ECLI:NL:RBMNE:2022:4496

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/758
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en heroverweging van een omgevingsvergunning na wijziging van verzoeker

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 september 2022 uitspraak gedaan over de intrekking van een omgevingsvergunning die eerder was verleend aan eiseres, de eigenaar van een woning in [plaats]. Eiseres had op 3 februari 2016 een omgevingsvergunning verkregen om de begane grond van haar woning in strijd met het bestemmingsplan als woonruimte te gebruiken. Op 9 juli 2021 verzocht eiseres het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad om deze vergunning in te trekken. Het college heeft dit verzoek ingewilligd en op 22 juli 2021 de vergunning ingetrokken. Echter, eiseres kwam terug op haar verzoek en maakte bezwaar tegen de intrekking. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk en handhaafde de intrekking van de vergunning.

Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 23 september 2022 werd behandeld. De rechtbank oordeelde dat het college de heroverweging van de intrekking niet correct had uitgevoerd. De rechtbank stelde vast dat eiseres voldoende concrete bezwaargronden had aangevoerd en dat het college ten onrechte had aangenomen dat het bezwaar niet-ontvankelijk was. De rechtbank oordeelde dat het college opnieuw had moeten beoordelen of de intrekking van de omgevingsvergunning ongedaan moest worden gemaakt, waarbij het college ook de gewijzigde omstandigheden van eiseres in aanmerking had moeten nemen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Eiseres beschikt nu weer over de omgevingsvergunning, maar de rechtbank benadrukte dat dit niet betekent dat eiseres de woning kan splitsen voor bewoning door twee huishoudens zonder aparte toestemming van het college. Het college is verplicht het griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/758
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder

(gemachtigde: A.C.W.M. Maduro).

Inleiding

Eiseres is eigenaar van de woning aan de [adres] in [plaats] . Op 3 februari 2016 is door verweerder (hierna: het college) aan eiseres een omgevingsvergunning verleend om de begane grond van de woning aan de [adres] in strijd met de regels van het bestemmingsplan te gebruiken als woonruimte.
Op 9 juli 2021 heeft eiseres het college verzocht om deze omgevingsvergunning in te trekken. Dit heeft geleid tot het besluit van het college van 22 juli 2021 (het primaire besluit) om de verleende omgevingsvergunning in te trekken.
Eiseres is van gedachten veranderd en heeft het college gevraagd om de intrekking van de omgevingsvergunning ongedaan te maken. Vervolgens heeft eiseres tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Met de beslissing op bezwaar van 26 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en voor zover het bezwaar wel ontvankelijk is heeft het college de intrekking van de omgevingsvergunning in stand gelaten. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep van eiseres is behandeld op de zitting van 23 september 2022. Eiseres was bij de zitting aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [A] .
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank na een korte schorsing mondeling uitspraak gedaan. Partijen zijn er op gewezen dat zij tegen deze uitspraak in hoger beroep kunnen op de manier zoals onder aan dit proces-verbaal beschreven.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiseres is het niet eens met het besluit van het college om de intrekking van de omgevingsvergunning in stand te laten. Eiseres voert aan dat haar bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard omdat zij voldoende concrete bezwaargronden heeft aangevoerd. Daarnaast vindt eiseres dat het college het inhoudelijke standpunt van de bezwarencommissie had moeten overnemen. De bezwarencommissie heeft geadviseerd om het bezwaar van eiseres ontvankelijk te verklaren en het intrekkingsbesluit ongedaan te maken zodat eiseres weer beschikt over de omgevingsvergunning.
3. Eiseres heeft in haar beroepschrift ook andere punten beschreven waar zij ontevreden over is. De rechtbank heeft hier kennis van genomen. In deze uitspraak gaat de rechtbank in op de redenen waarom eiseres het niet eens is met het besluit van het college om de intrekking van de omgevingsvergunning in stand te laten.
4. Eiseres krijgt van de rechtbank gelijk. Eiseres heeft voldoende concrete bezwaargronden aangevoerd zodat het bezwaar van eiseres ontvankelijk is. In tegenstelling tot wat eiseres in haar beroepschrift aanvoert is er echter geen sprake van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. De rechtbank is het wel met eiseres eens dat het college de intrekking van de omgevingsvergunning ongedaan had moeten maken. De rechtbank legt dat in deze uitspraak verder uit.
5. Het college heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat concrete bezwaargronden ontbreken. [1] Volgens het college is pas sprake van een bezwaargrond als daaruit blijkt waarom de overwegingen van het college die ten grondslag liggen aan het besluit, onjuist zijn. De rechtbank volgt het college daarin niet. Uit het bezwaarschrift is voldoende duidelijk dat eiseres het niet eens is met het primaire besluit om de omgevingsvergunning in te trekken omdat zij van gedachten is veranderd. Het is daarmee duidelijk waarom eiseres een ander besluit wenst. Dit betekent dat het college het bezwaarschrift van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
6. Het college heeft in het bestreden besluit ook een inhoudelijk standpunt ingenomen over de bezwaren van eiseres en dit is op zitting besproken. Het college hoeft daarom niet alsnog inhoudelijk op de bezwaren van eiseres te beslissen. De inhoudelijke standpunten van partijen kunnen in deze procedure door de rechter worden getoetst.
7. Het college stelt zich op het standpunt dat het besluit om de omgevingsvergunning in te trekken op goede gronden is genomen omdat eiseres daar zelf om heeft verzocht. De e-mails die eiseres heeft gestuurd naar aanleiding van haar verzoek om intrekking wijzen er volgens het college op dat het een weloverwogen verzoek van eiseres was. Bovendien wijst het college erop dat de bezwaarschriftprocedure niet bedoeld is voor de situatie waarin iemand na een verzoek van gedachten veranderd. Dit zou een te grote last vormen voor de bestuurlijke procedure. Verder heeft het college er op gewezen dat het inmiddels ongewenst is dat eiseres over de omgevingsvergunning beschikt. Het college is bang dat eiseres de omgevingsvergunning zal gebruiken om de woning aan de [adres] illegaal te laten bewonen door twee aparte huishoudens.
8. De rechtbank volgt het college daarin niet. Het college is bevoegd om op verzoek een omgevingsvergunning in te trekken [2] en om een dergelijke intrekking in bezwaar weer ongedaan te maken. De bezwaarschriftprocedure is namelijk een volledige heroverweging van het besluit waartegen bezwaar is gemaakt, naar de feiten en omstandigheden zoals die op dat moment bekend zijn. [3] Het college kon dus niet volstaan met de toets of het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning destijds op goede gronden is genomen. Het college heeft in het bestreden besluit verder ten onrechte het standpunt ingenomen dat bij de heroverweging in bezwaar alleen feiten en omstandigheden kunnen worden betrokken die niet bekend waren toen eiseres haar verzoek deed. Die opvatting van het college vindt geen steun in het recht. Dat betekent dat het college eiseres niet kan tegenwerpen dat hij er op basis van de e-mails van eiseres op mocht vertrouwen dat het verzoek om intrekking een weloverwogen beslissing was.
9. Uit het voorgaande volgt dat het college in bezwaar opnieuw had moeten beoordelen of hij de intrekking van de omgevingsvergunning ongedaan wil maken. Daarbij had het college moeten betrekken dat eiseres na haar verzoek van gedachte is veranderd en tot het inzicht is gekomen dat zij een fout heeft gemaakt door het college te verzoeken de omgevingsvergunning in te trekken. Het college had daarbij een afweging moeten maken tussen het belang van eiseres bij de omgevingsvergunning, het belang van het college en het algemeen belang bij het in stand laten van de intrekking.
10. Die belangenafweging van het college had in het voordeel van eiseres moeten uitvallen. Het staat namelijk vast dat het eigen verzoek van eiseres de enige reden was voor het college om de omgevingsvergunning in te trekken. Het is dus niet waarschijnlijk dat belangen van derden worden geschaad als het college terugkomt op het besluit om de omgevingsvergunning in te trekken en eiseres weer beschikt over de omgevingsvergunning. Het college ondervindt daar ook geen nadeel van, want hij heeft immers zelf de omgevingsvergunning verleend. Het college heeft hierover op de zitting nog toegelicht dat hij bang is dat de woning illegaal door twee huishoudens bewoond zal worden, maar dat speelt geen rol bij de beoordeling van de vraag of de intrekking ongedaan gemaakt moet worden. Tijdens de zitting is ook met het college gesproken over zijn standpunt dat de bezwaarschriftprocedure niet bedoeld is voor de situatie dat iemand zich bedenkt en dat dit een te grote last voor bestuurlijke procedures zou vormen. Het college heeft hierover op zitting verklaard dat het niet vaak voorkomt dat iemand verzoekt om een omgevingsvergunning in te trekken en hier vervolgens op terug komt. Alleen al daarom kan dit geen reden zijn om de intrekking in stand te laten. Gelet op het voorgaande is het niet aannemelijk dat het college en derden nadelen ondervinden als eiseres weer zou beschikken over de omgevingsvergunning.
11. Voor eiseres zijn er wel nadelen als de intrekking van de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat de begane grond van de woning nu niet wordt gebruikt. Als eiseres weer beschikt over de omgevingsvergunning kan de begane grond in ieder geval als woonruimte gebruikt worden. Daarnaast heeft het college in het bestreden besluit en op de zitting toegelicht dat het de vraag is of op basis van de huidige wettelijke kaders opnieuw aan eiseres een omgevingsvergunning zou kunnen worden verleend om de begane grond van de woning aan de [adres] als woonruimte te gebruiken. De kans is dus klein dat eiseres bij een nieuwe aanvraag alsnog een omgevingsvergunning zou kunnen krijgen. Onder deze omstandigheden zijn de nadelige gevolgen van het instandlaten van het besluit om de omgevingsvergunning in te trekken voor eiseres onevenredig in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. De beroepsgronden van eiseres over het bestreden besluit slagen.
12. Eiseres heeft verder nog aangevoerd dat de redelijke termijn voor het behandelen van haar zaak is overschreden.
13. De rechtbank is het hier niet mee eens. De bezwaarfase mag maximaal zes maanden duren vanaf het moment dat het bezwaarschrift is ontvangen. Dat is op 27 augustus 2021. Op 26 januari 2022 heeft het college beslist op het bezwaarschrift van eiseres. Het college heeft daarmee binnen zes maanden een beslissing genomen op het bezwaar van eiseres. De procedure bij de rechtbank mag maximaal anderhalf jaar duren. Deze procedure is gestart met het eerste beroepschrift van eiseres van 2 februari 2022. De rechtbank doet op 23 september 2022 uitspraak, dat is dus binnen anderhalf jaar.

Conclusie

14. De uitkomst van deze procedure is dat het bezwaar van eiseres ontvankelijk is. Het bestreden besluit moet worden vernietigd. Ook moet het besluit van 22 juli 2021, waarbij de omgevingsvergunning is ingetrokken, komen te vervallen. Omdat er in deze zaak maar een uitkomst mogelijk is voorziet de rechtbank zelf in deze zaak door de intrekking van de omgevingsvergunning ongedaan te maken. Dit betekent dat eiseres weer beschikt over de omgevingsvergunning van 3 februari 2016 voor het gebruiken van het pand aan de [adres] in [plaats] als woonruimte. Eiseres heeft daarmee geen toestemming om de woning te splitsen, dat wil zeggen de woning te laten bewonen door twee verschillende huishoudens. Het college heeft op de zitting toegelicht dat voor het splitsen van de woning een aparte toestemming nodig is. Als eiseres de woning aan twee verschillende huishoudens wil verhuren moet zij hierover dus eerst in gesprek met het college.
15. Omdat het beroep gegrond is moet het college aan eisers het griffierecht van € 184,- vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:5, eerste lid, onder d en artikel 6:6, onder a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren als het bezwaar geen gronden bevat.
2.Artikel 2:33, tweede lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.Dat wordt ook wel toetsing ex nunc genoemd, artikel 7:11, eerste lid, van de Awb.