ECLI:NL:RBMNE:2022:4541

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
11 november 2022
Zaaknummer
16/097156-22 en 16/177130-22 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraken in vereniging met vrijspraak voor feit 1 en 2, bewezenverklaring van feit 3 en 4 met gevangenisstraf

Op 11 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van een terechtzitting op 28 oktober 2022. De officier van justitie, mr. S. Houtman, heeft de verdachte aangeklaagd voor vier feiten, waarbij de verdachte in vereniging met anderen zou hebben ingebroken in woningen in [woonplaats]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht de feiten 1 en 2 te hebben gepleegd, en heeft de verdachte hiervoor vrijgesproken. Voor de feiten 3 en 4, die betrekking hadden op inbraken waarbij diverse sieraden en een muntenverzameling zijn gestolen, heeft de rechtbank echter voldoende bewijs gevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte zich toegang tot de woningen hebben verschaft door middel van braak en dat de gestolen goederen zijn aangetroffen in hun voertuig.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte voor de feiten 1 en 2 is vrijgesproken. De rechtbank heeft geen beslissing genomen over de in beslag genomen goederen, aangezien de verdachte afstand heeft gedaan van deze goederen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/097156-22 en 16/177130-22 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1998] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] te [plaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S. Houtman, van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R.P.A. Kint, advocaat te Zoetermeer, en mevrouw [A] namens benadeelde partij [benadeelde 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/097156-22 en 16/177130-22 ten laste gelegde feiten respectievelijk als feit 1 t/m 4.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 14 april 2022 tot en met 16 april 2022 te [woonplaats] , in vereniging, een woninginbraak heeft gepleegd aan de [adres] , waarbij een muntenverzameling en briefjes van 5 gulden van [benadeelde 1] zijn gestolen;
feit 2
in de periode van 15 april 2022 tot en met 16 april 2022 te [woonplaats] , in vereniging, een woninginbraak heeft gepleegd aan de [adres] , waarbij diverse sieraden en een geldbedrag van € 1.800,- euro van [benadeelde 2] zijn gestolen;
feit 3
in de periode van 15 april 2022 tot en met 17 april 2022 te [woonplaats] , in vereniging, een woninginbraak heeft gepleegd aan de [adres] , waarbij meerdere horloges en diverse sieraden van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] zijn gestolen;
feit 4
in de periode van 16 april 2022 tot en met 17 april 2022 te [woonplaats] , in vereniging, een woninginbraak heeft gepleegd aan de [adres] , waarbij een muntenverzameling en een geldbedrag van ongeveer € 100,- euro van [benadeelde 5] zijn gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vier ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft middels een pleitnota aangevoerd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de vier ten laste gelegde feiten. Primair heeft de raadsman, kort samengevat, bepleit dat de staandehouding van verdachte onrechtmatig is geweest, omdat verbalisant [verbalisant 1] ten onrechte stelt (aanvankelijk) te hebben gehandeld op basis van de Wegenverkeerswet terwijl het feitelijk ging om staande houden op grond van artikel 52 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en doorzoeking op grond van artikel 96 Sv. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er voor de staandehouding en doorzoeking geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit bestond, waardoor de aanwending van beide dwangmiddelen onrechtmatig was. Deze onrechtmatigheden kwalificeren als onherstelbare vormverzuimen in het vooronderzoek in de zin van artikel 359a Sv. Het rechtsgevolg hiervan is bewijsuitsluiting van de resultaten van dit onderzoek.
Indien er echter geen bewijsuitsluiting volgt, heeft de raadsman subsidiair bepleit dat er op basis van het dossier onvoldoende bewijs is voor de betrokkenheid van verdachte bij de woninginbraken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Verweer onrechtmatig verkregen bewijs
Staandehouding en doorzoeking
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat verbalisant [verbalisant 1] gebruik heeft gemaakt van zijn controlebevoegdheid in de zin van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) tot stilhouden van het voertuig met daarin beide verdachten. Uit het dossier volgt namelijk dat de verbalisant aan medeverdachte [medeverdachte] , als bestuurder van het voertuig, heeft gevraagd om een rij- en kentekenbewijs. Het enkele feit dat de verbalisant ook (strafvorderlijke) belangstelling had voor het voertuig in verband met inbraken, doet daar volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad niet aan af (HR 1 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2454). Nadat uit de bevraging in de politiesystemen was gebleken dat de medeverdachte diverse antecedenten had op het gebied van onder andere gekwalificeerde diefstal uit woningen, heeft de verbalisant het ambtshalve redelijkerwijs noodzakelijk geacht om de bijrijder, te weten verdachte, te vorderen om zich te identificeren. Ook verdachte bleek antecedenten te hebben op het gebied van gekwalificeerde diefstal uit woningen. De verbalisant heeft verder ter plaatse waargenomen dat beide verdachten duidelijke overeenkomsten vertonen met de personen die op de foto’s van de camerabeelden van de bewoner van de [adres] te [woonplaats] stonden. Door deze omstandigheden, daarbij in aanmerking genomen dat dit tweetal zich in een grijze Opel Corsa in de nachtelijke uren op straat bevond, bestond op dat moment een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit in de zin van artikel 27 Sv. Aldus is de uitoefening van controlebevoegdheden op grond van de Wegenverkeerswet omgeslagen in strafvorderlijke opsporing. Deze omslag doet niet af aan de rechtmatigheid van de aanvankelijke aanwending van de controlebevoegdheid tot stilhouden van het voertuig ex artikel 160 WVW. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de doorzoeking van het voertuig tevens rechtmatig. Gelet hierop verwerpt de rechtbank het verweer, nu niet is komen vast te staan dat er sprake was van onherstelbare vormverzuimen.
4.3.2
Vrijspraak t.a.v. feit 1 en 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van beide feiten constateert de rechtbank dat de nodige tijd is verstreken tussen de periode waarin de inbraken moeten hebben plaatsgevonden en het moment waarop verbalisant [verbalisant 1] de auto waarin verdachte zich bevond langs de kant zette. Ook kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de goederen die toen in de auto van de medeverdachte zijn aangetroffen afkomstig zijn van deze inbraken. De rechtbank acht, alles overziend, onvoldoende bewijs voor het daderschap van verdachte aanwezig. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
4.3.3
Bewijsmiddelen [1]
Bewijsmiddelen t.a.v. feit 3 en feit 4
1. Uit het
proces-verbaal van aangiftevan 18 april 2022 volgt dat aangever [benadeelde 3] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Bij vertrek van de woning aan de [adres] in [woonplaats] is alles met slot en sleutel afgesloten. Op 15 april 2022 waren er nog werklui bij ons in de achtertuin bezig. Op 18 april 2022 kwamen mijn vrouw en ik weer terug. Ik zag dat het kozijn van het raam tussen de voordeur en de garagedeuren was ontzet en dat het raam open stond. Ik opende de voordeur. In onze grote slaapkamer zag ik dat de kluis open stond en dat er van alles uit was gehaald. In deze kluis zaten een heleboel sieraden. [2]
2) Uit het
proces-verbaal van aangiftevan 18 april 2022 volgt dat aangever [benadeelde 5] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Op 16 april 2022 omstreeks 08.45 uur ben ik samen met mijn vrouw wegreden van ons huis aan de [adres] te [woonplaats] . De woning was afgesloten en in goede staat achtergelaten. Op 17 april 2022 omstreeks 16.00 uur werden we gebeld door onze buren dat ze hadden gezien dat er in onze woning was ingebroken. Op 18 april 2022 arriveerden wij terug bij onze woning. We ontdekten dat het raamkozijn aan de voorzijde van ons huis open gebroken was. In de woning was op diverse ruimtes alles doorzocht en overhoop gehaald. Tot nu toe hebben we ontdekt dat mijn portemonnee leeg gehaald was, hier zat nog 75 tot 100 euro aan briefgeld in. Tevens ontdekte ik later dat er in een kleine slaapkamer op de eerste verdieping een deel van mijn muntenverzameling mist. De oude munten zaten in plastic zakjes en zaten in een oranje kunststof doosje. Het zijn allemaal Nederlandse en Luxemburgse oude munten. [3]
3) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 17 april 2022 volgt dat verbalisant [verbalisant 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft geverbaliseerd:
Op 17 april 2022 omstreeks 01:10 uur ontving ik een bericht van een bewoner op de [adres]
in [woonplaats] . Uit incidenten uit het verleden heb ik meermaals contact gehad met deze bewoner aangezien hij de beschikking heeft over bewakingscamera's rondom zijn woning. Aangezien er tussen 14 april 2022 en 16 april 2022 ingebroken is op de adressen De [adres] en [adres] in [woonplaats] heb ik contact gezocht met deze buurtbewoner en heb ik hem gevraagd of hij mogelijk beelden had die te maken hadden met deze inbraken aangezien zijn woning in de buurt van [straat] ligt. Op genoemde datum en tijdstip ontving ik van deze bewoner het bericht via Whatsapp dat hij twee verdachte personen op de beelden zag. Zij verplaatsten zich in een grijze Opel Corsa. De beelden die deze bewoner naar mij toe stuurde heb ik als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. De bewoner vertelde
mij dat deze personen aankomen om 02:38 uur op 16 april 2022 en pas weer vertrekken om 05:58 uur op 16 april 2022.
Op zondag 17 april 2022 omstreeks 03:19 uur kregen we, via dezelfde buurtbewoner als onder het kopje 'aanleiding', de melding dat hij vermoedelijk een soortgelijke grijze Opel Corsa over de [straat] zag rijden. Hierbij volgde dit voertuig een niet logische route en hebben we met diverse collega's een zoekslag gemaakt in de wijk die helaas geen verder resultaat opleverde.
Op zondag 17 april 2022 omstreeks 05:59 uur bevond ik, verbalisant [verbalisant 1] , mij, op een opvallende politiemotor op [straat] in [woonplaats] . Hier reed ik met zicht op de rotonde Muntmeesterdreef/Rivierendreef. Ik zag over de Muntmeesterdreef, komende uit de richting van de Dukaat en gaande in de richting van de Rivierendreef, een grijze Opel Corsa rijden. Dit betrof een soortgelijk model als op de eerder omschreven foto's te zien is. Het voertuig was voorzien van het kenteken [kenteken] .
Vervolgens heb ik het voertuig op zondag 17 april 2022 om 06:05 uur gecontroleerd op de [straat] in [woonplaats] en zag dat er twee personen in het voertuig zaten.
Nadat ik het rij- en kentekenbewijs van de bestuurder vroeg overhandigde hij mij deze
en identificeerde zich als:
[medeverdachte] .
Geboren op [2000] in [geboorteplaats] en wonende [adres] in [woonplaats] .
Nadat ik deze persoon bevroeg in mijn diensttelefoon zag ik dat deze persoon diverse antecedenten had, te weten, onder andere; gekwalificeerde diefstal in/uit woning, handel softdrugs, gekwalificeerde diefstal in/uit winkel en heling. Op basis van deze antecedenten vond ik het redelijkerwijs noodzakelijk voor de politietaak om de bijrijder te identificeren. Hierop heb ik zijn identiteitsbewijs gevorderd en overhandigde hij mij een geldig Nederlands Paspoort waardoor hij zich identificeerde als:
[verdachte] .
Geboren op [1998] in [geboorteplaats] en wonende [adres] in [woonplaats] .
Nadat ik deze persoon bevroeg in mijn diensttelefoon zag ik dat deze persoon diverse antecedenten had, te weten, onder andere; heling en meerdere malen gekwalificeerde diefstal in/uit woning. Ook zag ik dat deze persoon meerdere openstaande vonnissen had staan.
Vervolgens heb ik nogmaals de foto's bekeken zoals ik die ontvangen had van de buurtbewoner en te zien zijn in de fotobijlage. Ik zag dat de hierboven genoemde personen duidelijke overeenkomsten vertoonden met de personen op de foto's. Na het waarnemen van alle bovenstaande feiten en omstandigheden heb ik beide personen medegedeeld dat de auto doorzocht ging worden op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering. [4]
4) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 17 april 2022 volgt dat verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, hebben geverbaliseerd:
Op 17 april 2022 hebben wij het in beslag genomen voertuig van het merk en type Opel Corsa voorzien van het kenteken [kenteken] geheel doorzocht en daarin het volgende gevonden:
Op de bijrijdersstoel en in het dashboardkastje zag ik de volgende goederen liggen:
- twee kartonnen mapjes waarbij ik zag dat de munten 0,50, 1 en 2 euro ontbraken;
- één hard plastic mapje met daarin een munt van the royal wedding july 29th 1981;
- zeven kartonnen mapjes met daarin euromunten;
- één dubbel plastic mapje met daarin twee kartonnen mapjes met euromunten;
- één boterhamzakje met daarin een drietal 2,5 gulden munten;
- één plastic hoesje met gulden munten;
- één plastic zakje met als inhoud: zes kartonnetjes met herdenkingsmunten,
- twee losse zilveren herdenkingsmunten huwelijk koning Willem Alexander en
koningin Maxima, één plastic zakje met drie herdenkingsmunten (tweemaal Juliana en éénmaal Beatrix), twee kartonnetjes met 2,5 gulden munten, één plastic mapje met een 2,5 gulden munt, één plastic zakje met daarin vier 2,5 gulden munten met afbeelding van Koning Willem, één plastic zakje met daarin drie één gulden munten met afbeelding van Juliana, één plastic zakje met daarin twee herdenkingsmunten met aan één zijde een afbeelding van Beatrix en aan de andere zijde Vincent van Gogh;
- één kartonnen doosje met een dasspeld met de letters FNV;
- één horloge van het merk Cartier;
- één mobiele telefoon van het merk iPhone.
Op de grond en rondom de bijrijdersstoel zag ik het volgende liggen:
- één kartonnetje met daarin één 2 euro munt;
- één tien gulden munt met afbeelding van Juliana.
Achter de bijrijdersstoel, op de grond, zag ik een drietal gouden ringen liggen.
Onder de afdekhoes van de handrem trof ik het volgende aan:
- acht kartonnen hoesjes met 2 euro munten;
- vier kleine envelopjes met daarin munten;
- twee ronde plastic bewaarhoesjes met ieder een 2 euro munt;
- één half rond plastic bewaarhoesje voor munten.
- één horloge van het merk Rolex;
- drie armbanden met inscriptie [inscriptie] , dertien goudkleurige ringen, twee goudkleurige armbanden, één goudkleurige dasspeld, zes hangertjes, twee complete setjes oorbellen, zeven losse oorbellen, twee goudkleurige horloges, één gebroken ring, vijf armbanden, één zilveren halsketting, zeven goudkleurige halskettingen, één goudkleurige halsketting
met medaillon met foto, één zakhorloge en één horlogekast zonder bandje;
- één mobiele telefoon van het merk iPhone met rode achterzijde. [5]
5) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 28 april 2022 volgt dat verbalisant [verbalisant 3] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft geverbaliseerd:
Ik deed onderzoek aan een in beslag genomen toestel iPhone 7. Op dit toestel vond ik in de map Video’s twee filmpjes. Op het eerste filmpje is te zien dat er in een woning wordt gefilmd. Er is een kluis te zien. Er is te zien dat er goederen op een bed liggen. Ik zag dat bij de inbraak aan de [adres] te [woonplaats] een proces-verbaal van bevindingen zat met foto’s. De goederen, de kluis, en bed inclusief dekbed herken ik. Op het filmpje zijn dezelfde goederen te zien. Hieruit kan ik opmaken dat het filmpje is gemaakt in de woning aan de [adres] te [woonplaats] .
Ik zag dat de volgende gegevens aan het filmpje gekoppeld staan: Created 17-4-2022 05:14.
Op het tweede filmpje zie ik dat er door een brievenbus naar binnen wordt gefilmd. Ik zie vervolgens twee voeten met witte sokken aan op slippers. De slippers hebben 3 witte strepen boven op zitten.
Ik zag dat de volgende gegevens aan het filmpje gekoppeld staan: Created 17-4-2022 02:23. [6]
6) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 3 juni 2022 volgt dat verbalisant [verbalisant 4] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft geverbaliseerd:
Uit onderzoek is gebleken dat onder andere het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is bij verdachte [verdachte] en dat hij de enige gebruiker is. Ik zie aan de historische gegevens dat genoemd telefoontoestel op 16-04-2022 om 22:13 uur aanstraalt aan een GSM-mast aan de [straat] te [woonplaats] . [7]
7) Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 18 april 2022 volgt dat getuige [benadeelde 4] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard (onder A):
V: Ik toon u een zilverkleurig horloge met goudkleur in de armband (foto 1).
A: Dit is een Rolex. Die is van mijn man.
V: Ik toon u een armband met de inscriptie " [inscriptie] " (foto 3).
A: De inscriptie [inscriptie] slaat op mijn dochter. Dat is haar voornaam.
V: Ik toon u een gouden zegelring met de inscriptie " [inscriptie] " (foto 5).
A: Dat is de ring van mijn man.
V: Ik toon u een gouden vest horloge (foto 6).
A: Die heeft mijn man gekregen uit de erfenis van zijn opa.
V: Ik toon u een gouden halsketting (foto 8).
A: Dat komt ook uit de erfenis van mijn schoonmoeder.
V: Ik toon u een tiental oorbellen (foto 21).
A: Dat zijn oorhangers/ oorbellen uit mijn jeugd.
V: Ik toon u vier hangertjes (foto 22).
A: Die heeft mijn dochter geërfd van mijn moeder. Die andere drie zijn van mij.
V: Ik toon u een goudkleurige dasspeld (foto 23).
A: Die heb ik 35 jaar geleden voor mijn man gekocht. [8]
8) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 21 april 2022 blijkt dat verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 3] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, hebben geverbaliseerd:
Samen met [benadeelde 5] hebben wij de inbeslaggenomen goederen welke onder de verdachte [medeverdachte] en [verdachte] waren aangetroffen bekeken. [benadeelde 5] herkende de in de bijlage afgebeelde goederen[te weten hoofdzakelijk munten, rechtbank]
als zijn eigendom. Tevens herkende hij het zilverkleurig horloge als een Cartier horloge voordat hij deze nader had bekeken. [9]
Bewijsoverwegingen t.a.v. feit 3 en 4
Vaststaat dat beide verdachten zijn staande gehouden op 17 april 2022 om 06:05 uur in [woonplaats] en dat in hun voertuig (Opel Corsa) diverse gestolen goederen zijn aangetroffen, die overeenkomen met in beide aangiften vermelde goederen en met zekerheid door de aangevers zijn herkend als hun eigendom. In de Opel Corsa waarin verdachte zich bevond is een iPhone aangetroffen, alsmede een paar slippers met daarop drie kenmerkende witte strepen. Uit onderzoek van voornoemde iPhone blijkt dat zich daarop een filmpje bevindt dat op 17 april 2022 om 05:14 uur met die iPhone is gemaakt. Een verbalisant heeft op het filmpje gestolen goederen, de kluis en een bed uit de [adres] herkend aan de hand van de foto’s die door de aangevers waren aangeleverd. De rechtbank gaat er, gelet op de inhoud en tijdsaanduiding van deze video, vanuit dat het gaat om beelden die zijn opgenomen tijdens de inbraak. Op een ander filmpje op de iPhone (opgenomen op 17 april 2022 om 02:23 uur) zijn slippers te zien die vanwege de drie witte strepen sterke gelijkenis vertonen met de slippers die in de Opel Corsa zijn aangetroffen. De rechtbank constateert dat er een kort tijdsbestek zit tussen het maken van de voornoemde video’s en het aantreffen van verdachten in het voertuig. Bovendien volgt uit het onderzoek naar de historische gegevens dat het telefoontoestel van verdachte op 16 april 2022 om 22:13 uur een GSM-mast heeft aangestraald op de [straat] te [woonplaats] , in de nabijheid van zowel de [adres] als de [adres] .
De rechtbank neemt bij haar oordeel in aanmerking dat verdachte voor deze feiten en omstandigheden, die in onderlinge samenhang bezien redengevend kunnen worden geacht voor het bewijs, geen verklaring heeft gegeven. Verdachte heeft slechts een vage verklaring afgelegd over een feestje dat hij in [woonplaats] zou hebben bijgewoond. Deze verklaring is in het geheel niet onderbouwd en vindt ook overigens geen steun in het dossier, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Bij die stand van zaken kan het niet anders zijn dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] kort na elkaar de woninginbraken aan de [adres] en de [adres] te [woonplaats] hebben gepleegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 3
in de periode van 16 april 2022 tot en met 17 april 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning gelegen aan de [adres] een horloge (merk Rolex), een armband met de inscriptie ' [inscriptie] ', een gouden vesthorloge en meerdere zegelringen, halskettingen, armbanden, ringen, oorbellen, hangers, spelden en horloges, die geheel aan [benadeelde 3] en [benadeelde 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
feit 4
in de periode van 16 april 2022 tot en met 17 april 2022 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning gelegen aan de [adres] een muntenverzameling (bestaande uit oude Nederlandse en Luxemburgse munten) en een geldbedrag van ongeveer 100 euro, die geheel aan [benadeelde 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 3 en 4 telkens:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 4º en 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheden.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twintig maanden met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak niet uitgelaten over de strafoplegging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander binnen een korte periode schuldig gemaakt aan twee woninginbraken en heeft daarbij meerdere horloges, diverse sieraden, een muntenverzameling en contant geld gestolen. Buiten kijf staat dat woninginbraken ernstige feiten zijn die afbreuk doen aan de algemene gevoelens van veiligheid binnen de samenleving. Daarnaast kunnen dergelijke feiten voornamelijk een langdurig effect hebben op de gevoelens van veiligheid van de slachtoffers in kwestie, daargelaten de eventuele gevolgen van het verlies van de emotionele waarde van de gestolen goederen. Een ieder zou zich te allen tijde veilig moeten kunnen voelen, al helemaal in zijn of haar eigen woning. Verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de privacy van anderen. Daarmee heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de eigendommen van anderen en enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk, te meer nu het niet bij één woninginbraak is gebleven.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 10 augustus 2022. Hieruit volgt dat verdachte eerder meermalen voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op een advies van Reclassering Nederland van 26 juni 2022. Hieruit volgt dat verdachte heeft aangegeven absoluut nergens aan te willen meewerken. De reclassering ziet op grond van dossierinformatie risicoverhogende factoren, namelijk het delictverleden, sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en de houding van verdachte. De reclassering acht de kans op recidive hoog en adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, nu zij geen mogelijkheden zien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, die in het geval van recidive bij een woninginbraak uitgaan van een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Het samenwerkingsverband tussen verdachte en de medeverdachte, het feit dat beide woningen behoorlijk overhoop zijn gehaald en de zorgwekkend verharde houding van verdachte zijn strafverzwarende omstandigheden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank ziet net als de reclassering geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk deel, gelet op de houding en weerstand van verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BESLAG

De rechtbank zal geen beslissing nemen op de in beslag genomen goederen, nu verdachte ter terechtzitting van 28 oktober 2022 uitdrukkelijk heeft verklaard afstand te doen van alle goederen die vermeld staan op de beslaglijst.

10.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [benadeelde 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 116,38. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.630,00. Dit bedrag bestaat uit € 630,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
Benadeelde partij [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4]
[benadeelde 3] en [benadeelde 4] hebben zich beide als benadeelde partij in het geding gevoegd en eenzelfde vordering ingediend, derhalve zal dit in het vervolg als één vordering worden beschouwd. Het te vorderen bedrag (aan immateriële schade) ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit is overgelaten aan het oordeel van de rechtbank.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter hoogte van € 116,38 toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] heeft de officier van justitie gevorderd hen beide niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering en te bepalen dat de vorderingen kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om de drie benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, gelet op de bepleite vrijspraak.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering dan wel de vordering dient te worden afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing dat het contant geld aanwezig was in de woning.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 3] heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering dan wel de vordering dient te worden afgewezen, omdat uit de vordering blijkt dat de schade reeds vergoed is.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
De rechtbank verklaart benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering wegens de integrale vrijspraak voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De rechtbank compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
T.a.v. benadeelde partij [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4]
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering, nu op basis van de vordering onduidelijk is gebleven of de schade niet reeds vergoed is. De rechtbank compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de
tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenisdoorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf
in minderingzal worden gebracht;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4]
  • verklaart [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.B. Snijders Blok, voorzitter, mrs. A.M. Loots en M. Rasterhoff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.R.V. Joerawan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt onder parketnummer 16/097156-22 ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 april 2022 tot en met 16 april 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) een muntenverzameling (map(jes) met euromunten), althans een of meer munten en/of een of meer briefjes van 5 gulden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2022 tot en met 16 april 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) een of meer siera(a)d(en) en/of een zegelring en/of een geldbedrag van (ongeveer) 1800 euro, in elk geval enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2022 tot en met 17 april 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan de [adres] , een horloge (merk Rolex) en/of een armband met de inscriptie ' [inscriptie] ' en/of een of meer zegelring(en) en/of een gouden vesthorloge en/of een of meer halsketting(en) en/of een of meer armband(en) en/of een of meer ring(en) en/of een of meer oorbel(len) en/of een of meer hanger(s) en/of een of meer speld(en) en/of een of meer horloge(s), althans een of meer siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
Aan verdachte wordt onder parketnummer 16/177130-22 ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2022 tot en met 17 april 2022 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) een muntenverzameling (bestaande uit oude Nederlandse en Luxemburgse munten) en/of een geldbedrag van (ongeveer) 100 euro, in elk geval enig goed en/of geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 april 2022, genummerd 2022106732, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 924. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 601.
3.Pagina 701.
4.Pagina 302 en 302
5.Pagina’s 329 en 330.
6.Pagina’s 649 en 650.
7.Pagina’s 386 en 387.
8.Pagina’s 634 t/m 636.
9.Pagina 716.