Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 3,
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2,
- de akte vermindering van eis van Mitros van 16 mei 2022,
- de akte houdende producties van Mitros van 29 augustus 2022.
2.Waar gaat het over?
Er is een achterstand ontstaan in de betaling van de huurpenningen. Tevens was de afrekening van de stookkosten 2020-2021 van € 198,88 ten tijde van de betekening van de dagvaarding nog niet voldaan.
3.De beoordeling
[gedaagde sub 1] c.s. aan de betaling van het bedrag van € 5.329,75 op 1 augustus 2022 een bestemming heeft gegeven als bedoeld in artikel 6:43 lid 1 van het BW. Daarom is niet gebleken dat een andere volgorde voor toerekening geldt dan is bepaald in artikel 6:44 lid 1 van het BW.
436,00(2 punten x tarief € 218,00)
4.De beslissing
- € 2.821,93 ter zake van opeisbaar geworden en onbetaald gelaten maandtermijnen tot en met september 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 van het BW over de respectievelijke vervaldata van de maandtermijnen tot aan de dag van de voldoening;
- een gebruiksvergoeding gelijk aan de alsdan geldende maandelijkse maandtermijnen voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen vandaag en de daadwerkelijke ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 van het BW over elke niet (tijdig) betaalde gebruiksvergoeding vanaf de eerste dag van de betreffende maand tot de dag van betaling;