verdachte als hiervoor omschreven. De rechtbank heeft daarnaast ook acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen door andere rechtbanken en hoven plegen te worden opgelegd voor soortgelijke feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de reeds in voorarrest doorgebrachte tijd, passend en geboden. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen noodzaak tot of nut in het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.

9.BESLAG

Ter terechtzitting heeft de officier van justitie opgemerkt dat ten aanzien van alle op de beslaglijst vermelde goederen reeds is beslist tot teruggave daarvan aan de rechthebbende. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank geen beslissing meer nemen over het beslag.

10.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 2] en zijn vrouw, [benadeelde 4] , hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd en vorderen respectievelijk bedragen van € 2.038,28 en € 68,10. Deze bedragen bestaan respectievelijk uit € 1.438,28 materiële schade en € 600,- immateriële schade, en € 68,10 materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 bewezen verklaarde.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen integraal kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk te verklaren in het immateriële deel van zijn vordering.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat is komen vast te staan dat [benadeelde 2] en [benadeelde 4] rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van het onder feit 2 bewezenverklaarde. De door hen gevorderde materiële schade is ook voldoende onderbouwd. Beide vorderingen zullen voor het materiële deel daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2022 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Nu verdachte de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij is, zal verdachte worden veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partijen, thans begroot op nihil.
Immateriële schade
Ten aanzien van de door [benadeelde 2] gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Voor toewijzing van immateriële schade moet in onderhavig geval komen vast te staan dat [benadeelde 2] is aangetast in zijn persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106 BW, aanhef en onder b. Van deze aantasting in de persoon is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
In dit geval is de rechtbank op grond van het dossier en de vordering tot schadevergoeding van oordeel dat geen van de hierboven genoemde situaties zich voordoet. De rechtbank hecht eraan daarbij op te merken dat de gevoelens van angst en onveiligheid bij de benadeelde partij en diens gezin zeer invoelbaar zijn. Er zijn echter geen juridische gronden waarop de gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen. Benadeelde partij [benadeelde 2] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, voor zover deze ziet op immateriële schade.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 57, 285, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
20 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 1.438,28;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 1.438,28 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 24 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • wijst de vordering van [benadeelde 4] toe tot een bedrag van € 68,10;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 68,10 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak, voorzitter, mr. L.M.M. Heppe en mr. A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 november 2022.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis te ondertekenen
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks de periode gelegen tussen 15 april en 18 april 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, (in/uit een woning gelegen aan de [straat] )
- één of meerdere sieraden (ringen/armbanden/kettingen/oorbellen) en/of
- één of meerdere notebooks (HP Envy) en/of
- een tablet en/of
- een fotocamera en/of
- een externe harde schijf en/of
- een hoeveelheid contant geld (ongeveer 700 euro) en/of
- een zonnebril (Gucci) en/of
- één of meerdere (zilveren) munten en/of
- een (zilveren) spaarpot,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 12 juni 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, (in/uit een woning gelegen aan de [straat] )
- een hagelgeweer (Browning B725) en/of
- een kogelgeweer (Blaser) en en/of
- een hoeveelheid munitie en/of patronen en/of
- een hoeveelheid sieraden en/of
- een kentekenbewijs en/of bankpassen en/of een personeelpas en/of creditcards,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 25 juli 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, (in/uit een woning gelegen aan de [straat] )
- een kluis en/of
- een hoeveelheid contant geld (ongeveer 3500 euro) en/of
- een hoeveelheid sieraden en/of
- een sleutel en/of
- een hoeveelheid postzegels,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 26 juli 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, een elektrische fiets (Gazelle), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 25 juli 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "aan de kant, pas op, ik ga je neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht ) (Pagina 3)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 22 september 2022, genummerd PL0900-2022216446, opgemaakt door politie Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 204. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 12.
3.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 1] , p. 15.
4.Proces-verbaal van forensisch onderzoek in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , p. 53.
5.Proces-verbaal van relaas, p. 4.
6.Een NFI-rapport van 29 juni 2022, opgemaakt door A.I. Berghout, MSc, p. 57.
7.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 2] , p. 22.
8.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 2] , fotobijlage, pagina’s 40 en 41.
9.Proces-verbaal van forensisch onderzoek in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , p. 63.
10.Een deskundigenrapportage van 11 juli 2022, opgemaakt door Dr. P.J. Herbergs, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, p. 70.
11.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 3] , p. 42.
12.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 3] , p. 43.
13.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde 3] , pagina’s 44 en 45.
14.Proces-verbaal van forensisch onderzoek in de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , p. 78.
15.Een deskundigenrapportage van 11 juli 2022, opgemaakt door Dr. M. Hidding, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, p. 86.
16.Een deskundigenrapportage van 11 juli 2022, opgemaakt door Dr. M. Hidding, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, p. 86.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 97.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 148.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 166.
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 186
21.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 46.
22.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 47.
23.Informatiestaat SKBD-persoon, ongenummerd.
24.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 97 en 98.
25.De fiets betrof een bruin/grijze elektrische Gazelle City Zen C8 heren fiets.
26.Proces-verbaal van aangifte [aangever] , p. 48.
27.Proces-verbaal ter terechtzitting van 31 oktober 2022.