ECLI:NL:RBMNE:2022:4509

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/3847 en UTR 22/2431
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring op medische gronden in het kader van de Huisvestingsverordening

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 november 2022, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres, die een urgentieverklaring heeft aangevraagd op medische gronden, afgewezen. Eiseres woont met haar drie dochters in een tweekamer-maisonnette en heeft urgentie aangevraagd omdat de huidige woning niet geschikt is voor haar gezin, vooral vanwege de astmatische klachten van haar dochter en haar eigen rugklachten. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat verweerder de medische situatie van eiseres en haar dochter niet voldoende had beoordeeld, niet heeft geleid tot een andere uitkomst. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op basis van een medisch advies dat onvoldoende bewijs levert voor de noodzaak van urgentie. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De hardheidsclausule wordt niet toegepast, omdat er geen sprake is van een levensbedreigende situatie. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3847 en 22/2431
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 november 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , verzoekster/eiseres

(gemachtigde: mr. H. Temel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht , verweerder

(gemachtigde: mr. W. van Beveren).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres/verzoekster (hierna: eiseres) tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring.
2. Bij besluit van 25 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Tegen dat besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Bij besluit van 11 januari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Bij uitspraak van 8 juli 2021 van de rechtbank Midden-Nederland is het beroep van eiseres gegrond verklaard en is het besluit van 11 januari 2021 vernietigd.
3. Bij besluit van 3 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder opnieuw op het bezwaar beslist en dat ongegrond verklaard. Tegen dat besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Daarnaast heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar partner. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
5. De voorzieningenrechter is na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en beslist daarom ook op het beroep van eiseres. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Overwegingen

De aanvraag
6. Eiseres woont samen met haar drie dochters, van wie één meerderjarig, in een tweekamer-maisonnette woning. Eiseres heeft urgentie aangevraagd om medische gronden en omdat de huidige woning niet geschikt is voor haar gezin. Haar dochter, [minderjarige] , heeft astmatische bronchitis (astma). Haar klachten verergeren door de huidige woonsituatie. De woning heeft namelijk onvoldoende ruimte en kan niet goed worden geventileerd. Daarnaast heeft eiseres last van rugklachten, waardoor het moeilijk voor haar is om trappen te moeten lopen. Het gezin heeft daarom behoefte aan een passender woning.
De eerdere uitspraak van de rechtbank
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de rechtbank in haar uitspraak van 8 juli 2021 heeft geoordeeld dat verweerder zich niet op het standpunt had mogen stellen dat eiseres niet voldoet aan de randvoorwaarde dat de noodsituatie waar zij naar verwijst niet voorzienbaar was. Verweerder was daarom gehouden om inhoudelijk te beoordelen of de situatie van eiseres een urgentieverlening op medische gronden rechtvaardigt.
8. De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak verder geoordeeld dat een gebrek aan woonruimte op zichzelf geen grond voor urgentie oplevert. Omdat de rugklachten van eiseres zelf al in een eerdere aanvraag zijn beoordeeld, hoefde verweerder dat niet nogmaals te doen. Verweerder was wel gehouden om de medische situatie van [minderjarige] te beoordelen door middel van het opvragen van een medisch advies. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen en daarbij rekening te houden met de uitspraak.

Omvang van het geding

9. De voorzieningenrechter beoordeelt in de uitspraak van vandaag het besluit van verweerder naar aanleiding van de vorige uitspraak. Ter zitting heeft eiseres de beroepsgrond dat verweerder ten onrechte niet heeft aangenomen dat sprake is van gewijzigde feiten en omstandigheden, ingetrokken. Daarnaast heeft verweerder, in zoverre dus anders dan eiseres kennelijk nog veronderstelt, [1] niet aan eiseres tegengeworpen dat de noodsituatie waar zij naar verwijst niet voorzienbaar was. Centraal staat daarom de vraag of verweerder de aanvraag voor urgentie op basis van de medische situatie van [minderjarige] heeft kunnen afwijzen. Ook beoordeelt de voorzieningenrechter of verweerder in redelijkheid heeft kunnen afzien van de toepassing van de hardheidsclausule.
Het bestreden besluit
10. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen en het medisch advies van Argonaut van 22 april 2022 daaraan ten grondslag gelegd. Het doel van het medisch onderzoek was om te bepalen in hoeverre de woonsituatie bepalend is voor de astmatische klachten van de dochter. Uit het medisch advies blijkt dat op basis van de bevindingen van het spreekuurcontact en de ontvangen medische informatie niet mogelijk is om een uitspraak te doen over de medische noodzaak van een urgentie. De aard en ernst van de klachten en de relatie van de luchtwegklachten met de woonsituatie zijn niet duidelijk. Uit de medische informatie wordt niet duidelijk of de huidige woonruimte heeft geleid tot toename en/of wijziging van het soort medicatiegebruik. Daarnaast zijn er geen gegevens van een beoordeling van de woning door een longverpleegkundige in het kader van woningsanering wegens astma. Bovendien is de dochter van eiseres wel doorverwezen naar de kinderarts, maar staat daar niet onder behandeling. Ook ligt het op de weg van eiseres om te kijken naar eventuele voorliggende oplossingen in de behandelende sector. Verweerder concludeert op basis van het advies dat er geen medische noodzaak bestaat voor [minderjarige] om binnen zes maanden te verhuizen. Verder ziet verweerder in de gegeven omstandigheden geen reden om toepassing te geven aan de hardheidsclausule.
Standpunt eiseres
11. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat er geen zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden naar de feiten en omstandigheden. Er zijn immers feiten en omstandigheden bekend waardoor het noodzakelijk is dat er een urgentieverklaring wordt afgegeven aan eiseres, namelijk vanwege de medische problematiek van eiseres zelf en die van haar dochter. Er is ook sprake van een ernstige bedreiging van de gezondheid van eiseres op grond van lichamelijke en/of sociaal-psychische problematiek. Daarnaast heeft er geen belangenafweging plaatsgevonden en heeft verweerder geen rekening gehouden met de negatieve gevolgen van het besluit, waar eiseres onevenredig hard door wordt geraakt. Eiseres dient daarom, al dan niet met toepassing van de hardheidsclausule, in aanmerking te komen voor urgentie.
12. Eiseres heeft in beroep nieuwe (medische) stukken overgelegd. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat de stukken op zichzelf voldoende reden geven om urgentie toe te kennen, of om deze te betrekken in een nieuw medisch onderzoek. Het gaat om de volgende stukken:
  • Een medisch verslag van 22 september 2022 van de kinderarts van het St. Antonius Ziekenhuis;
  • Een uitdraai van 29 september 2022 van (herhalings)recepten;
  • Een medisch verslag van 7 oktober 2022 van de kinderarts;
  • Een ongedateerde brief van de huisarts over de rugklachten van eiseres;
  • Een brief van het Buurtteam van 4 oktober 2022 over de woonsituatie;
  • Een mail van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 18 oktober 2022 waarin het advies van het Buurtteam wordt onderschreven.
Urgentie om medische gronden
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor urgentie. [2] Verweerder heeft zich hierbij kunnen baseren op het medisch advies van Argonaut. Dat advies is aan te merken als een deskundigenadvies waarvan verweerder in beginsel, indien voldaan aan zijn vergewisplicht, mag uitgaan. Eiseres heeft geen contra-expertise overgelegd of concrete aanknopingspunten aangevoerd op grond waarvan getwijfeld kan worden aan de juistheid van het advies. Verweerder heeft de afwijzing van de urgentieaanvraag van eiseres dan ook mogen baseren op de conclusie in het medisch advies dat er, gelet op de feiten en omstandigheden bekend ten tijde van het onderzoek, niet kan worden gesproken over een medische problematiek bij [minderjarige] die maakt dat verhuizing op korte termijn noodzakelijk is. Ten tijde van het onderzoek was namelijk onvoldoende duidelijk wat de aard en ernst van haar klachten was en ook wat de relatie van de klachten met de huidige woonsituatie was.
14. Ter zitting zijn de in beroep overgelegde medische stukken ter sprake gekomen. De voorzieningenrechter heeft de medische stukken betrokken in zijn beoordeling, omdat sprake is van een nadere onderbouwing van een eerder ingenomen standpunt van eiseres. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de informatie uit de stukken echter niet zodanig dat verweerder op basis daarvan urgentie moet toekennen of een nieuw medisch onderzoek moet laten plaatsvinden. Hoewel de medische verslagen van 22 september 2022 en 7 oktober 2022 enig inzicht geven in de aard en ernst van de klachten van [minderjarige] , volgt uit de stukken niet wat de relatie van de klachten met de huidige woonsituatie is en of de woonsituatie maakt dat de klachten van [minderjarige] verergeren. De voorzieningenrechter merkt op dat uit het medisch verslag van 7 oktober 2022 blijkt dat de kinderarts heeft genoteerd dat de woonsituatie een slechte invloed heeft op de klachten van [minderjarige] , echter zonder hierbij uit te leggen waar deze conclusie op is gebaseerd. Onder verwijzing naar het medisch advies, acht de voorzieningenrechter in dat kader ook van belang dat er geen beoordeling van de woning (door een long- of astmaverpleegkundige) heeft plaatsgevonden. Alles overziend blijft onduidelijk in hoeverre er een verband bestaat tussen de woning en de klachten van [minderjarige] en of er eventueel andere oplossingen zijn om de (woon)situatie te verbeteren. De overgelegde brief van het Buurtteam waarin staat dat de woning niet goed geventileerd wordt en de ramen beslagen zijn, acht de voorzieningenrechter onvoldoende om hierover anders te oordelen.
Hardheidsclausule
15. De voorzieningenrechter stelt voorop dat hij begrip heeft voor de situatie van eiseres en inziet dat de situatie waar zij en haar kinderen in verkeren zeker niet ideaal is. Dit wordt ook bevestigd in de brieven van het Buurtteam en van het Leger des Heils. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat verweerder, gelet op alle feiten en omstandigheden die eiseres naar voren heeft gebracht, in redelijkheid geen toepassing heeft hoeven geven aan de hardheidsclausule. [3] De hardheidsclausule is bedoeld voor situaties waarin sprake is van een ongerechtvaardigde hardheid. De urgentieregeling is een uitzondering op de woonruimte-verdeelsystematiek van de Huisvestingsverordening en daarop geldt de hardheidsclausule als uitzondering. Voor toepassing is slechts ruimte in zeer uitzonderlijke noodsituaties, waarbij gedacht moet worden aan levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situaties. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende informatie is om te concluderen dat door de medische problematiek van [minderjarige] verhuizing op korte termijn noodzakelijk is, waardoor óók niet kan worden gesproken van een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situatie. Ook ten aanzien van de medische situatie van eiseres is daar geen sprake van. In beroep heeft eiseres een brief van de huisarts overgelegd waarin haar rugklachten worden bevestigd. De brief bevat echter geen nieuwe informatie ten opzichte van de informatie waar verweerder eerder al over beschikte en geeft daarnaast onvoldoende reden voor verweerder om toepassing te geven aan de hardheidsclausule. Het standpunt van eiseres dat de huidige woonsituatie een ernstige bedreiging vormt voor haar lichamelijke en psychische gezondheid en die van haar kinderen, vindt geen nadere steun in de overgelegde medische informatie.
Conclusie
16. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond.
17. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Onderdeel 7 van het verzoekschrift voorlopige voorziening.
2.Artikel 2.5.1 en 2.5.1b van de Huisvestingsverordening Regio [woonplaats] 2019 (de Huisvestingsverordening).
3.Artikel 4.3 van de Huisvestingsverordening.