ECLI:NL:RBMNE:2022:4544

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/5067
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schorsing evenementenvergunning Sinterklaasintocht 2022 in Utrecht

Op 11 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van de Stichting uitbanning genocide tegen de burgemeester van Utrecht en het college van burgemeester en wethouders. De stichting verzocht om een voorlopige voorziening om de evenementenvergunning voor de intocht van Sinterklaas 2022 in Utrecht te schorsen of in te trekken. De stichting stelde dat alleen Zwarte Pieten aan de intocht mochten deelnemen en dat het houden van een Sinterklaasviering met roetveegpieten gelijkstond aan het plegen van (culturele) genocide, in strijd met het Genocideverdrag. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de stichting geen belanghebbende was bij de evenementenvergunning, omdat haar doelstelling te algemeen was en niet specifiek gericht op de figuur van Zwarte Piet. Bovendien werd vastgesteld dat het Genocideverdrag niet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig was om in de nationale rechtsorde als objectief recht te worden toegepast. De voorzieningenrechter wees ook andere verzoeken van de stichting af, waaronder handhavend optreden tegen de organisatoren van de intocht en het toekennen van een subsidie. De uitspraak heeft geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5067

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 november 2022 in de zaak tussen

de Stichting uitbanning genocide, uit Amsterdam, verzoekster (de stichting)

(gemachtigde: mr. drs. M. van Tongeren),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht (de burgemeester) en

het college van burgmeester en wethouders van de gemeente Utrecht(het college)
(gemachtigde: mr. L.A. Sluiter).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van de stichting in verband met het bezwaar van de stichting tegen de evenementenvergunning voor de intocht van Sinterklaas 2022 in Utrecht en een aantal andere verzoeken van de stichting.
Met het bestreden besluit van 19 oktober 2022 heeft de burgemeester aan de Stichting stadsontspanning Utrecht (de vergunninghouder) de evenementenvergunning verleend voor het organiseren van de intocht van Sinterklaas op 13 november 2022 in de binnenstad van Utrecht. De stichting heeft hiertegen op 21 oktober 2022 bezwaar gemaakt en tegelijkertijd een aantal verzoeken ingediend.
De burgemeester heeft op het verzoek om een voorlopige voorziening gereageerd met een verweerschrift. Hij heeft een aantal gegevens overgelegd met het verzoek dat alleen de voorzieningenrechter van die stukken kennis mag nemen.
De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft in de beslissing van 9 november 2022 dat verzoek gedeeltelijk afgewezen. De burgemeester heeft vervolgens de stukken als gedingstuk ingediend. De stichting heeft de voorzieningenrechter toestemming verleend om op basis van de geheimgehouden stukken uitspraak te doen. [1]
De vergunninghouder heeft de rechtbank telefonisch laten weten dat zij niet als partij aan dit geding deelneemt.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder partijen uit te nodigen voor een zitting. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen.
Bezwaar tegen de vergunning voor de Sinterklaasintocht
3. De stichting wil met haar verzoek om een voorlopige voorziening in verband met haar bezwaar tegen het besluit om de evenementenvergunning te verlenen, bereiken dat alleen Zwarte Pieten aan de intocht van Sinterklaas mogen deelnemen en geen roetveegpieten of anders gekleurde pieten. Zij doet daarvoor een beroep op het Genocideverdrag. [3]
4. De stichting betoogt dat het houden van een Sinterklaasintocht met roetveegpieten onrechtmatig is. Volgens de stichting is de traditie en de figuur van Zwarte Piet onlosmakelijk verbonden met de groep etnische en raciale Nederlanders in de zin van het Genocideverdrag. Het houden van een Sinterklaasviering zonder dat daaraan alleen Zwarte Pieten deelnemen, staat volgens de stichting daarom gelijk aan het plegen van (culturele) genocide. De stichting stelt dat daardoor aan de groep voorstanders van de figuur Zwarte Piet ernstig geestelijke schade in de zin van het Genocideverdrag wordt toegebracht.
5. De stichting heeft de voorzieningenrechter verzocht om de verleende evenementenvergunning te schorsen of in te trekken totdat een organisator gevonden wordt die bereid is om een intocht te organiseren waarbij alleen Zwarte Pieten worden gehanteerd.
Belanghebbende
6. De voorzieningenrechter beoordeelt eerst ambtshalve of de stichting belanghebbende is bij het besluit om de evenementenvergunning te verlenen in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb.
7. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Het moet gaan om een voldoende specifiek algemeen of collectief belang, gelet op het in het derde lid gestelde vereiste dat de rechtspersoon die belangen 'in het bijzonder' behartigt. [4]
8. Blijkens de oprichtingsakte heeft de stichting als doel het tegengaan van de gehele of gedeeltelijke vernietiging - de genocide - van nationale, etnische, raciale en godsdienstige groepen als zodanig. De stichting geeft daarbij prioriteit aan het behartigen van de belangen van de groepen die bij de oprichting van het Koninkrijk der Nederlanden daarin aanwezig waren. Bij dit doel wordt zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij het (inter)nationale (straf)recht. De stichting onderschrijft het verband dat bestaat tussen de desintegratie van politieke en sociale instituties, van cultuur, van taal, van nationale gevoelens, van godsdienst en van het economisch voortbestaan enerzijds, met de destructie van de persoonlijke veiligheid, vrijheid, gezondheid, de waardigheid en het leven van deze groeien anderzijds. Ook onderschrijft de stichting dat bij (historische) genocides verschillende patronen en methoden worden gehanteerd door de plegers daarvan: van openlijk bloedvergieten door liquidaties en uithongering, tot meer gemaskeerde patronen en methoden als migratie en dispersie, het voorkomen van geboorten tot het strategisch treffen van onafhankelijke groepen. Al deze patronen en methoden beschouwt de stichting als: genocide
.Verder heeft de stichting tot doel het verrichten van alle verdere handelingen, die met het hiervoor genoemde doel in de ruimste zin verband houden of daarvoor bevorderlijk kunnen zijn. De stichting tracht haar doel onder meer te bereiken door het handhaven van (inter)nationale (straf)rechtelijke verplichtingen, wettelijke verplichtingen en ethische normen ten aanzien van nationale, etnische, raciale en godsdienstige groepen, door het aanwenden van rechtsmiddelen, het bereiken van minnelijke overeenkomsten en door het vergroten van het (publieke) bewustzijn en overige wettelijke middelen.
9. De voorzieningenrechter stelt vast dat het doel van de stichting zeer ruim en algemeen is omschreven. De doelstelling is territoriaal of geografisch niet begrensd en richt zich ook niet op een specifieke culturele groep of culturele uitingsvorm, zoals bijvoorbeeld het behoud van de figuur van Zwarte Piet. Daarbij komt dat de belangen die bij de verleende evenementenvergunning voor de intocht van Sinterklaas zijn betrokken, naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet behoren tot de collectieve belangen die de stichting krachtens haar oprichtingsakte in het bijzonder behartigt. De evenementenvergunning is een vergunning in het kader van het ordentelijk verloop van het gemeenschapsleven ter plaatse (de openbare orde). Het belang dat de stichting voorstaat, het uitbannen van genocide, valt niet onder de reikwijdte van dit openbare orde begrip. [5]
10. De voorzieningenrechter is gezien dit alles van oordeel dat de stichting geen voldoende specifiek algemeen of collectief belang uitdraagt dat rechtstreeks wordt geraakt door het besluit. De stichting is daarom geen belanghebbende bij het bestreden besluit. Dat de stichting meerdere procedures voert tegen (landelijke) Sinterklaasintochten en mogelijk ook andere feitelijke activiteiten verricht, maakt dat niet anders. Nu niet alleen de doelomschrijving van de stichting enkel gericht is op het uitbannen van genocide, maar ook de grondslag van de verzoeken van 21 oktober 2022 aan de burgemeester en het college en het verzoek om een voorlopige voorziening op het uitbannen van genocide zijn gebaseerd, valt niet in te zien hoe de feitelijke activiteiten van verzoeker de doelomschrijving van de stichting dusdanig kunnen inkleuren dat toch belanghebbendheid aangenomen zou moeten worden.
11. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het beroep op het Genocideverdrag van de stichting, ook los van het niet belanghebbend zijn, niet kan slagen. Dat verdrag is niet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig om in de nationale rechtsorde zonder meer als objectief recht te worden toegepast [6] . De voorzieningenrechter ziet ook niet wat genocide te maken heeft met de Sinterklaasintocht.
Niet tijdig beslissen
12. De stichting heeft in haar brief van 21 oktober 2022 de burgemeester en het college verder verzocht om binnen één week:
a) bij beschikking te bepalen dat in 2022 alleen evenementenvergunningen verleend worden voor Sinterklaasintochten indien bij voorbaat vaststaat dat daaraan alleen zwarte pieten deelnemen;
b) te beslissen om handhavend op te treden tegen alle organisaties van een intocht waarbij roetpieten (niet zwarte pieten) worden gehanteerd, alsook de daarbij betrokken individuen.
13 De stichting heeft in haar brief de burgemeester en het college verder voor het geval haar bezwaar en/of de verzoeken onder a) en b) worden afgewezen verzocht om binnen één week:
c) een subsidiekrediet van € 250.000,- toe te kennen om beveiliging in te huren om de manifestaties van genocide te voorkomen en te bestraffen;
d) bij beschikking te bepalen dat aan eenieder, althans eenieder die daarom verzoekt, de nationale openbare bevoegdheid (ten dele) af te staan zodat een ieder daadwerkelijk kan optreden om het plegen van genocide tijdens de Sinterklaasintocht te voorkomen en te bestraffen en dat daarbij, zo nodig, geweld gebruikt kan worden.
Volgens de stichting is op deze aanvragen niet tijdig beslist.
13. Ten aanzien van de verzoeken onder a) en onder b) oordeelt de voorzieningenrechter dat de stichting gelet op wat hiervoor in overweging 9 en 10 is overwogen niet als belanghebbende is te beschouwen. Daarmee zijn die verzoeken, daargelaten de vraag of de door de stichting aan de burgmeester en het college gestelde beslistermijn van één week in dit geval redelijk is, niet aan te merken als een aanvragen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, waarop de burgemeester of het college een besluit moet nemen en waartegen - bij het uitblijven van een besluit - beroep kan worden ingesteld.
14. Ten aanzien van de verzoeken onder c) en onder d) oordeelt de voorzieningenrechter dat, eveneens daargelaten de vraag of de door de stichting aan de burgmeester en het college gestelde beslistermijn van één week in dit geval redelijk is, voor deze verzoeken geen wettelijke grondslag is aan te wijzen. Voor het verstoren of beëindigen van evenementen of samenkomsten kan het college geen subsidie verstrekken. En de bevoegdheid om handhavend op te treden is voorbehouden aan de instanties die deze bevoegdheid bij of krachtens de wet toegekend hebben gekregen. Deze bevoegdheid kan niet worden toegekend aan anderen.

Conclusie en gevolgen

15. Gelet op het voorgaande heeft het bezwaar gericht tegen de verleende evenementenvergunning geen kans van slagen. Er bestaat daarom geen grond om deze vergunning bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. Het verzoek is kennelijk ongegrond.
16. Gelet op het voorgaande zullen de verzoeken ad a) tot en met d) aan de burgemeester en het college naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter wanneer verweerder daarop beslist niet-ontvankelijk, dan wel ongegrond worden verklaard. Het verzoek om daarvoor voorlopige voorzieningen te treffen, is daarom ook kennelijk ongegrond.
17. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2022.
De voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
3.Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide, Parijs, 9 december 1948 (www. wetten.overheid.nl). Op grond van artikel I van dit Verdrag stellen de Verdragsluitende Partijen vast, dat genocide, ongeacht of het feit in vredes- dan wel in oorlogstijd wordt bedreven een misdrijf is krachtens internationaal recht, welk misdrijf zij op zich nemen te voorkomen en te bestraffen. In artikel II, en onder b, van dit Verdrag wordt onder genocide verstaan een van de volgende handelingen, gepleegd met de bedoeling om een nationale, ethnische, godsdienstige groep, dan wel een groep, behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen: het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak ABRvS van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4286.
5.Zie de uitspraak ABRvS van 12 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4117.
6.Zie de uitspraak ABRvS van 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1716.