ECLI:NL:RBMNE:2022:4483

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
9 november 2022
Zaaknummer
16/115515-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van meerdere personen met een mes en verzet tegen ambtenaren

Op 8 mei 2022 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van vijf personen met een publieke taak, waaronder medewerkers van de NS en politieagenten, op en nabij het Centraal Station in Utrecht. De verdachte heeft daarbij dreigende woorden geuit en een mes getoond. De rechtbank heeft op basis van de aangiften en camerabeelden vastgesteld dat de verdachte de bedreigingen heeft geuit en dat de benadeelden zich ernstig bedreigd voelden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor diefstal van een fles 7-up en verzet tegen ambtenaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij immateriële schadevergoeding is opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/115515-22, 10/303844-20 en 10/10-060020-22 (gev. ttz) en
16/214840-21 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in het Justitieel Complex [locatie] te [plaats 1] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 16 augustus 2022 (pro forma-zitting) en 20 oktober 2022 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. van den Broek, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en hun gemachtigde, mevrouw P.A. Hovius, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, neer op het navolgende.
onder parketnummer 16/115515-22
feit 1bedreiging van [slachtoffer 1] op 8 mei 2022 te Utrecht met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door te zeggen: "ik steek je neer, ik ga je neersteken";
feit 2bedreiging van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op 8 mei 2022 te Utrecht met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door te zeggen "ik steek jullie allemaal neer, ik steek jullie kapot" en/of daarbij een mes te tonen/zwaaien;
feit 3bedreiging van [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] op 8 mei 2022 te Utrecht met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] een mes te tonen en/of met een mes in de richting van die [verbalisant 1] te sprinten en/of te (blijven) lopen;
onder parketnummer 10/060020-22
diefstal van een of meer flessen 7-up, toebehorende aan [benadeelde partij] , op 9 maart 2022 te [plaats 3] , terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking;
onder parketnummer 10/303844-20
verzet tegen [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] , beiden ambtenaar in functie, op 29 november 2020 te [plaats 2] , door
  • met gebalde vuisten en zijn armen wijd de trap af te rennen in de richting van die [verbalisant 3] en [verbalisant 4] en/of
  • wild met zijn armen te zwaaien terwijl die [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hem vast pakken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feiten 1 en 2 onder parketnummer 16/115515-22 wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft betrokkenheid bij beide feiten ontkend en ten aanzien van feit 1 ligt er enkel het proces-verbaal van aangifte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 16/115515-22
De rechtbank gaat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen [1] en het verhandelde ter terechtzitting uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van bedreiging. Hij heeft verklaard dat een man op 8 mei 2022 in Utrecht de woorden “ik steek je neer, ik ga je neersteken” naar hem heeft geroepen. [2] Op camerabeelden van 8 mei 2022 [3] is te zien dat een man een gebalde vuist toonde aan [slachtoffer 1] en tegen hem schreeuwde. [4] [slachtoffer 1] heeft gezien dat deze man later door een politieagent is neergeschoten. [5] Verbalisant [verbalisant 5] heeft vastgesteld dat verdachte de neergeschoten man is. [6]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] haar op 8 mei 2022 in Utrecht vertelde dat hij zojuist was bedreigd met de dood. [slachtoffer 2] merkte daarbij dat [slachtoffer 1] duidelijk was aangeslagen. [7] Ook [slachtoffer 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] hem vertelde dat een man hem had bedreigd. De man had gedreigd hem neer te steken. [8]
De rechtbank heeft uit de inhoud van de aangehaalde bewijsmiddelen de overtuiging verkregen dat verdachte op 8 mei 2022 in Utrecht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door de woorden “ik steek je neer, ik ga je neersteken” naar hem te roepen.
Feit 2
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben aangifte gedaan van bedreiging. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat een man naar haar en [slachtoffer 3] de woorden “ik steek jullie kapot” heeft geroepen. [9] [slachtoffer 2] zag dat de man een mes in zijn handen had en zijn arm waarmee hij het mes vasthield omhoog hief en de snijkant van het mes in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hield. [10] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij zag dat de man een mes uit zijn binnenzak pakte en de woorden “ik steek jullie allemaal neer” riep. Hierbij keek de man hem en [slachtoffer 2] aan en zwaaide wild met het mes in zijn hand. [11] [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zagen dat de man later door een politieagent is neergeschoten. [12] , [13] Verbalisant [verbalisant 5] heeft vastgesteld dat verdachte de neergeschoten man is. [14]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 8 mei 2022 in Utrecht zag dat twee personen van de Nederlandse Spoorwegen (hierna: NS) contact hadden met een man en dat deze man opeens een mes trok. [15]
De rechtbank heeft uit de inhoud van de aangehaalde bewijsmiddelen de overtuiging verkregen dat verdachte op 8 mei 2022 in Utrecht [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door de woorden “Ik steek jullie allemaal neer, ik steek jullie kapot” naar hen te roepen, daarbij een mes in de richting van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te tonen en met dat mes te zwaaien.
Feit 3
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben aangifte gedaan van bedreiging. [verbalisant 1] heeft daarin verklaard dat een man op 8 mei 2022 in Utrecht een mes toonde en daarmee in zijn hand op hem af kwam lopen. [16] [verbalisant 2] heeft verklaard dat een man een mes toonde en dit daarna met de punt naar boven op hoofdhoogte vast hield en de punt van dat mes richtte naar [verbalisant 1] . [17] Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 oktober 2022 tegenover de rechtbank verklaard dat hij de man was die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd door hen een mes te tonen en daarna met dat mes in de richting van [verbalisant 1] te lopen. [18]
De rechtbank heeft uit de inhoud van de aangehaalde bewijsmiddelen de overtuiging verkregen dat verdachte op 8 mei 2022 in Utrecht [verbalisant 2] en [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door beiden een mes te tonen en met dat mes in de richting van [verbalisant 1] te lopen. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat [verbalisant 2] en [verbalisant 1] in redelijkheid mochten vrezen voor hun leven, gelet op de agressieve en onvoorspelbare wijze waarop verdachte zich, met het mes in zijn hand, heeft gedragen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/303844-20
De rechtbank gaat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen [19] en het verhandelde ter terechtzitting uit van de navolgende feiten en omstandigheden, welke feiten en omstandigheden ook niet worden betwist.
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben op 29 november 2020 in een woning in [plaats 2] naar verdachte geroepen dat zij hem wilden aanhouden in verband met een verdenking van huiselijk geweld. Vervolgens zagen [verbalisant 3] en [verbalisant 4] dat verdachte met gebalde vuisten en de armen wijd de trap af kwam rennen. Op het moment dat verdachte beneden was en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hem wilden vastpakken, zagen zij dat verdachte wild met zijn armen begon te zwaaien waardoor er een worsteling ontstond in de hal. [20]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 oktober 2022 tegenover de rechtbank verklaard dat hij op 29 november 2020 in de betreffende woning in [plaats 2] heeft geprobeerd te voorkomen dat hij vastgehouden zou worden. Mogelijk heeft hij daarbij uit paniek om zich heen gezwaaid. [21]
De rechtbank heeft uit de inhoud van de aangehaalde bewijsmiddelen de overtuiging verkregen dat verdachte op 29 november 2020 in [plaats 2] zich heeft verzet tegen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] door met gebalde vuisten en met gespreide armen de trap af te rennen in de richting van [verbalisant 3] en [verbalisant 4] en daarbij wild met zijn armen te zwaaien.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/060020-22
De rechtbank gaat op grond van de inhoud van de aangehaalde bewijsmiddelen [22] en het verhandelde ter terechtzitting uit van de navolgende feiten en omstandigheden, welke feiten en omstandigheden ook niet worden betwist.
[benadeelde partij] heeft aangifte gedaan van diefstal. [benadeelde partij] heeft verklaard dat zij op 9 maart 2022 een melding kreeg over een inbraak in haar restaurant in [plaats 3] . Daarop is zij naar het restaurant gereden en zag dat de ruit in de deur kapot was. Zij zag in de hoek van de parkeerplaats van het restaurant een man staan die zei dat hij [verdachte] heette. Hij vertelde dat hij een fles 7-up uit de koeling had gepakt. [23]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 oktober 2022 tegenover de rechtbank verklaard dat hij op 9 maart 2022 te [plaats 3] heeft ingebroken in een restaurant en een fles 7-up heeft gepakt. [24]
De rechtbank heeft uit de inhoud van de aangehaalde bewijsmiddelen de overtuiging verkregen dat verdachte op 9 maart 2022 in [plaats 3] een fles 7-up heeft gestolen, terwijl verdachte zich de toegang tot het restaurant heeft verschaft door de ruit in de voordeur kapot te maken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/115515-22
feit 1
op 8 mei 2022 te Utrecht [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] meermalen dreigend de woorden toe te voegen "Ik steek je neer, ik ga je neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2
op 8 mei 2022 te Utrecht [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
  • meermalen tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (dreigend) te roepen: "Ik steek jullie allemaal neer, ik steek jullie kapot" en
  • daarbij een mes in de richting van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te tonen en met dat mes wild te zwaaien;
feit 3
op 8 mei 2022 te Utrecht [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dreigend een mes te tonen en vervolgens met dat mes in de richting van die [verbalisant 1] te lopen;
Ten aanzien van parketnummer 10/303844-20
op 29 november 2020 te [plaats 2] , zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 3] , brigadier van politie Eenheid Rotterdam en een ambtenaar, [verbalisant 4] , brigadier van politie Eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door,
  • met gebalde vuisten en zijn armen wijd de trap af te rennen in de richting van die
  • [verbalisant 3] en [verbalisant 4] en
  • wild met zijn armen te zwaaien terwijl die [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hem vast pakten;
Ten aanzien van parketnummer 10/060020-22
op 9 maart 2022 te [plaats 3] , gemeente Goeree-Overflakkee, een fles 7-up die geheel aan [benadeelde partij] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van de zaak met 16/115515-22
feiten 1, 2 en 3 telkens:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/303844-20
wederspannigheid;
ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/060020-22
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is in de zaak met parketnummer 16/115515-22 een Pro Justitia rapportage opgemaakt van 19 oktober 2022 door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater. Volgens de psychiater was bij verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde onder meer sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een psychotische stoornis, niet nader gespecificeerd en een stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel (dexamfetamine en xtc) en in het gebruik van cocaïne.
De psychiater heeft voorts beschreven dat verdachte tussen 2020 en 2022 in een sociaal maatschappelijke teloorgang raakte. Hij verloor zijn woning, had geen inkomsten meer, had een zwervend bestaan en raakte sociaal geïsoleerd. Verdachte was verslaafd aan dexamfetamine en was psychotisch. De situatie escaleerde toen het netwerk van hulpverleners stopte en er besloten werd om verdachte geen/in afnemende mate dexamfetamine te verschaffen. Ten gevolge hiervan ontwikkelde verdachte ontwennings-verschijnselen, zoals hoofdpijn. Verdachte raakte dermate gefrustreerd en destabiliseerde dusdanig, dat hij in de situatie met de aangevers van feiten 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer 16/115515-22 terecht kwam en zichzelf niet meer kon reguleren. Het handelen van verdachte kan volgens de forensisch psychiater in ieder geval voor een deel verklaard worden vanuit de stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel – een zeer hoge mate van irritatie en boosheid – en vanuit de psychotische stoornis in de zin van ondermijning van de impulscontrole en de agressieregulatie. In het rapport wordt daarom geconcludeerd dat verdachte het bewezenverklaarde onder parketnummer 16/115515-22 in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank volgt de conclusies van de psychiater. Gelet op de overweging van de psychiater dat de problematiek bij verdachte zich al in 2020 voordeed rekent de rechtbank alle hierboven bewezen verklaarde feiten verdachte in verminderde mate toe.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden de meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole en inzicht geven in schuldenproblematiek en indien nodig meewerken aan schuldhulpverlening.
De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijk strafdeel met oplegging van bijzondere voorwaarden. Hierbij heeft de verdediging expliciet verzocht geen opname in een zorginstelling als bijzondere voorwaarde op te leggen, omdat verdachte dit niet wil en hieraan geen medewerking zal verlenen. Voorts heeft de verdediging verzocht in strafmatigende zin rekening te houden met het feit dat de politie tijdens het verzet bij de aanhouding op 29 november 2020 geweld heeft toegepast waardoor verdachte letsel opliep en dat verdachte in zijn been is geschoten tijdens het incident op 8 mei 2022.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 8 mei 2022 in korte tijd schuldig gemaakt aan bedreiging van vijf personen met een publieke taak. De eerste bedreiging werd geuit tegen een medewerker van de NS, die verdachte aansprak toen hij hard tegen een raam van de stationshal van Utrecht Centraal Station sloeg. Verdachte reageerde hierop door tegen de NS-medewerker te roepen dat hij hem neer zou steken. Daarna is verdachte in conflict geraakt met twee opsporingsambtenaren (BOA’s) van de NS. Verdachte heeft ook hen bedreigd en hierbij een mes getoond. Uit de aangiftes blijkt hoe bang aangevers zijn geweest dat verdachte hen daadwerkelijk zou steken met een mes. Deze angstgevoelens werden achteraf nog eens versterkt door wat zij zagen gebeuren toen de ter plaatse gekomen politieagenten verdachte probeerden aan te houden. Deze agenten riepen meerdere keren dat verdachte moest blijven staan. Op enig moment stopte verdachte met lopen, draaide zich om en toonde een mes. De agenten riepen meerdere keren dat verdachte het mes moest laten vallen. Dit deed verdachte niet, waarna één van de agenten zijn stroomstootwapen gebruikte. Ook dit hielp niet en verdachte liep met het mes in zijn hand af op één van de politieagenten. De politieagent voelde zich vervolgens genoodzaakt zijn wapen te pakken, een waarschuwingsschot te lossen en, toen verdachte ook daarop niet reageerde, vervolgens gericht in het been van verdachte te schieten. Beide agenten hebben op de zitting op indrukwekkende wijze verteld hoe bang zij zijn geweest en hoe deze gebeurtenis nadien van invloed is geweest op hun werk en privéleven.
Bovendien hebben de bedreigingen en de aanhouding overdag plaatsgevonden op en rondom Utrecht Centraal Station; een tijdstip en plek waarop veel mensen aanwezig waren. Dergelijke bedreigingen met een mes gepleegd op een openbare plek, veroorzaken een inbreuk op het gevoel van veiligheid voor eenieder die daarvan direct of indirect mee wordt geconfronteerd. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte bij zijn aanhouding op 29 november 2020 zich met geweld verzet tegen twee agenten. Verdachte heeft als gevolg hiervan zelf letsel opgelopen. Op 9 maart 2022 heeft verdachte een fles 7-up gestolen uit een restaurant en daartoe de ruit in de voordeur vernield.
Gelet op genoemde strafbare feiten, waarbij het zwaartepunt ligt bij de bedreigingen van 8 mei 2022, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 augustus 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van 19 oktober 2022, uitgebracht door drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater.
Het risico op het plegen van vergelijkbare strafbare feiten schat de psychiater in als ‘ten minste matig’. De psychiater verwacht dat de psychotische stoornis zal blijven bestaan als verdachte zich niet laat behandelen en dat van daaruit de impulscontrole en agressieregulatie ondermijnd blijven. Verdachte is extreem autonomiegevoelig en zal van daaruit sommige vormen van (intensieve) hulpverlening weigeren en zich overmatig verzetten als hij zich gedwongen voelt, zoals bij arrestaties door de politie en/of gedwongen (medicamenteuze) behandeling. De kans op escalatie in de zin van een ernstig gewelddelict wordt als niet zo groot ingeschat, zolang verdachte zich niet in extreme mate gedwongen voelt. Ter beteugeling van het recidiverisico acht de psychiater het noodzakelijk dat verdachte wordt behandeld. Gezien de huidige instabiele psychische conditie van verdachte en zijn zeer
instabiele sociaal-maatschappelijke omstandigheden verdient een klinische behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek de voorkeur boven ambulante behandeling. Vanuit een
klinische situatie zou verdachte verder kunnen stabiliseren en kan er beoordeeld worden hoe hij zijn leven het beste voort kan zetten. Gezien de extreme overgevoeligheid voor verlies van vrijheid is het echter zeer de vraag of verdachte hiermee akkoord zal gaan. Voor wat betreft het risicomanagement zijn in ieder geval behandeling in een klinisch dan wel ambulant kader, het instellen op een antipsychoticum, het niet gebruiken van alcohol, drugs en dexamfetamine en het monitoren op psychotische signalen en op irritatie/agressie minimaal noodzakelijk.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Fivoor van 19 oktober 2022, opgemaakt door L. Pel, reclasseringswerker. De reclassering vindt dat begeleiding en behandeling van verdachte noodzakelijk is. Op basis van de geschetste problematiek schat de reclassering in dat een klinisch plan van aanpak het meest wenselijk is. Daar verdachte hieraan geen medewerking wil verlenen en de situatie dusdanig zorgelijk is, adviseert de reclassering echter tot oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden bestaande uit een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole. De reclassering adviseert de opname in een zorginstelling achterwege te laten indien verdachte hieraan niet wil meewerken.
Verdachte heeft op de terechtzitting benadrukt dat hij niet wil meewerken aan behandeling in een klinische setting. Het is voor verdachte onverteerbaar dat hij hiervoor zijn vrijheid moet opgeven. Verdachte heeft zich wel bereid verklaard mee te werken aan de overige door de reclassering voorgestelde voorwaarden.
De straf
Gelet op de ernst van de strafbare feiten, waarbij het zwaartepunt ligt bij de bedreigingen van 8 mei 2022, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden passend en geboden.
Gelet op de noodzaak om verdachte te begeleiden en behandelen, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en daarbij bijzondere voorwaarden op te leggen. De rechtbank zal van de negen maanden, drie maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren. Deze stok achter de deur zal verdachte ervan moeten weerhouden om dergelijk gedrag nogmaals te vertonen, alsmede hem ertoe bewegen om mee te werken aan het toezicht door de reclassering.
De rechtbank zal daartoe de volgende bijzondere voorwaarden opleggen: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole en inzicht geven in zijn schuldenproblematiek en zonodig meewerken aan schuldhulpverlening. De rechtbank zal de opname in een zorginstelling niet als bijzondere voorwaarde opleggen, omdat de rechtbank er gelet op de uitlatingen van verdachte geen vertrouwen in heeft dat verdachte een dergelijke behandeling in een kliniek succesvol zal afronden. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat verdachte ter terechtzitting inzicht heeft getoond in de ernst van zijn problematiek en dat verdachte oprecht gemotiveerd bleek om te vrijwillig mee te werken aan zijn behandeling en begeleiding. De rechtbank acht in dat licht van belang dat in het rapport van de forensisch psychiater staat beschreven dat verdachte in staat wordt geacht zich te houden aan afspraken, mits hij zoveel mogelijk met rust gelaten wordt. De rechtbank vertrouwt erop dat verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft beloofd, zal meewerken aan de op te leggen bijzondere voorwaarden en zich aan de afspraken zal houden.
De rechtbank merkt tot slot op dat het van groot belang is dat de reclassering een geschikte woonplek voor verdachte vindt. De rechtbank geeft de reclassering daarom in overweging een locatie voor verdachte te vinden waar zo weinig mogelijk externe prikkels voor hem zijn. De rechtbank spreekt het vertrouwen uit dat met het omschreven reclasseringskader de kans dat verdachte zich gewelddadig gedraagt als reactie op gedrag van anderen, zo klein mogelijk is.
De op te leggen straf is lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank ook rekening houdt met de nadelige lichamelijk gevolgen die verdachte heeft ervaren en nog ervaart van het geweld dat bij zijn aanhouding op 29 november 2020 en 8 mei 2022 op hem is toegepast. Hoewel verdachte de toepassing van dit geweld over zichzelf heeft afgeroepen is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiermee ook in enige mate is gestraft.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat, zonder behandeling en begeleiding van verdachte, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Gelet hierop zal de rechtbank, op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden bevelen.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal het bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf.

9.BESLAG

Onder verdachte is een mes (PL0900-2022128883-2987535) in beslag genomen.
9.1.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het mes verbeurd te verklaren.
9.1.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het in beslag genomen mes.
9.1.3 Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een mes (PL0900-2022128883-2987535) onttrekken aan het verkeer. Met behulp van dit voorwerp is het onder 2 en 3 van de zaak met parketnummer 16/115515-22 bewezenverklaarde begaan. Dit voorwerp is gelet hierop van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 410,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het onder 1 van de zaak met parketnummer 16/115515-22 bewezen verklaarde feit.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 410,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het onder 2 van de zaak met parketnummer 16/115515-22 bewezen verklaarde feit.
[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 410,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het onder 2 van de zaak met parketnummer 16/115515-22 bewezen verklaarde feit.
[verbalisant 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.050,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het onder 3 van de zaak met parketnummer 16/115515-22 bewezen verklaarde feit.
[verbalisant 2]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het onder 3 van de zaak met parketnummer 16/115515-22 bewezen verklaarde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn en dat de hoogte van de vorderingen redelijk is. De officier van justitie heeft dan ook verzocht de vorderingen toe te wijzen met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de vorderingen benadeelde partij geen standpunt ingenomen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt allereerst dat vaststaat dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 16/115515-22 rechtstreeks schade hebben geleden.
De benadeelde partijen vorderen allen immateriële schade. Ingevolge artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bestaat recht op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt voorop dat degene die immateriële schade vordert in beginsel met concrete gegevens moet onderbouwen dat sprake is van aantasting in zijn persoon. Echter is in de rechtspraak aanvaard dat van aantasting in de persoon op andere wijze ook sprake kan zijn indien de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde die conclusie rechtvaardigen.
De nadelige gevolgen kunnen zo voor de hand liggen, dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen, zonder onderbouwing aan de hand van stukken.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen gelet op de bijzondere ernst van de normschending door verdachte en gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen recht hebben op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Dit geldt allereerst voor benadeelde partijen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die zich geconfronteerd zagen met verdachte die een mes toonde en, na vergeefs waarschuwen, met dat mes op [verbalisant 1] is afgelopen. De angst bij [verbalisant 1] en [verbalisant 2] was zodanig dat zij een taser hebben ingezet en, na een waarschuwingsschot, een gericht schot hebben moeten lossen. Nu [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] deze ingrijpende gebeurtenis hebben waargenomen en daardoor hebben beseft hoe ernstig hun eigen confrontatie met verdachte was, is de rechtbank van oordeel dat ook zij recht hebben op schadevergoeding.
10.3.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 400,00 voor de immateriële schade die [slachtoffer 1] heeft geleden redelijk is en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. [slachtoffer 1] zal in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien een betaling is gedaan aan [slachtoffer 1] .
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die [slachtoffer 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
10.3.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 400,00 voor de immateriële schade die [slachtoffer 2] heeft geleden redelijk is en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. [slachtoffer 2] zal in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien een betaling is gedaan aan [slachtoffer 2] .
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die [slachtoffer 2] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
10.3.3
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 400,00 voor de immateriële schade die [slachtoffer 3] heeft geleden redelijk is en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. [slachtoffer 3] zal in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien een betaling is gedaan aan [slachtoffer 3] .
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die [slachtoffer 3] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
10.3.4
Benadeelde partij [verbalisant 1]
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 1.050,00 voor de immateriële schade die [verbalisant 1] heeft geleden redelijk is en zal de vordering toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [verbalisant 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.050,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [verbalisant 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien een betaling is gedaan aan [verbalisant 1] .
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die [verbalisant 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
10.3.5
Benadeelde partij [verbalisant 2]
De rechtbank is van oordeel dat een bedrag van € 750,00 voor de immateriële schade die [verbalisant 2] heeft geleden redelijk is en zal de vordering toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [verbalisant 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [verbalisant 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien een betaling is gedaan aan [verbalisant 2] .
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die [verbalisant 2] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis, met parketnummer 16/214840-21, van de politierechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht van 14 december 2021 opgelegde voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 250,00.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de vordering af te wijzen gelet op de financiële situatie van verdachte.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke geldboete ligt daarom in beginsel voor toewijzing gereed. De rechtbank ziet echter aanleiding om de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Gelet op de beperkte financiële middelen van verdachte ligt het immers voor de hand dat verdachte op enig moment vervangende hechtenis moet ondergaan. Dit zal dan een onwenselijke verstoring van het reclasseringstoezicht veroorzaken. De rechtbank vindt dit gevolg, gelet op de geringe omvang van de voorwaardelijke straf, niet opwegen tegen het algemene belang bij de tenuitvoerlegging van opgelegde straffen.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57, 180, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
  • stelt daarbij een
  • als voorwaarden gelden dat verdachte:
1) zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2) ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3) medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
4) zich binnen drie werkdagen na zijn invrijheidstelling meldt bij de reclassering. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
5) zich ambulant laat behandelen door een zorginstelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
6) verblijft bij een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
7) meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
8) de reclassering inzicht zal geven in zijn financiën en schulden en indien nodig zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
Dadelijke uitvoerbaarheid
- beveelt dat de voorwaarden, zoals hiervoor opgenomen,
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 400,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering voor het meer gevorderde bedrag aan immateriële schade;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 400,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan [slachtoffer 1] dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door [slachtoffer 1] zijn gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 400,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering voor het meer gevorderde bedrag aan immateriële schade;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 400,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan [slachtoffer 2] dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door [slachtoffer 2] zijn gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 400,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering voor het meer gevorderde bedrag aan immateriële schade;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 400,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan [slachtoffer 3] dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door [slachtoffer 3] zijn gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [verbalisant 1]
  • wijst de vordering van [verbalisant 1] toe tot een bedrag van € 1.050,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan [verbalisant 1] dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door [verbalisant 1] zijn gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [verbalisant 2]
  • wijst de vordering van [verbalisant 2] toe tot een bedrag van € 750,00;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [verbalisant 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 2] aan de Staat € 750,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan [verbalisant 2] dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door [verbalisant 2] zijn gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/214840-21
-
wijst afde vordering tenuitvoerlegging;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 mes (PL0900-2022128883-2987535);
Voorlopige hechtenis
-
heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Dekker, voorzitter, mr. P.C. Quak en mr. L.M.M. Heppe, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 november 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 16/115515-22
feit 1
hij, op of omstreeks 8 mei 2022, te Utrecht, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden toe te voegen "Ik steek je neer, ik ga je neersteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 2
hij, op of omstreeks 8 mei 2022, te Utrecht, althans in Nederland, [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- meermalen, althans eenmaal tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (dreigend) te roepen: "Ik steek jullie allemaal neer, ik steek jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp (in de richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) te tonen en/of met een mes, althans een een scherp en/of puntig voorwerp (wild) te zwaaien;
feit 3
hij, op of omstreeks 8 mei 2022, te Utrecht, althans in Nederland, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (dreigend) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, te tonen en/of (vervolgens) met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de richting van die [verbalisant 1] te sprinten en/of te (blijven) lopen;
onder parketnummer 10/303844-20
hij op of omstreeks 29 november 2020 te [plaats 2] , zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [verbalisant 3] , brigadier van politie Eenheid Rotterdam en/of een ambtenaar, [verbalisant 4] , brigadier van politie Eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door,
- met gebalde vuisten en zijn armen wijd de trap af te rennen in de richting van die
[verbalisant 3] en [verbalisant 4] en/of
- wild met zijn armen te zwaaien terwijl die [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hem vast pakken;
onder parketnummer 10/060020-22
hij op of omstreeks 9 maart 2022 te [plaats 3] , gemeente Goeree-Overflakkee, een of meer flessen 7-up, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna in de voetnoten wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 mei 2022 BHV-nummer 2022128883, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 145. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 9.
3.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , p. 60.
4.Idem, p. 64.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 11.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 38.
7.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 13.
8.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 22.
9.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 14.
10.Idem, p. 15.
11.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 23.
12.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 16.
13.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 24.
14.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 38.
15.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 100.
16.Het proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 1] , p. 92.
17.Het proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 2] , p. 97.
18.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2022.
19.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 december 2020 met registratienummer PL1700-2020389752, opgemaakt door politie Rotterdam, district Rijnmond- Zuid-West, basisteam Oude Maas, doorgenummerd 1 tot en met 25. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
20.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 7.
21.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2022.
22.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 maart 2022 met registratienummer PL1700-2022071068, opgemaakt door politie Rotterdam, district Rijnmond- Zuid-West, basisteam Haringvliet, doorgenummerd 1 tot en met 35. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
23.Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde partij] , p. 3.
24.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 oktober 2022.