ECLI:NL:RBMNE:2022:4489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
546371 / HA RK 22-216
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

Op 8 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, in de persoon van de wrakingskamer, een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een gedetineerde verzoeker. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de rechters J.P. Verboom, C. van de Lustgraaf en P.M. Leijten, die betrokken waren bij de strafzaak tegen verzoeker. De procedure begon met een brief van verzoeker, gedateerd op 8 oktober 2022, die op 14 oktober 2022 bij de rechtbank binnenkwam. Verzoeker stelde dat de rechters vooringenomen waren, onder andere door opmerkingen die zij tijdens de zitting op 30 september 2022 hadden gemaakt.

De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld en vastgesteld dat verzoeker te laat was met het indienen van zijn wrakingsverzoek. Volgens artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering moet een wrakingsverzoek worden ingediend zodra de feiten of omstandigheden die aanleiding geven tot de wraking aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoeker had meer dan een week gewacht na de zitting voordat hij zijn verzoek indiende, en de rechtbank oordeelde dat hij niet-ontvankelijk moest worden verklaard.

De wrakingskamer heeft in haar beslissing benadrukt dat verzoeker, gezien zijn professionele bijstand van een advocaat, in staat was om eerder advies in te winnen en zijn verzoek tijdig in te dienen. De beslissing om verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren werd unaniem genomen door de leden van de wrakingskamer, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 546371 / HA RK 22-216
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 8 november 2022
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoeker] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
verder te noemen verzoeker,
advocaat: mr. P.P. van Rhijn, te Doorn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de brief van verzoeker gedateerd op 8 oktober 2022 en bij de rechtbank binnengekomen op 14 oktober 2022, met daarin het wrakingsverzoek gericht tegen de meervoudige strafkamer, bestaande uit mrs. J.P. Verboom, C. van de Lustgraaf en P.M. Leijten;
  • de schriftelijke reactie van mrs. Verboom, Van de Lustgraaf en Leijten van 24 oktober 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 8 november 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling is verzoeker met zijn advocaat mr. P.P. van Rhijn verschenen. Mr. Leijten is eveneens verschenen. Mrs. Verboom en Van de Lustgraaf zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
1.3.
Op 8 november 2022 heeft de wrakingskamer een mondelinge beslissing gegeven op het wrakingsverzoek van verzoeker. Het onderstaande vormt de in die beslissing toegezegde nadere schriftelijke uitwerking daarvan en is op 9 november 2022 vastgesteld.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mrs. J.P. Verboom, C. van de Lustgraaf en P.M. Leijten als behandelend rechters (hierna te noemen: de rechters), in de zaak met het parketnummer 16-126172-22. Dit betreft een strafzaak waarin verzoeker als verdachte terechtstaat. Verzoeker wordt onder andere verdacht van het stalken van de bewoners in het huis waar verdachte en zijn gezin in het verleden hebben gewoond. De strafzaak is op de zitting van 30 september 2022 inhoudelijk behandeld door de rechters.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. De rechters hebben op de zitting uitlatingen gedaan waaruit blijkt dat zij vooringenomen dan wel partijdig zijn. Zo is er onder meer door één van de rechters gevraagd waarom verzoeker zich niet tot de partij wendt die de woning op de veiling heeft gekocht, vóór de huidige bewoners. Hiermee beschermt de rechter de slachtoffers die zich ook als benadeelde partij hebben gevoegd in de strafzaak en een vordering hebben ingediend. Een andere rechter heeft gerefereerd aan het feit dat verzoeker misschien autistisch is en ook vernielingen heeft aangebracht bij de woning. Eén van de rechters heeft aan verzoeker voorgehouden dat als hij niet meewerkt hij ‘zeker’ kan rekenen op een tbs-maatregel, terwijl dat op basis van de rapporten die er liggen helemaal niet mogelijk is.
2.3.
De rechters hebben niet berust in de wraking. In hun schriftelijke reactie stellen zij zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek te laat is ingediend en dat verzoeker daarom niet-ontvankelijk is in het wrakingsverzoek. Ook voor het overige stellen de rechters zich op het standpunt dat er geen sprake is van feiten en/of omstandigheden waaruit vooringenomenheid of (schijn van) partijdigheid blijkt.

3.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het Openbaar Ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 513 lid 1 Sv wordt het verzoek gedaan zodra die feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt ertoe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt geschorst door de indiening van een wrakingsverzoek en niet pas op een later tijdstip nadat er mogelijk al verdere proceshandelingen zijn verricht.
3.2.
De gronden die verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd zien volledig op de gang van zaken op de zitting van 30 september 2022. Op dat moment zijn de feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend geworden. Verzoeker heeft toegelicht dat hij even tot bezinning moest komen voordat hij het wrakingsverzoek indiende. In dit geval heeft verzoeker tot 8 oktober 2022 gewacht om het wrakingsverzoek op papier te zetten. Dat is ruim een week na de zitting. Vervolgens is de brief pas op 14 oktober 2022 bij de rechtbank binnengekomen. Verzoeker is daarom te laat met het indienen van het wrakingsverzoek. Bovendien heeft verzoeker professionele bijstand van een advocaat, wat maakt dat hij de mogelijkheid had om eerder advies in te winnen en daarna zijn wrakingsverzoek in te dienen.
3.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in het wrakingsverzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechters waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Strafrecht, waarin de rechters werkzaam zijn, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met parketnummer 16-126172-22 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. E.W.A. Vonk en mr. H.B.W. Beekman als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.