ECLI:NL:RBMNE:2022:4546

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
16/061784-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere feiten, waaronder diefstal en geweldpleging, met verminderd toerekeningsvatbaarheid en verplichte zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal en geweldpleging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft op de strafoplegging. De verdachte is veroordeeld voor acht feiten, waaronder de diefstal van een zakje wiet, een horloge, en een gouden ketting, waarbij de laatste diefstal gepaard ging met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 240 dagen opgelegd, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er rekening gehouden met de noodzaak van verplichte zorg via het civiele kader, gezien de psychische problematiek van de verdachte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, grotendeels toegewezen, en de verdachte is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/061784-22; 16/340094-21 (gev. ttz); 16/342325-21 (gev. ttz); 16/342907-21 (gev. ttz); 16/304200-21(gev. ttz); 16/030428-22 (gev. ttz); 16/344079-21(gev. ttz); 16/245524-20 (vord. tul) en 16/099021-21 (vord. tul).
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2001] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 maart 2022, 10 mei 2022, 19 juli 2022 en 25 oktober 2022. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2022. Verdachte was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. R. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Schaddelee, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht, alsmede hetgeen de advocaat van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , mr. C.J. Tiemessen, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
16/304200-21 (hierna feit 1): op 9 november 2021 te Utrecht een zakje wiet heeft gestolen van [slachtoffer 2] ;
16/340094-21 (hierna feit 2): op 18 december 2021 te Utrecht een horloge heeft gestolen bij [winkel] ;
16/342325-21 (hierna feit 3): op 22 december 2021 te Utrecht het winkelcentrum [winkelcentrum] is binnengegaan, terwijl hem de toegang tot dat winkelcentrum was ontzegd;
16/342907-21 (hierna feit 4): op 22 december 2021 (rond 21:15 uur) te Utrecht het winkelcentrum [winkelcentrum] is binnengegaan, terwijl hem de toegang tot dat winkelcentrum was ontzegd;
16/344079-21 (hierna feit 5): op 24 december 2021 te Utrecht het winkelcentrum [winkelcentrum] is binnengegaan, terwijl hem de toegang tot dat winkelcentrum was ontzegd;
16/030428-22 feit 1 (hierna feit 6): op 4 februari 2022 te Utrecht het winkelcentrum [winkelcentrum] is binnengegaan, terwijl hem de toegang tot dat winkelcentrum was ontzegd;
16/030428-22 feit 2 (hierna feit 7): op 4 februari 2022 te Utrecht verbalisant [verbalisant 1] heeft beledigd;
16/061784-22 (hierna feit 8): op 10 maart 2022 te Utrecht samen met anderen met geweld en/of bedreiging met geweld een gouden ketting heeft gestolen van [slachtoffer 1] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder 1, 2, 6 en 8 ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 merkt zij op dat aangever het incident niet heeft gezien. De raadsvrouw heeft geen reden om aan de verklaring van verdachte te twijfelen en zij verzoekt de rechtbank hem vrij te spreken van dit feit.
Ook verzoekt de raadsvrouw verdachte vrij te spreken van de diefstal van het horloge, feit 2. Het is onduidelijk welke getuige over welke persoon verklaart en de signalementen worden door elkaar gehaald. Verdachte is vanaf het moment dat hij de winkel verliet gevolgd en is constant in het zicht gebleven van de getuige. Vervolgens is hij aangehouden en door twee personen gefouilleerd, maar er is geen horloge bij hem aangetroffen. Ook op de afgelegde route is het horloge niet meer aangetroffen.
Verder verklaart verdachte dat hij op 4 februari 2022 niet in het winkelcentrum [winkelcentrum] is geweest, maar dat hij enkel voor de ingang van het winkelcentrum heeft gestaan. De raadsvrouw verzoekt dan ook hem vrij te spreken van feit 6, het binnendringen van het winkelcentrum terwijl hem de toegang was ontzegd.
Tot slot verzoekt de raadsvrouw verdachte vrij te spreken van feit 8, de diefstal van de gouden ketting met geweld en/of bedreiging met geweld. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de verklaring van [medeverdachte] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. Zo verklaart [medeverdachte] dat hij de bedreigingen jegens aangever niet heeft geuit, maar aangever wijst hem wel aan als de persoon die dit heeft gedaan. [medeverdachte] is degene die verdachte aanwijst als degene die de ketting heeft gepakt, maar naast zijn verklaring zijn hier geen andere aanwijzingen voor. Aldus is er volgens de raadsvrouw onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 3, 4, 5 en 7.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Feit 1(16/304200-21) [1]
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] van 9 november 2021 blijkt – zakelijk weergegeven - het volgende [2] :
Op dinsdag 9 november 2021 omstreeks 15:55 uur heb ik wiet gekocht bij coffeeshop [coffeeshop] . Omstreeks 16:00 uur bevond ik mij samen met 4 vrienden en 1 kennis in het [pand] aan de [adres] te [woonplaats] . [...] Ik hoorde [getuige 2]
(de rechtbank begrijpt: [getuige 2] )zeggen: "ze hebben jouw wiet afgepakt".
Uit het verhoor van getuige [getuige 2] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [3] :
Ik stond vandaag, dinsdag 9 november, rond 16.00 uur bij [pand] in
[woonplaats] . Ik stond met vrienden een joint te draaien. Eén jongen rukte ineens de hennep uit mij handen. Toen kwam mijn vriend [slachtoffer 2] en die heeft de jongens er op aangesproken.
Uit het proces-verbaal bevindingen van 9 november 2021 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [4] :
9 november 2021 omstreeks 16.00 uur, fietste ik ter hoogte van het [pand] in Utrecht. Ik zag de mij ambtshalve bekende [verdachte] staan. [...] Ik nam [slachtoffer 2] (
de rechtbank begrijpt [slachtoffer 2]) apart van de groep. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: "Ja die jongen daar heeft onze wiet afgepakt welke ik net heb gekocht. Vervolgens ging hij schreeuwen en wilde het niet terug geven". Ik zag dat [slachtoffer 2] wees naar [verdachte] .
Feit 2(16/340094-21) [5]
Uit de aangifte van [medewerker] van 18 december 2021 blijkt – zakelijk weergegeven - het volgende [6] :
Vandaag, zaterdag 18 december 2021, was ik werkzaam in de winkel [winkel] . Ik stond bij de kassa's en dat is op ongeveer vijf meter van de ingang van de winkel. Ik had goed zicht op de jongen. Jongen één is de verdachte die ik samen met mijn personeel heb gevolgd de winkel uit totdat de politie ter plaatse was. [...] Ik zag dat hij de trap omhoog liep de winkel uit. Er waren op dat moment twee klanten in de winkel die het ook hebben gezien. Ze vertelden mij dat er één horloge vanuit een pilaar die midden in de winkel staat in de kelder is verdwenen. Ze vertelden mij dat ze hadden gezien dat deze jongen dat horloge had meegenomen. Het goed wat nu verdwenen is uit de winkel is het volgende: Neev fender watch silver ter waarde van 295,00 euro.
Uit het verhoor van getuige [getuige 3] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [7] :
Ik stond beneden in de winkel.. [...] Ik zag dat een jongen bij de horloges stond. Ik zag dat hij met zijn handen het vitrineglas optilde. Ik zag op een gegeven moment dat hij met zijn rechterhand een horloge pakte. Ik zag dat hij het middelste horloge pakte van de drie horloges die daar stonden. Ik zag dat het horloge zilverkleurig was. Ik zag dat hij met het horloge de winkel verliet. Ik ben toen erachteraan gerend. Ik zag dat die jongen ging rennen. Ik zag dat een winkelmedewerker ook achter de jongen aan rende. Uiteindelijk stopte de achtervolging in een steegje in de [straat] . Toen hebben we gewacht op de politie en ik zag dat ze de juiste jongen aanhielden. De jongen die de politie aanhield is de jongen die het horloge had meegenomen.
Uit het proces-verbaal aanhouding verdachte [verdachte] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [8] :
Op zaterdag 18 december 2021 hield ik op de locatie [adres] , [woonplaats] , als verdachte aan:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [2001]
Ik hoorde via mijn portofoon dat collega's richting de [straat] te [woonplaats] werden gestuurd, in verband met een winkeldiefstal. Ik hoorde dat dit [winkel] betrof, gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] . In de [straat] te [woonplaats] werd ik aangesproken door een mij onbekende jongen. Ik hoorde dat hij zei dat hij werkte in de [winkel] kledingwinkel. Ik hoorde dat hij zei dat er zojuist een horloge was gestolen. Ik zag een man staan, met daarbij 2 andere mannen erbij. Ik hoorde dat deze 2 mannen tegen mij zeiden dat deze man had gestolen. Ik hoorde dat de jongen die mij in de [straat] te Utrecht aansprak, tegen mij zei dat dit inderdaad de 2 man was die het horloge had gestolen. Hierop heb ik de man aangehouden.
Feit 3 (16/342325-21) [9]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 oktober 2022; [10]
- de aangifte van [B] van 22 december 2021. [11]
Feit 4 (16/342907-21) [12]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 oktober 2022; [13]
- de aangifte van [B] van 22 december 2021. [14]
Feit 5(16/344079-21) [15]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 oktober 2022; [16]
- de aangifte van [C] van 24 december 2021 [17] .
Feit 6(16/030428-22 onder 1) [18]
Uit de aangifte van [D] , namens [winkel] [winkelcentrum] , van 4 februari 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [19] :
Op vrijdag 4 februari 2022 om 21:20 uur, was ik aan het werk als beveiliger in het
winkelcentrum [winkelcentrum] te Utrecht. Ik hoorde van de politiemedewerkers dat zij
[verdachte] hebben zien lopen in het winkelcentrum [winkelcentrum] te Utrecht.
Het is mij bekend dat [verdachte] een ontzegging heeft voor [winkelcentrum] . Een kopie van de ontzegging is bij deze aangifte gevoegd.
Uit het proces-verbaal bevindingen van 4 februari 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [20]
Op vrijdag 4 februari 2022, waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 5] , belast
met het toezichthouden in het publiek domein. Om 21:15 uur, reden wij verbalisanten wederom langs het winkelcentrum [winkelcentrum] op de [straat] . Wij zagen dat [verdachte] in het winkelcentrum stond ter hoogte van het Indonesische restaurant met drie andere jongens om zich heen. Om daar te komen dien je door de draaideuren te gaan van het winkelcentrum. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zei tegen de verdachte om 21:20 uur, dat hij is aangehouden voor het overtreden van zijn ontzegging voor het winkelcentrum.
Feit 7(16/030428-22 onder 2)
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 oktober 2022; [21]
- de aangifte van [verbalisant 1] van 4 februari 2022. [22]
Feit 8(16/061784-22) [23]
Uit de aangifte [slachtoffer 1] van 10 maart 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [24] :
Op donderdag 10 maart 2022 liep ik over de Voorstraat, ter hoogte van supermarkt [supermarkt] . Ik zag toen dat daar drie mannen voor de [supermarkt] stonden. Ik kan hen als volgt omschrijven:
Verdachte 1:
- 175 - 180 centimeter
- 25 jaar ongeveer
- licht getint, Noord-Afrikaans uiterlijk
- normaal postuur
- gemillimeterd zwart haar, opgeschoren aan de zijkanten
- blauwe spijkerbroek
- zwarte jas
- zwarte sneakers met witte zolen.
[...] Ik zag en voelde toen dat verdachte 1 met kracht de ketting van mijn nek af trok. Daarop vroeg ik waar hij mee bezig was en eiste ik mijn ketting terug. Vervolgens zag ik vlak daarna dat verdachte 2 ergens een mes vandaan haalde en met dat mes richting mijn borst wees. Ik hoorde dat hij zei dat hij mij met dat mes zou neersteken. Ik hoorde dat hij dat meerdere malen herhaalde. Vervolgens zag ik dat verdachte 3 er tussen kwam en vertelde dat ik mee moest lopen. [...] Ik zag dat verdachte 1 en 2 daar inmiddels weg liepen. Vervolgens pakte ik mijn telefoon en begon ik hen te filmen, zodat de politie hen kon herkennen voor eventuele aanhoudingen.
Uit de verklaring van verdachte van 11 maart 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [25] :
O: Verbalisant laat foto 1 zien.
V: Wie is dit?
A: Ik ben die man met die spijkerbroek en die ander is [E] .
O: Verbalisant laat foto 2 zien.
V: Wie zijn dit?
A: Links is [E] en ik ben de rechter.
V: Het slachtoffer dat is beroofd heeft een filmpje gemaakt na zijn beroving van de jongens die hem beroofd hebben. Foto 1 en 2 komen uit het filmpje. En aangezien jij op het filmpje staat zegt het slachtoffer dat jij hem beroofd hebt.
Uit het verhoor van medeverdachte [medeverdachte] bij de rechter-commissaris van 14 maart 2022 blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende [26] :
O: Ik houd u de verklaring van de aangever voor.
A: Ik kwam tussenbeide, toen jongen 1 de ketting pakte.
Bewijsoverwegingen
Feit 8
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van het in vereniging plegen van diefstal van een gouden ketting, door deze ketting van de nek van aangever te trekken, waarbij aangever is bedreigd met een mes. Aangever [slachtoffer 1] verklaart dat hij in gesprek raakte met drie personen en dat één persoon (verdachte 1) interesse toonde in zijn gouden ketting. Verdachte 1 trok vervolgens de ketting van zijn nek, waarop aangever zijn ketting terug eiste. Verdachte 2 haalde hierop een mes tevoorschijn, wees hiermee richting de borst van aangever en zei dat hij aangever zou neersteken. Dit werd meermalen herhaald. Aangever is de verdachten gaan filmen. Verdachte heeft verklaard dat hij te zien is op het filmpje dat door aangever is gemaakt en hij wijst zichzelf aan op de beelden. Het signalement van de persoon die hij aanwijst, komt ook overeen met het signalement van verdachte 1, zoals door aangever is gegeven.
Ook medeverdachte [medeverdachte] verklaart dat verdachte 1 de persoon is geweest die de ketting van de nek van aangever heeft getrokken. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] voor zover deze voor het bewijs wordt gebruikt betrouwbaar, nu die verklaring in zoverre overeenkomt met de aangifte van [slachtoffer 1] . De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verklaring van [medeverdachte] op andere punten niet overeenkomt met de aangifte. Dat deel van de verklaring van [medeverdachte] is echter niet van belang voor de vraag of bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en de verschillen zijn van zodanig ondergeschikt belang dat deze geen afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte] , voor zover voor het bewijs gebruikt.
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dan ook dat de verdachte samen met anderen met geweld de gouden ketting van [slachtoffer 1] heeft weggenomen en hem heeft bedreigd met geweld om op die manier de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van de ketting te verzekeren.
Feiten 1, 2 en 6
De verweren gevoerd in deze zaken worden weerlegd door de gebruikte bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 (16/304200-21):
op 9 november 2021 te Utrecht een zakje/hoeveelheid wiet, dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
feit 2 (16/340094-21):
op 18 december 2021 te Utrecht een horloge, merk Neev Fender Watch t.w.v. 295,- euro, dat aan [winkel] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
feit 3 (16/342325-21)
op 22 december 2021 te Utrecht in het besloten lokaal Winkelcentrum [winkelcentrum] , bij [winkel] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 22 december 2021 schriftelijk de toegang tot dat winkelcentrum ontzegd voor de duur van een jaar.
Feit 4 (16/342907-21)
op 22 december 2021 te Utrecht in het besloten lokaal Winkelcentrum [winkelcentrum] , bij [winkel] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 22 december 2021 schriftelijk de toegang tot dat winkelcentrum ontzegd voor de duur van een jaar.
feit 5 (16/344079-21)
op 24 december 2021 te Utrecht in het besloten [lokaal] bij winkelcentrum [winkelcentrum] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 21 december 2021 schriftelijk de toegang tot dat winkelcentrum inclusief de bijbehorende kantoren en parkeergarages ontzegd voor de duur van 1 jaar.
feit 6 (16/030428-22 onder 1)
op of omstreeks 4 februari 2022 te Utrecht in het besloten lokaal Winkelcentrum [winkelcentrum] bij [winkel] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 22 december 2021 schriftelijk de toegang tot voornoemd winkelcentrum ontzegd voor de duur van een jaar.
feit 7 (16/030428-22 onder 2)
op 4 februari 2022 te Utrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "vuile hoerenzoon", "jouw kankermoeder" en "vieze hoerenzoon", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking.
feit 8 (16/061784-22)
op 10 maart 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen een gouden ketting, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de ketting met kracht van de nek van die [slachtoffer 1] te trekken,
- een mes op die [slachtoffer 1] te richten en
- meermalen die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen dat hij zou worden neergestoken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1(16/304200-21) en
feit 2(16/340094-21):
telkens:
diefstal;
feit 3(16/342907-21),
feit 4(16/342907-21),
feit 5(16/344079-21) en
feit 6(16/030428-22 onder 1):
telkens:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
feit 7(16/030428-22 onder 2): eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 8(16/061784-22): diefstal, vergezeld van geweld tegen personen en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde in verminderde mate kan worden toegerekend aan verdachte.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 106 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Gedurende de looptijd van de zorgmachtiging, indien deze wordt verleend, wordt deze proeftijd opgeschort.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ook heeft de verdediging verzocht om af te zien van het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit gelet op de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en de omstandigheden waaronder dit is gebeurd, zo heeft het lange tijd geduurd voordat er een passende plek voor verdachte werd gevonden, terwijl duidelijk was dat hij niet op zijn plek zat in de gevangenis. Verder geeft de reclassering in het rapport van 13 oktober 2022 aan dat verdachte weinig gevoelig lijkt voor straffen. Een voorwaardelijke straf zal naar verwachting dan ook weinig toevoegen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een gouden ketting. Verdachte heeft samen met anderen op klaarlichte dag aangever aangesproken op straat en vervolgens de ketting van de nek van aangever getrokken. Nadat aangever zijn ketting terugeiste, bedreigde de medeverdachte hem met een mes. Met het plegen van deze straatroof heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van een ander en zich uitsluitend door financieel gewin te hebben laten leiden. Bovendien heeft verdachte er blijkbaar niet bij stilgestaan welke gevolgen deze beroving voor het slachtoffer zou hebben. Daarbij komt dat niet alleen de directe slachtoffers van zo’n delict gevolgen ondervinden, dergelijke feiten versterken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een horloge uit een winkel. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder veroorzaakt voor het gedupeerde bedrijf. Doordat de geleden schade vervolgens aan het winkelend publiek wordt doorberekend, wordt ook de maatschappij als geheel hierdoor gedupeerd.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een zakje wiet, waarmee hij wederom heeft aangetoond geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een politieambtenaar in functie. Met de door verdachte in het openbaar geuite beledigingen heeft hij het gezag van deze ambtenaar aangetast. Het gedrag van verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor de politie.
Tot slot heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan het overtreden van een ontzegging voor winkelcentrum [winkelcentrum] . Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een aantal hinderlijke feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 22 juli 2022, waaruit volgt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage, opgesteld door psychiater T. den Boer, van 18 juli 2022. Volgens de psychiater functioneert verdachte op licht verstandelijk beperkt niveau, is sprake van een zeer beperkte sociaal-emotionele ontwikkeling en is hij kwetsbaar voor psychotische ontregeling. Ook is sprake van een gedragsstoornis en ernstige middelenproblematiek. Verdachte lijkt nauwelijks tot geen ruimte te hebben voor morele overwegingen, terwijl hij sterk gericht is op onmiddellijke behoeftebevrediging. Hij heeft een groot gebrek aan zelfsturend vermogen en een gebrek aan het daadwerkelijk kunnen overzien van consequenties van eigen handelen. De emotie- en agressieregulatie van verdachte is zeer beperkt. De psychiater adviseert de rechtbank om verdachte voor alle feiten verminderd toerekeningsvatbaar te achten
.Zonder passende behandeling en begeleiding schat de psychiater het risico van herhaling in als zeer hoog. De psychiater adviseert de mogelijkheid van een zorgmachtiging te laten onderzoeken, waarbij deze zorgmachtiging ingevuld zou worden met plaatsing op de FPA Wier+.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies, opgesteld door [F] , van 13 oktober 2022. Op 11 oktober 2022 heeft de reclassering gesproken met mevrouw [behandelaar] , de behandelaar van de heer [verdachte] . Zij geeft aan dat [instantie] opdracht heeft gekregen om de noodzakelijke stappen te nemen voor het aanvragen van een zorgmachtiging. Een zorgmachtiging wordt in eerste instantie verleend voor de duur van zes maanden. De behandelaar van Wier+ geeft aan dat er altijd een kans bestaat dat de zorgmachtiging na zes maanden niet wordt verlengd. Een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden biedt dan de mogelijkheid de noodzakelijke zorg voort te zetten. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de noodzakelijke zorg en behandeling moet krijgen om de kans op ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige financiële schade, maatschappelijke teloorgang en het gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen te verminderen. Gelet op de inhoud van de rapporten en het verhandelde ter terechtzitting, acht de rechtbank de kans groot dat verdachte zich zonder verplichte zorg en behandeling opnieuw schuldig zal maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht verplichte zorg via het civiele kader aangewezen. Het verzoekschrift van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging ten aanzien van verdachte is tegelijk met de onderhavige strafzaak behandeld. De rechtbank zal gebruik maken van de in artikel 2.3, eerste lid aanhef en onder 5 van de Wet forensische zorg gegeven bevoegdheid. De toewijzende beslissing op dit verzoek wordt bij afzonderlijke beschikking gegeven. De rechtbank houdt hier bij de strafoplegging rekening mee.
Straf
De rechtbank is op basis van de rapportage van de psychiater tot het oordeel gekomen dat ten tijde van het plegen van de feiten bij verdachte sprake is geweest van een stoornis en dat deze stoornis gedeeltelijk zijn handelen bepaalde. De rechtbank is van mening dat de conclusies van de psychiater op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en neemt de conclusie van de deskundige ten aanzien van de toerekenbaarheid van verdachte dan ook over. De rechtbank acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten in beginsel met geen andere straf kan worden volstaan dan met een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank zal echter geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die de duur van het voorarrest overstijgt. Het is namelijk in het belang van verdachte en de samenleving dat zijn onderliggende problematiek voortvarend wordt aangepakt. Hierdoor zal de kans op herhaling afnemen. De verdachte zal voor zijn problematiek worden behandeld in het kader van de civiele zorgmachtiging in de zin van artikel 2.3 van de Wet Forensische Zorg.
De rechtbank sluit aan bij het advies van de reclassering om daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, zodat in het geval dat de zorgmachtiging na zes maanden niet wordt verlengd, de mogelijkheid blijft bestaan de noodzakelijke zorg voort te zetten.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is: een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan een gedeelte van 106 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (te weten 134 dagen), met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank wijkt enkel van het advies af in die zin dat zij de voorwaarde die ziet op de opname in een zorginstelling anders zal formuleren.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.567,43. Dit bedrag bestaat uit € 967,43 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 8 (16/061784-22) ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de vordering hoofdelijk toe te wijzen voor een bedrag van € 1.532,43, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair verzoekt zij de immateriële schadevergoeding te matigen en de kosten voor de jasreparatie af te wijzen, omdat deze schadepost niet is onderbouwd..
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade die ziet op de gestolen ketting (€ 561,94) en de hanger (€ 370,49) een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en zal deze schadeposten, die naar het oordeel van de rechtbank voldoende zijn onderbouwd, dan ook toewijzen. De rechtbank zal de vordering afwijzen wat betreft de kosten die zien op de jasreparatie (€ 35). Dat deze schade door het bewezen verklaarde rechtstreeks aan de benadeelde partij is toegebracht, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank zal daarom aan materiële schade een bedrag van € 932,43 toewijzen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde partij is aangetast. De rechtbank acht genoegzaam aangetoond dat sprake is van een zodanige inbreuk dat deze immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 600,00 redelijk en billijk. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank zal de vordering tot een totaalbedrag van € 1.532,43 hoofdelijk toewijzen, bestaande uit € 932,43 materiële schade en € 600,00 immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 10 maart 2022 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat opleggen.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummers 16/245524-20 en 16/099021-21 worden afgewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummers 16/245524-20 en 16/099021-21 moeten worden afgewezen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
16/245524-20
Op 17 februari 2021 is verdachte door de politierecht te Utrecht in de zaak met bovengenoemd parketnummer onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week. Daarbij is de algemene voorwaarde opgelegd dat hij voor het einde van de proeftijd van 2 jaren geen strafbaar feit pleegt.
16/099021-21
Op 9 november 2021 is verdachte door de politierecht te Utrecht in de zaak met bovengenoemd parketnummer onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Daarbij is de algemene voorwaarde opgelegd dat hij voor het einde van de proeftijd van 2 jaren geen strafbaar feit pleegt. Tevens is in dit vonnis een aantal bijzondere voorwaarden bepaald.
De rechtbank stelt voorop dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van deze straffen in beginsel toewijsbaar zijn, nu verdachte binnen de proeftijd een strafbaar feit heeft gepleegd. De rechtbank zal de vorderingen echter niet toewijzen. Gelet op de ter zitting naar voren gebrachte standpunten en hetgeen uit de adviezen van de deskundigen over de persoonlijke omstandigheden van verdachte is gebleken - in het bijzonder de bij verdachte aanwezige problematiek, de noodzaak tot behandeling en de af te geven zorgmachtiging - acht de rechtbank tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen thans niet opportuun. De rechtbank zal de vorderingen tot tenuitvoerlegging dan ook afwijzen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 138, 266, 267, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 240 dagen;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht (te weten: 134 dagen) bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat een gedeelte van
106 dagenvan de gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jaarvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
verdachte meldt zich, na het ingaan van de proeftijd, bij Inforsa Reclassering op het adres [adres] te [woonplaats] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
verdachte laat zich indien noodzakelijk, na afloop van de zorgmachtiging, behandelen door een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een klinische opname voor behandeling. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een klinische opname indiceert zal,
na rechterlijke goedkeuring, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De maximale duur van die klinische opname zal alsdan door de rechter worden bepaald;
verdachte laat zich behandelen door [instantie] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
verdachte verblijft bij [instantie] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
verdachte werkt mee aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe een bedrag van € 1.532,43, bestaande voor een bedrag van € 932,43 uit materiële schade en voor een bedrag van € 600,00 uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] ten aanzien van de materiële schade af voor wat betreft het meer gevorderde, een bedrag van € 35,00;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.532,43 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2022, tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 25 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd
als hij of een ander op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/245524-20;
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/099021-21;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
De beschikking tot verlening van een zorgmachtiging zal separaat worden opgemaakt en aan het vonnis worden gehecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mr. E.J. van Rijssen en mr. S. Ourahma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 november 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/304200-21 (feit 1)
hij op of omstreeks 9 november 2021 te Utrecht een zakje/hoeveelheid wiet, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
16/340094-21 (feit 2)
hij op of omstreeks 18 december 2021 te Utrecht een horloge (merk Neev Fender Watch t.w.v. 295,- euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
16/342325-21 (feit 3)
hij op of omstreeks 22 december 2021 te Utrecht in het besloten lokaal Winkelcentrum [winkelcentrum] bij [winkel] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 22 december 2021 schriftelijk de toegang tot die winkelcentrum ontzegd voor de duur van een jaar;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/342907-21 (feit 4)
hij op of omstreeks 22 december 2021 (rond 21:15 uur) te Utrecht in het besloten lokaal Winkelcentrum [winkelcentrum] bij [winkel] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 22 december 2021 schriftelijk de toegang tot die winkelcentrum ontzegd voor de duur van een jaar;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/344079-21 (feit 5)
hij op of omstreeks 24 december 2021 te Utrecht in het besloten [lokaal] bij winkelcentrum [winkelcentrum] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 21 december 2021 schriftelijk de toegang tot dat winkelcentrum inclusief de bijbehorende kantoren en parkeergarages ontzegd voor de duur van 1 jaar;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/030428-22 onder 1 (feit 6)
hij op of omstreeks 4 februari 2022 te Utrecht in het besloten lokaal Winkelcentrum [winkelcentrum] bij [winkel] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 22 december 2021 schriftelijk de toegang tot voornoemd winkelcentrum ontzegd voor de duur van een jaar;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
16/030428-22 onder 2 (feit 7)
hij op of omstreeks 4 februari 2022 te Utrecht opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] (verbalisant), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "vuile hoerenzoon", "jouw kankermoeder" en/of "vieze hoerenzoon", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
16/061784-22 (feit 8)
hij op of omstreeks 10 maart 2022 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de ketting met kracht van de nek van die [slachtoffer 1] te trekken,
- een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, op die [slachtoffer 1] te richten en/of
- een of meermalen die [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen dat hij zou worden (neer)gestoken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 november 2021 genummerd 2021355472
2.Proces-verbaal van aangifte van 9 november 2021, opgesteld door [verbalisant 4] , p. 7-9.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige van 9 november 2021, opgesteld door [verbalisant 5] , p. 10-12.
4.Proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2021, opgesteld door [verbalisant 5] , p. 13-14.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 december 2021 genummerd 2021397006
6.Proces-verbaal van aangifte van 18 december 2021, opgesteld door [verbalisant 5] , p. 27-29.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige van 18 december 2021, opgesteld door [verbalisant 5] , p. 35-36.
8.Proces-verbaal aanhouding verdachte van 18 december 2021, opgesteld door [verbalisant 6] , p. 45-46.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 28 december 2021 genummerd 2021401475
10.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 25 oktober 2022.
11.Proces-verbaal van aangifte van 22 december 2021, opgesteld door [verbalisant 7] , p. 3-4.
12.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 december 2021 genummerd 2021401718, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 15. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
13.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 25 oktober 2022.
14.Proces-verbaal van aangifte van 22 december 2021, opgesteld door [verbalisant 7] , p. 3-4.
15.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 januari 2022 genummerd 2021403114, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 21. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
16.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 25 oktober 2022.
17.Proces-verbaal van aangifte van 24 december 2021, opgesteld door [verbalisant 8] , p. 3-5.
18.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 februari 2022 genummerd 2022034701, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 22. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
19.Proces-verbaal van aangifte van 4 februari 2022, p. 10-11.
20.Proces-verbaal van bevindingen van 4 februari 2022, opgesteld door [verbalisant 5] en [verbalisant 2] , p. 7-9.
21.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 25 oktober 2022.
22.Proces-verbaal van aangifte van 4 februari 2022, opgesteld door [verbalisant 2] , p. 3-4.
23.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 maart 2022 genummerd 2022067896, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 121. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
24.Proces-verbaal van aangifte van 10 maart 2022, opgesteld door [verbalisant 9] , p. 6-9.
25.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] van 11 maart 2022, opgesteld door [verbalisant 10] en [verbalisant 11] , p. 64.
26.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] van 14 maart 2022, afgelegd bij de rechter-commissaris.