ECLI:NL:RBMNE:2022:455

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
16/276434-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval met bedreiging en afpersing in Veenendaal

Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 oktober 2021 een gewapende overval heeft gepleegd in Veenendaal. De verdachte heeft een geldbedrag van € 150,00 gestolen van een slachtoffer door bedreiging met een vuurwapen, dat later als een nepvuurwapen werd geïdentificeerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. A.P. Altena, de verdachte heeft aangeklaagd en de verdediging werd gevoerd door mr. C.H.J. van Dooijeweert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die € 150,00 vorderde, volledig toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf de datum van de overval. De rechtbank heeft ook de verplichting opgelegd aan de verdachte om dit bedrag te betalen aan de Staat, met de mogelijkheid van gijzeling bij niet-betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/276434-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 2 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in de penitentiaire inrichting [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 januari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.H.J. van Dooijeweert, advocaat te Barneveld, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 12 oktober 2021 te Veenendaal een geldbedrag van € 150,00 heeft gestolen van [slachtoffer] , terwijl deze diefstal gepaard ging met geweld en/of bedreiging met geweld
of
op 12 oktober 2021 te Veenendaal met geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van € 150,00.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde afpersing van een geldbedrag van € 150,00 wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat (kort gezegd) bewezen kan worden dat verdachte een bedrag van (slechts) € 100,00 heeft meegenomen. De raadsvrouw heeft hiertoe naar voren gebracht dat de verklaring van verdachte dient te worden geloofd, nu hij zichzelf bij het politiebureau heeft gemeld en het feit meteen heeft bekend. Bovendien heeft de politie beschreven dat aangeefster, die heeft verklaard dat het om een bedrag van € 150,00 ging, van slag was en dat zij haar verklaring in flarden heeft afgelegd. Dat maakt de verklaring van verdachte geloofwaardiger dan die van aangeefster. Ook wat betreft het wapen dient volgens de raadsvrouw uit te worden gegaan van de verklaring van verdachte, namelijk dat het ging om op een nep vuurwapen, te weten een balletjespistool.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 januari 2022:
Op 12 oktober 2021 was ik in de [naam] te Veenendaal. Ik pakte een balletjespistool uit mijn zak, richtte deze op de vrouw die achter de toonbank zat en ik vroeg haar om mij een geldbedrag te geven. De vrouw pakte het geldbedrag en legde het op de toonbank. Vervolgens heb ik het geldbedrag gepakt en ben ik weggegaan.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer]:
Op 12 oktober 2021 was ik in de [naam] gelegen te Veenendaal. Omstreeks 19:40 uur kwam er een man de studio in gelopen. Hierna zag ik dat de man een pistool pakte. [2] Ik wil het pistool als volgt omschrijven:
- pistool;
- wit;
- groot.
Nadat de man het wapen pakte en deze op mij richtte, hoorde ik dat hij zei: "ik wil geld." Hierna pakte ik drie vijftigeurobiljetten uit mijn kassalade en legde deze op de
toonbank. Ik zag de man het wapen nog steeds op mij gericht hield. Ik zag dat de man vervolgens mijn winkel uit liep. [3]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van de vermelde bewijsmiddelen de overtuiging dat verdachte op 12 oktober 2021 te Veenendaal [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag. Nu het door aangeefster genoemde, op haar gerichte, pistool niet is aangetroffen en er ook overigens niets bekend is omtrent dit pistool, kan niet worden uitgesloten dat het ging om een balletjespistool, zoals verklaard door verdachte. De rechtbank zal dan ook in de bewezenverklaring uitgaan van een voorwerp dat gelijkenis vertoont met een vuurwapen. Voorts acht de rechtbank de verklaring van aangeefster ten aanzien van de hoogte van het geldbedrag geloofwaardig omdat deze verklaring consistent en gedetailleerd is. De rechtbank zal daarom uitgaan van een geldbedrag van € 150,00.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 12 oktober 2021 te Veenendaal met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag van 150 euro, dat geheel aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer] heeft getoond en op die [slachtoffer] heeft gericht en daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil geld", waarna die [slachtoffer] het voornoemde geldbedrag op de toonbank/balie heeft gelegd en hij, verdachte, het voornoemde geldbedrag heeft meegenomen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
afpersing.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden de meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, het meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan middelencontrole .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft het ten aanzien van de strafoplegging verzocht om rekening te houden met de persoon van verdachte. Dit betreft geen typische overval. Het was een schreeuw om hulp en verdachte heeft zich de volgende zelf gemeld bij de politie en openheid van zaken gegeven. Verdachte wil zijn leven op de rit krijgen en daarvoor is hij erg gemotiveerd. Hij ziet in dat hij moet werken aan zijn verslaving om zijn leven te veranderen. Verdachte is dan ook zeer gemotiveerd mee te werken aan alle bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarvan een fors deel voorwaardelijk, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft met de gewapende overval een angstaanjagende situatie gecreëerd voor aangeefster. Een dergelijke overval maakt een grove inbreuk op het gevoel van veiligheid en heeft doorgaans een grote impact op het leven van de slachtoffers en mensen uit de omgeving. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij niet gedacht heeft aan de impact op en de gevolgen voor het slachtoffer en dat hij uitsluitend heeft gehandeld uit eigen belang. Zelfs al zou het zo zijn dat verdachte handelde vanuit een hulpvraag, dan had verdachte op een andere manier kunnen – en moeten – handelen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 15 december 2021 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte al eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee, omdat hieruit volgt dat verdachte zich niet door bestraffing heeft laten weerhouden van het plegen van ernstige delicten.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het reclasseringsadvies
van 11 januari 2022, uitgebracht door het Leger des Heils. In dit rapport komt onder meer naar voren dat verdachte in het verleden meerdere vermogensdelicten heeft gepleegd om zijn drugsverslaving te onderhouden. Verdachte heeft geen zelfstandige woonruimte. Wel is er vanuit de penitentiaire inrichting een aanmelding gedaan voor huisvesting bij [instelling] . Dit heeft nog niet tot iets concreets geleid. Verder heeft verdachte geen zinvolle dagbesteding en heeft hij schulden. Tot slot staat in het rapport beschreven dat verdachte graag hulp wil om zijn leven te veranderen en met name zijn drugsverslaving onder controle te krijgen. De reclassering heeft daarom geadviseerd om, in geval van een veroordeling, een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
De straf
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van langere duur passend is. Een wezenlijk deel van die gevangenisstraf dient voorwaardelijk te worden opgelegd. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt, waarbij naleving van de voorwaarden ertoe kan leiden dat verdachte zijn leven weer op orde krijgt. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om daarvan 12 maanden voorwaardelijk op te leggen. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de algemene en bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals de reclassering deze heeft beschreven in haar rapport van 11 januari 2022.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 150,00, bestaande uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld om de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 100,00, nu verdachte heeft verklaard dat hij € 100,00 heeft weggenomen en niet € 150,00.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De schade bedraagt € 150,00. De rechtbank zal de vordering dan ook geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 150,00 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3 jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde
lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder
begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie dagen meldt bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op de Conradkade 53, 2517 BR te Den Haag. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich ambulant laat behandelen bij een passende instelling voor forensische verslavingszorg, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als haalbaar is en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* verblijft in een passende woonvoorziening voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalings-regelingen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het
middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en
ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controles. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 150,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 150,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M. Lemmen, voorzitter, mr. P.C. Quak en
mr. E.J.W. Verhaagh, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 februari 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2021 te Veenendaal, althans in Nederland, een geldbedrag van 150 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen aan die [slachtoffer] en/of te richten op die [slachtoffer] en/of
daarbij de woorden toe te voegen: "Ik wil geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
waarna die [slachtoffer] het voornoemde geldbedrag op de toonbank/balie heeft gelegd en/of hij, verdachte, het voornoemde geldbedrag heeft meegenomen
of
hij op of omstreeks 12 oktober 2021 te Veenendaal, althans in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van, een geldbedrag van 150 euro, in elk geval een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft getoond en/of op die [slachtoffer] heeft gericht en/of daarbij de woorden heeft toegevoegd: "Ik wil geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, waarna die [slachtoffer] het voornoemde geldbedrag op de toonbank/balie heeft gelegd en/of hij, verdachte, het voornoemde geldbedrag heeft meegenomen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 oktober 2021, genummerd 2021325651, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 35. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 12 oktober 2021, p. 23.
3.Idem, p. 24.