ECLI:NL:RBMNE:2022:4494

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
UTR 22/2051
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beëindiging van ZW-uitkering na auto-ongeluk

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die na een auto-ongeluk arbeidsongeschikt was geworden, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), maar het Uwv heeft deze uitkering per 17 november 2021 beëindigd na een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling, waarin werd geconcludeerd dat eiser arbeidsgeschikt was voor eerder geduide functies. Eiser heeft zich op 14 december 2021 opnieuw ziekgemeld, maar het Uwv heeft in een besluit van 26 januari 2022 bepaald dat hij per die datum geen recht had op een ZW-uitkering. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv heeft deze bezwaren ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 29 augustus 2022 behandeld. Eiser voerde aan dat zijn gezondheidsklachten en beperkingen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep waren onderschat. Hij stelde dat hij na het ongeval niet alleen een hersenschudding had, maar ook een hersenkneuzing, en dat zijn klachten ernstiger waren dan door het Uwv werd aangenomen. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv terecht had beslist dat eiser per 17 november 2021 en per 14 december 2021 geen recht had op een ZW-uitkering. De rechtbank benadrukte dat medische informatie die betrekking heeft op een latere datum in beginsel niet relevant is voor de beoordeling van de situatie op de data in geding.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet met voldoende medische informatie had aangetoond dat de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist was. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts zijn oordeel had gebaseerd op de beschikbare medische informatie en dat eiser geen medische gegevens had overgelegd die de rechtbank aan het twijfelen brachten over de juistheid van het medisch oordeel. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor de beslissing op bezwaar van het Uwv in stand bleef. Eiser kreeg geen terugbetaling van het griffierecht en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2051

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv)
(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. Eiser is na een auto-ongeluk arbeidsongeschikt geworden. Hij ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
2. In 2021 heeft het Uwv een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling uitgevoerd, waarbij werd geconcludeerd dat eiser arbeidsgeschikt is voor eerder geduide functies. In een besluit van 18 november 2021 heeft het Uwv de ZW-uitkering van eiser per 17 november 2021 beëindigd.
3. Eiser heeft zich op 14 december 2021 ziekgemeld. In een besluit van 26 januari 2022 heeft het Uwv beslist dat eiser per 14 december 2021 geen recht heeft op een ZW-uitkering.
4. In de beslissing op bezwaar van 4 april 2022 heeft het Uwv de bezwaren van eiser tegen de besluiten van 18 november 2021 en 26 januari 2022 ongegrond verklaard. Eiser is in beroep gegaan tegen die beslissing op bezwaar.
5. De rechtbank heeft het beroep op 29 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv (via een videoverbinding). [A] , een vriend van eiser, en [B] , de individueel begeleider van eiser, waren ook aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv terecht beslist dat eiser per 17 november 2021 en per 14 december 2021 geen recht had op een ZW-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat terug moet worden gekeken naar de data 17 november 2021 en 14 december 2021 (de data in geding). Dat betekent dat medische informatie die betrekking heeft op een latere datum in beginsel niet relevant is voor de beoordeling. Om die reden heeft de rechtbank op de zitting het verzoek van eiser om de zaak aan te houden in afwachting van een nieuw neuropsychologisch onderzoek afgewezen.
De beëindiging per 17 november 2021 – Medisch
8. Eiser voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn gezondheidsklachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen onderschat heeft. Hij zegt dat ook de mensen om hem heen en zijn artsen vinden dat zijn klachten ernstiger zijn. Volgens eiser had hij na het ongeval geen hersenschudding maar een hersenkneuzing, met een niet aangeboren hersenafwijking tot gevolg. Eiser heeft informatie van de Hersenstichting over hersenkneuzingen ingediend. Hij heeft op de zitting gewezen op een online artikel van hoogleraar Van Heugten, waarin staat dat hersenschade niet altijd op een scan te zien is. Eiser vindt dat er een urenbeperking aangenomen had moeten worden, omdat de onderliggende problematiek is verergerd en hij al een tijd erg slecht slaapt. Hij vindt het bovendien niet logisch dat er geen beperkingen zijn aangenomen met betrekking tot werk met patiënten, werk als leidinggevende en samenwerken, aangezien er wel beperkingen zijn opgenomen met betrekking tot rechtstreeks contact met klanten, hanteren van emotionele problemen van anderen, omgaan met conflicten en uiten van emoties.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op de beroepsgronden gereageerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat evident geen sprake is van een hersenkneuzing. Uit rapporten van de behandelend artsen blijkt dat eiser wel aangeeft dat er mogelijk sprake is van een hersenkneuzing, maar dat is nooit vastgesteld. Volgens de neuroloog is er verdenking geweest van een kneuzing van het zenuwweefsel in de nek, maar bleek dit na een CT-scan niet aan de orde. Volgens de revalidatiearts is er ook geen retrograde of posttraumatisch geheugenverlies. Eiser is ook niet voor langere tijd ter observatie in het ziekenhuis gehouden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat er in verband met de klachten van eiser al zeer forse beperkingen aangenomen zijn. Hij ziet geen reden voor een urenbeperking, omdat er in de functionele mogelijkhedenlijst al ruim rekening is gehouden met de fysiek energetische beperkingen.
10. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Om aannemelijk te maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zijn oordeel gebaseerd op de beschikbare medische informatie. Eiser heeft niet met medische informatie van zijn behandelaars of een deskundige aannemelijk gemaakt dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. Uit de medische informatie blijkt bijvoorbeeld niet dat wel sprake is van een hersenkneuzing. Eiser heeft in beroep enkel algemene informatie ingediend. Hij geeft aan dat zijn klachten en beperkingen naar zijn beleving en die van zijn bekenden zwaarder zijn, maar de eigen inschatting van eiser en zijn bekenden weegt niet op tegen de beoordeling door de daarin gespecialiseerde verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank ziet daarom geen reden voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
De beëindiging per 17 november 2021 – Arbeidskundig
11. Eiser heeft verder aangevoerd dat de eerder geduide functies niet geschikt zijn. Hij vindt dat de beperking met betrekking tot niet worden afgeleid door anderen te restrictief wordt uitgelegd. De functie van receptionist vindt hij niet geschikt omdat daar veel gezeten moet worden en hij onvoldoende van houding kan wisselen, omdat er geen rustige werkplek is, omdat er klantcontact kan zijn met personen met eenmanszaken met sociale problematiek en omdat uit de omschrijving van de functie zou blijken dat er de hele dag moment zijn waarbij getypt moet worden. De functie van administratief medewerker vindt hij niet geschikt omdat er een overschrijding ten aanzien van computergebruik zou zijn en omdat er geen rekening mee is gehouden dat zijn belastbaarheid gedurende de dag afneemt.
12. In reactie op de beroepsgronden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat er geen medische argumenten zijn om de geduide functies niet geschikt te achten. Medewerker receptie is een zeer lichte (fysieke) functie, zonder zware mentale belastings-aspecten. De functie is nagenoeg solitair, met kortdurend en oppervlakkig klantencontact (geen patiënten), niet intensief samenwerken en geen leiding geven. Archiefmedewerker is een zeer lichte (fysieke) functie, waarbij geen sprake is van direct klantencontact en die nagenoeg solitair wordt uitgevoerd zonder intensief samenwerken of leiding geven. Bij beide functies ziet hij geen reden dat eiser niet voltijd zou kunnen werken.
13. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de belasting in de geduide functies de belastbaarheid van eiser overschrijdt. De belasting in de functies wordt door een analist van het Uwv naar aanleiding van een beoordeling op de werkvloer vastgesteld. Van de juistheid daarvan kan in beginsel uitgegaan worden. Een eigen interpretatie van de functieomschrijving weegt daar niet tegenop. Bij de primaire besluitvorming heeft een arbeidsdeskundige de functies naast de functionele mogelijkhedenlijst gelegd en beoordeeld dat de functies passend zijn. In beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep er ook nog naar gekeken. De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanleiding om te oordelen dat die beoordeling niet goed is uitgevoerd.
De ziekmelding per 14 december 2021
14. Eiser voert aan dat de primaire verzekeringsarts de beoordeling per 14 december 2021 niet goed heeft uitgevoerd, omdat die de bevindingen van de medische beoordeling per 17 november 2021 zou hebben overgenomen. Die heeft daardoor zijn gezondheidsklachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen onderschat. Volgens eiser zijn in de tussentijd zijn klachten nog toegenomen. Hij wijst op een e-mailbericht van de medisch psycholoog en de GZ psycholoog over een gesprek op 14 december 2021, waaruit zou blijken dat zijn vermoeidheidsklachten toen waren toegenomen. Die vermoeidheidsklachten hangen samen met PTSS. Hij heeft in de tussentijd ook extra medicatie gekregen: een hogere dosis Oxazepam en daarnaast ook Tramadol. Bovendien is hij in die periode verwezen naar Medinello, waar in de eindrapportage is geconcludeerd dat de spanning van eiser is toegenomen door financiële druk.
15. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de klachten en beperkingen van eiser onderschat zijn. De beoordeling die ten grondslag ligt aan de beslissing op bezwaar is de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, niet de beoordeling door de primaire verzekeringsarts. De argumenten van eiser lijken vooral tegen de primaire beoordeling te zijn gericht. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat die de situatie op de beide data in geding heeft beoordeeld. Uit het rapport blijkt ook dat hij op de hoogte is van het medicijngebruik en van de verwijzing naar Medinello. Hij ziet geen reden om meer of zwaardere beperkingen op te nemen. Eiser heeft tegenover het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen medische informatie gezet die de rechtbank aan het twijfelen brengt. In het e-mailbericht van de medisch psycholoog en de GZ psycholoog staat enkel dat eiser zelf aangeeft dat zijn klachten zijn toegenomen, dat is niet door de behandelaars vastgesteld. Bovendien blijkt daar ook niet uit dat de gezondheidssituatie van eiser ernstiger was dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Het eindrapport van Medinello is van april 2022, ruim na 14 december 2021. De rechtbank ziet daarom geen reden voor twijfel aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.

Conclusie en gevolgen

16. De rechtbank ziet geen reden voor twijfel aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Die heeft beoordeeld dat eiser op 17 november 2021 en 14 december 2021 arbeidsgeschikt was voor eerder geduide functies. Het Uwv heeft daarom terecht
beslist dat eiser per 17 november 2021 en per 14 december 2021 geen recht had op een ZW-uitkering.
17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar van 4 april 2022 in stand blijft en eiser dus per 17 november 2021 en per 14 december 2021 geen recht had op een ZW-uitkering.
18. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiser het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. van der Knijff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.